coronacrisis

Ik mis mijn ranzige oude leventje met huisgenoten

Plakkerige keukentafels, kapotte wasbakken en huisfeesten – nu de lockdown zo lang duurt begin ik het steeds meer te romantiseren.
Goor
Foto: Robert Hofman

Toen ik nog met huisgenoten woonde, hadden we een hele oude badkamer. Op een dag was de kraan van het wastafeltje zo verroest dat-ie er gewoon afviel en een roodkleurig gat achterliet. Een paar weken later groeide er een plantje uit, wat we eigenlijk heel mooi vonden. We gaven hem water en zetten er foto’s van online. Uiteindelijk was iemand te onzorgvuldig met het water en spoelde het plantje weg.

Advertentie

Volgens vrienden stond deze spruit symbool voor ons huishouden. De wrede manier waarop hij aan zijn einde was gekomen stond voor mij ook voor het eind van een tijdperk – het was tijd om uit het huis te vertrekken.

Eigenlijk vond ik mezelf te oud om nog met huisgenoten samen te wonen, maar in de vijf jaar erna zou ik toch nog in drie gedeelde huizen terechtkomen. Nu heb ik één huisgenoot – ik ben 33, hij 47. We kunnen goed met elkaar door een deur, maar leiden verschillende levens. Dat is beter dan alleen zijn, maar tijdens een lockdown kan één huisgenoot niet je hele sociale leven opvangen. Om een beetje geïnspireerd te blijven heb je toch net wat meer mensen nodig.

Nu ik me regelmatig de pleuris verveel, denk ik met weemoed terug aan hoe het was om mijn woningen met smerige studenten te delen – ik romantiseer het zelfs. Zondagen waren altijd de leukste dagen. Met een handjevol vrienden hingen we op mijn zwarte, leren bank, keken we films uit de jaren tachtig en aten we pittige kippenvleugeltjes. We waren onze kater amper te boven en deden alsof we het verhaal de film prima konden volgen, terwijl we onze tongen verbrandden aan het loeihete vet dat van het beslag droop. ’s Avonds voelden we ons schuldig omdat we weer eens niks voor onze studie hadden gedaan – en daarmee niks voor onze toekomst.

Advertentie

Toen ik in 2009 naar de grote stad verhuisde, vonden een vriend en ik een huis met vier slaapkamers en twee anderen met wie we alles konden delen. Vijf jaar later kon ik mijn huisgenoten niet meer uitstaan – en mijn huis evenmin. Maar in de begintijd was het fantastisch. We deden alles samen: ’s ochtends koffie drinken en ’s avonds bier, samen koken en ook af en toe in alle stilte de krant lezen.

Het leven stelde natuurlijk ook weinig voor. Ik kon zo de hele dag series bingen, als ik dat wilde. Maar ook in drukkere periodes vond ik het zalig om huisgenoten te hebben. Er was altijd iemand in de buurt als je gezelschap nodig had – het was net familie, maar dan zonder de verantwoordelijkheid die daarbij komt kijken. Als we even weg waren, lieten we dat gewoon aan elkaar weten en als iemand voor zondagavond niet thuis was stuurden we er even een berichtje achteraan. Het bracht een betere kant in me naar boven dan elke relatie die ik daarvoor had gehad.

In het weekend zat onze keuken meestal vol met mensen die aan de drugs zaten, dansten of hun sigaret uitdrukten op de kleverige tafel die ooit van mijn grootouders was geweest. Op een gegeven moment werd een van mijn huisgenoten verliefd op een van mijn vrienden, die uiteindelijk in onze berging kwam wonen. Vanaf dat moment woonden we met ons vijven. Hij betaalde geen huur, voerde amper iets uit en studeerde ook niet, maar ging wel aan de lopende band met haar naar bed – en dat hebben we geweten. Ze lieten op weg naar de slaapkamer altijd een heel spoor van rotzooi achter in het huis. We hadden verder niks tegen hun prille liefde, al braken ze soms borden als ze ruzie hadden.

Advertentie

Tijdens de lockdown ga ik zo nu en dan met een vriend wandelen. Dan drinken we wijn, nog meer wijn en bier. Daarna ga ik naar huis, bestel ik sushi en val ik in slaap tijdens het netflixen. En ondertussen stel ik me voor hoe al die samenwonende mensen in hun stinkende keukentje lekker gezellig zitten te doen met hun huisgenoten. Het enige gezelschap dat ik de afgelopen tijd tijdens het avondeten heb gehad, is een flikkerend beeldscherm.

Natuurlijk werd ik soms ook gek van m’n huisgenoten. Een keer heb ik met een van hen drie maanden niet gepraat, om een reden die ik me niet meer kan herinneren. Maar verder stelden onze ruzietjes nauwelijks iets voor en als we al aan het bekvechten waren, maakten we het daarna goed met een biertje. Nu kan ik me überhaupt niet eens herinneren wanneer ik voor het laatst ruzie heb gehad.

Ik vind het heerlijk dat ik me niet elke dag meer druk hoef te maken om de aangekoekte vaat en opgehoopte restjes haar in het doucheputje. Dat ik me niet meer schuldig hoef te voelen als ik te lang in bad zit. En dat ik überhaupt een bad heb. Maar ik mis het wel om me op een plek te begeven waar je meer dan één persoon kunt zien zonder dat je daarvoor het huis hoeft te verlaten.

In mijn laatste gedeelde huis organiseerden we een afscheidsfeestje. Onze huisbaas had gezegd dat hij de hele boel zou renoveren, dus onze gasten mochten kapotmaken wat ze maar wilden. We deelden stiften uit waarmee ze op de muren konden schrijven en ze mochten het behang omlaag trekken. Toen voelde het goed om iets ouds te vernietigen, zodat er iets nieuws voor in de plaats kon komen. Maar nu denk ik vooral: had ik het maar nooit achter me gelaten.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk bij VICE Duitsland.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.