Als je de website van Maarten van der Vleuten (Vught, 1967) ziet, lijkt het alsof je terug in de tijd bent gereisd. Je weet: daar is de afgelopen vijftien jaar niet veel aan veranderd. Zo’n gevoel krijg je ook als je naar de onlangs door R&S heruitgebrachte muziek van zijn alias Integrity luistert. Neem het nummer Intens, dat hij samen met Mike Kivits (Aardvarck) maakte: snijdende, machinale beats met daaroverheen een glijdende synthesizer nemen je zo mee terug naar het begin van de jaren negentig. Tegelijkertijd klinkt het, na al die jaren, nog steeds fris. Het zou bij wijze van spreken iets kunnen zijn dat drie jaar geleden op L.I.E.S. uitkwam, in plaats van in 1992.
In die tijd maakte Van der Vleuten techno en house met een nadruk op melodieën. Dat deed hij onder een legbatterij aan aliassen zoals 48V Phantom Power, Flux en Major Malfunction en DJ Dusk. Maar daarvoor nog begon hij als twaalfjarige met drummen. Eerst in bandjes, later alleen. Met een viersporenrecorder, een piano en een blokfluit, maakte hij zijn eerste liedjes. Uiteindelijk kwam hij, dankzij een abonnement op de Amerikaanse krant The Village Voice, bij house terecht. In die krant stond een artikel over acid disco en in de plaatselijke platenzaak konden ze hem één verzamelplaat verkopen waar het woord ‘acid’ op stond. Hij luisterde en dacht: wat de fuck is dit?
Videos by VICE
Het eerste housefeest in Den Bosch speelde zich af in de Willem Twee, aan de overkant van de Verkadefabriek waar we nu een koffie drinken en praten over zijn carrière. Aardvarck draaide er. Die kende hij al sinds de zomer van 1988, toen hij hem zag draaien in Café Boulevard. House werd er toen mondjesmaat gedraaid, maar dat was nog niet aan iedereen besteed. “Mensen gingen uit protest op de grond zitten. Het verdeelde het publiek echt,” vertelt Van der Vleuten. Af en toe nam hij een demo mee als Aardvarck draaide, om te kunnen horen hoe zijn muziek klonk over een echt geluidssysteem. “Hoe mijn muziek klonk in een club, daar was ik niet mee bezig. Ik maakte het in mijn slaapkamer, en het was toen ook nog geen clubmuziek, het was veel experimenteler, echt muziek om naar te luisteren. Ik had ook een hekel aan disco, het enige waar ik toen op danste was Blue Monday van New Order.”
Ondertussen begon die slaapkamer naar eigen zeggen steeds meer te lijken op een telefooncentrale. “Overal snoeren. Ik had een Korg SQ10-sequencer waar je twaalf noten op kon programmeren. Fucking twaalf noten! Hoefde je niet meer met de hand te spelen. Je kan je dat nu niet meer voorstellen. De eerste computer die ik kocht was een Atari 1040, in 1989. Die had één mb geheugen. Dat was sciencefiction. Niet te beschrijven. Als je nu terugkijkt, vraag je je af hoe je daar blij mee kon zijn.”
Het moet een bijzondere tijd zijn geweest, vol met nieuwe geluiden, futuristische machines en optimistische gedachten. “Ik was geobsedeerd door de mogelijkheden van die apparaten, en de klanken die eruit kwamen. Mooie klanken, maar ook vervreemdende klanken. Het combineren daarvan, dat is altijd mijn ding geweest. Dat je een nieuw geluid kon maken, dat vond ik intrigerend. Het voelde echt als een nieuw tijdperk. Het hing in de lucht: dit gaat de muziek compleet veranderen. Je had ook geen afleiding van het internet of je mobieltje, dus je had alle tijd. Je zat daar met dat apparaat. Er was verder niks.”
Tot 2008 lijkt het alsof Van der Vleuten er een spelletje van maakt om zoveel mogelijk aliassen te bedenken. Daarna besluit hij om verder enkel muziek uit te brengen onder zijn eigen naam. “Al die aliassen, daar was wel een reden voor,” legt hij uit. “Als ik een bepaald genre maakte, of voor een bepaald label iets deed, dan moest dat aan dat label gebonden blijven. Het was best raar ook, als je eerst op Djax deephouse uitbrengt en dan onder dezelfde naam op Apollo een ambient-plaat. Dat zou botsen. Dat vond ik toen. Tegenwoordig kan dat allemaal wel, dat hokjesdenken is er niet meer zo.”
In 2008 veranderde dat, toen een labeleigenaar voorstelde dat hij maar eens iets uit moest brengen onder zijn eigen naam. Hij had een plaat gemaakt met hele duistere, naar eigen zeggen nogal nare ambient, maar de naam waarmee hij aan dat label verbonden was, stond juist in het teken van hele mooie, melodieuze ambient. “Die LP was zo donker, ik kon dat niet onder die naam doen. Toen zei die labelbaas: ‘Dan doe je het toch onder je eigen naam?’ Ik dacht: wat is dat nou. Dat was nog nooit in me opgekomen. Wie gebruikt er nou zijn eigen naam in de muziek? Nou, toen hebben we het erover gehad, en bleek dat er eigenlijk best veel artiesten waren die dat deden. Uiteindelijk beviel het wel, iets uitbrengen onder mijn eigen naam.”
Ondanks dat Van der Vleuten een van de eerste housemuzikanten van ons land is, stapels en stapels aan LP’s en singles uitbracht, samenwerkte met gerenommeerde artiesten als Aardvarck, is hij nooit doorgebroken bij het grote publiek. Als ik hem vraag of dat een bewuste keuze was, zegt hij: “Oh joh, ik had zo bekend willen zijn. Natuurlijk. Je wil toch erkenning? Het rare is, in België kennen mensen me wel, omdat ik als enige Nederlander bij een Belgisch label zat, R&S – ik ben eigenlijk ook de enige Nederlander die daar vanaf het begin bij was.”
De muziek die hij tegenwoordig maakt, laat zien dat hij, in tegenstelling tot zijn website, niet in het verleden blijft hangen. Het is een soort trap, dat dan wel iets minder fris klinkt als wat achttienjarigen tegenwoordig maken, maar het is bijzonder dat iemand met zo’n lange carrière nog op zoek gaat naar uitdagingen en zich laat inspireren door artiesten als XXXTentacion. “Ik heb een zoon, die is achttien, die zit helemaal in de hiphop. Die laat mij dingen horen en dan ben ik helemaal: ‘Oh, die beats! Geweldig.’ XXXTentacion heb ik trouwens zelf ontdekt, via Discogs. Willy Wonka Was a Child Murderer. Tsja, met zo’n titel ga je wel even luisteren.”
In 2014 kreeg Van der Vleuten een licht herseninfarct en dat veranderde iets in hem waardoor hij moeite kreeg met muziek maken. “Dat was heftig. Er werd eigenlijk iets ontnomen wat ik graag doe. Vroeger nam ik zo twee nummers per dag op. Dat kan ik niet meer. Ik heb er nog steeds een beetje last van, maar het is wel wat beter geworden. Het heeft toch tijd gekost voor ik weer met muziek bezig kon zijn. Ik heb echt een opdonder gehad. Ik heb wel ideeën, maar het is lastig om het eruit te krijgen. Ik heb trouwens wel iets nieuws bij me. Wil je het horen?”