Identiteit

Een kijkje in het Parijse café voor subversievelingen en klokkenluiders

Taha Siddiqui, Dissident Club Paris – man wearing a fedora standing in front of a cafe front painted red.

Taha Siddiqui is een man die veel hoeden draagt en vele levens heeft geleefd. Tijdens zijn  carrière als onderzoeksjournalist in Pakistan overleefde Siddiqui een ontvoering en een moordpoging. In 2018 besloot hij met zijn vrouw naar Parijs te verhuizen, om daar een nieuw leven te beginnen. Aangezien hij in Frankrijk afgesneden was van zijn journalistieke bronnen en geen veldwerk meer kon doen, ging hij op zoek naar een nieuwe carrière.

In 2020 startte Siddiqui The Dissident Club, een hedendaags “café littéraire” dat doet denken aan de ontmoetingsplaatsen waar briljante geesten in de negentiende eeuw ideeën uitwisselden. “In Parijs zijn er veel bars met culturele, sociale en politieke activiteiten,” vertelt Siddiqui aan VICE. “Als politiek vluchteling, verbannen journalist en dissident wilde ik mensen zoals ik onder één dak samenbrengen.”

Videos by VICE

Tegenwoordig is Siddiqui zowel de manager van het café als de barman. Hij organiseert evenementen om het werk van journalisten, activisten en kunstenaars die net als hij hun thuisland moesten verlaten onder dreiging van vervolging onder de aandacht te brengen. Met discussies, debatten, conferenties en tentoonstellingen kan hij een veilige ruimte creëren voor dissidenten van over de hele wereld, en tegelijkertijd zijn gasten verlichten en onderwijzen.

In 2022 alleen al werden er 50 landen vertegenwoordigd bij de Dissident Club. Op een dartbord aan de muur hebben journalisten en activisten foto’s van hun vaak ondemocratische leiders geprikt. (Ik zal maar niet zeggen wie er voor het 20-punten vakje hangt.)

“Ik heb een project over transnationale onderdrukking, waarin we praten over het feit dat, zelfs als je in ballingschap bent, je nog steeds belaagd, geïntimideerd en lastiggevallen kunt worden,” zegt Siddiqui. “Wat ik met dit project aan mensen duidelijk wil maken is dat als je in ballingschap gaat, je niet simpelweg een nieuw leven begint. Je blijft hetzelfde leven leven – ja, veiliger, maar nooit in totale veiligheid. Ik wil hier meer bewustzijn over creëren.”

Siddiqui heeft zijn leven in Frankrijk zo goed mogelijk opnieuw opgebouwd, en blijft stukken schrijven voor internationale publicaties, waaronder de Guardian en de New York Times. In maart publiceerde hij de beeldroman Dissident Club: Chronicles of a Pakistani Journalist in Exile, waarin hij praat over vrijheid van meningsuiting en persvrijheid – onderwerpen die hij ook regelmatig op scholen bespreekt.

Maar vanwege het doelwit op zijn rug moet Siddiqui nog steeds oppassen met wie hij in het dagelijks leven omgaat. Pakistan is met een score van 150 van de 180 op de World Press Freedom Index een van de gevaarlijkste landen voor journalisten. Zijn vrienden en familieleden uit Pakistan zorgen ook dat ze niet in het openbaar met hem gezien worden, aangezien bondgenoten van journalisten ook vaak worden aangevallen.

Dat is ook waarom de Dissident Club zo belangrijk is voor Siddiqui. Het kan isolerend zijn om in ballingschap te zijn, dus heeft hij er een persoonlijke missie van gemaakt om connecties op te bouwen tussen politieke vluchtelingen en plaatselijke bewoners.

Daniel Noel, een Fransman en gepensioneerd docent, is een van Siddiqui’s vaste medewerkers. Sinds juni 2018 runnen Noel en zijn vrouw een kunstenaarsresidentie genaamd La Maison des Artistes en Exil (‘Het huis van verbannen kunstenaars’) in het kleine noordwestelijke plaatsje Saint-Briac sur Mer.

Elk jaar ondersteunt het echtpaar de tentoonstellingen van nieuwe kunstenaars en nodigt ze uit om daar te verblijven terwijl ze aan hun projecten werken. Tot nu toe hebben meer dan 50 kunstenaars uit landen over de hele wereld aan de residentie meegedaan, waaronder Syrië, Afghanistan, Palestina, Iran en Oekraïne.

“Dit project is een politieke keuze,” legt Noel uit. “Ik ben geen mensenliefhebber die hulp biedt aan mensen in nood. Na tientallen jaren activisme hebben we besloten dat het voor ons het beste was om individuen te ondersteunen die zijn vervolgd door de politieke regimes waar ze tegen vochten.”

Noel gelooft dat ons begrip van wat een vluchteling is, is uitgehold door ons huidige politieke debat. “Deze mensen ontvluchten hun landen niet zomaar om onderdak te zoeken,” stelt hij. “Ze doen het om te kunnen blijven leven, om zichzelf opnieuw op te bouwen, en om hun strijd met hun kunst na te streven.” Daarom is hij altijd op zoek naar kunstenaars om in contact te brengen met Siddiqui en hun werk in het café tentoon te stellen, of ze nou naar zijn residentie gaan of niet.

De avond dat ik de Dissent Club bezocht was ook de opening van de tentoonstelling van de Wit-Russische schilder Iren Flore. Flore heeft zich al van jongs af aan verzet tegen de overheid van haar land – die vaak de laatste dictatuur van Europa wordt genoemd – en ze besloot op haar zeventiende naar Oekraïne te vertrekken. In 2022 moest ze door het uitbreken van de oorlog haar toevlucht in Parijs zoeken.

Flore zegt dat ze sindsdien moeite heeft gehad om haar werk te presenteren. Ze heeft meerdere Parijse galeries bezocht, maar niemand had interesse in haar werk. De taalbarrière en haar status helpen ook niet bepaald mee, zegt ze.

Ook voor Dasha is het de eerste keer bij de Dissident Club. Dasha, die om veiligheidsredenen deels anoniem wilde blijven, is een politiek betrokken Russische intellectueel die na de Russische invasie van Oekraïne vertrokken is. In haar thuisland kwam ze vaak in aanraking met de politie; er werd zelfs een officiële brief naar haar universiteit gestuurd waarin ze werd beschuldigd van illegaal gedrag.

Na die brief voelde Dasha zich niet langer veilig. Ze nam ontslag bij haar baan en verhuisde naar Frankrijk, waar ze tijdens haar bachelor had gestudeerd, om niet nog verder in de problemen te komen. Voor Dasha biedt een ruimte zoals de Dissident Club de kans om verbinding te maken met mensen met een verhaal dat op het hare lijkt, zonder dat ze telkens haar situatie hoeft uit te leggen.

“De andere mensen hier begrijpen dat het niet heel goed met je gaat en dat je er misschien niet over wilt praten,” zegt ze. “Ik probeer veel met Franse mensen te praten om mijn Frans te verbeteren, maar over het algemeen breng ik mijn tijd met Russen door. Ik vind het nogal vermoeiend om telkens hetzelfde verhaal te moeten blijven vertellen.”

Siddiqui kent deze mentale en emotionele vermoeidheid maar al te goed. Nadat hij werd aangevallen bleef hij terugdenken aan het trauma en moest hij in therapie om zijn ptss te behandelen. “Ik raak soms nog steeds vermoeid, overstuur of depressief bij de gedachte dat ik met mensen moet praten, maar dat hoort erbij,” legt hij uit. “Ik denk dat therapie me heeft geholpen om mijn gevoelens beter te begrijpen.”

Discussies bij de club voelen soms uitdagend of moeilijk, maar de enige manier om je minder alleen te voelen is je open te stellen voor degenen die je het best begrijpen. Siddiqui organiseert met behulp van psychologen ook rondetafelgesprekken over geestelijke gezondheid voor politieke vluchtelingen, naast de vele debatten en performances die open zijn voor het publiek. Zijn uiteindelijke doel is om eenheid te koesteren bij mensen in ballingschap en om de Dissident Club te transformeren tot een toevluchtsoord van steun voor mensen zoals zijn; een plek waar ze thuis kunnen komen, ook al moeten ze in elk ander deel van hun leven allerlei zware omstandigheden navigeren.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE België.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.