Tech

Er moeten regels komen voor het verspreiden van leven buiten de aarde

tardigrade

Op 11 april crashte de Israëlische sonde Beresjiet op de maan. Dat had niet alleen het gevolg dat er allemaal stukjes metaal en losse bouten op het landschap verspreid lagen; op het wrak zaten ook duizenden beerdiertjes, meercellige beestjes van ongeveer een halve millimeter lang die vrijwel alles kunnen overleven – van extreme temperaturen tot lange periodes zonder voedsel en water. En de kans is ook groot dat ze de crash hebben overleefd.

Dat zou indrukwekkend zijn, maar het vormt ook een broodnodige aanleiding om onze ruimtevaartregels eens goed onder de loep te nemen.

Videos by VICE

“We moeten niet zomaar rigoureus een onderzoek starten,” zegt ruimtevaarttechnicus Natalie Panek in een bericht op Twitter. Eigenlijk zou je volgens haar dezelfde regels moeten hanteren als bij wilde dieren op aarde. “We moeten de omgeving die we onderzoeken respecteren, dus er zo min mogelijk impact op hebben.”

Beerdiertjes, die ook wel waterbeertjes en mosbeertjes worden genoemd, zijn piepkleine wezentjes met acht poten op hun relatief mollige rompjes. Ze hebben niet alleen een leuke naam, maar ook enorm veel overlevingskracht. Als ze in een droge omgeving terechtkomen, kunnen ze ze zichzelf volledig uit laten drogen en in een tien jaar lange winterslaap brengen, om vervolgens weer tot leven te komen als ze een uur blootgesteld raken aan water. Ze kunnen ook gigantische hoeveelheden druk weerstaan, en in de ruimte overleven – in 2007 overleefde er althans een groep beerdiertjes die aan boord waren van een missie van de Europese Ruimtevaartorganisatie.

“De crash is een belangrijk moment,” zegt Panek, die nogmaals benadrukt dat voorzichtigheid is geboden – zeker als je bedenkt dat wij mensen nogal wat rotzooi hebben achtergelaten op de maan (waaronder vlaggen, kunst en een hoop zakken met menselijke uitwerpselen). “Het laat zien hoe belangrijk het is dat we de ruimtevaart vanuit meerdere perspectieven gaan bekijken, er een kader voor vormen, en we goed moeten nadenken over de impact van onze ruimteverkenningen.”

De Israëlische sonde, afkomstig van het Israëlische private ruimtevaartbedrijf SpaceIL, moest voor de eerste commerciële maanlanding zorgen. Eerder deze maand schreef het Amerikaanse blad Wired dat de sonde een paar duizend gedroogde beerdiertjes aan boord had van de Arch Mission Foundation. Deze Amerikaanse organisatie had een schijf meegestuurd ter grootte van een dvd, een soort archief met onder andere muziek, boeken en taalhandleidingen erop – het idee was om later onze verre afstammelingen iets te kunnen vertellen over de huidige menselijke beschaving. En daar zaten dus ook deze beestjes bij. Ze zouden nu nog steeds in hun winterslaap zitten, maar de kans is aanwezig – en zelfs groot – dat ze met een beetje water weer zo tot leven kunnen worden gewekt.

“We moeten voorkomen dat mensen die het meeste geld hebben zomaar kunnen doen wat ze willen.”

Het is niet verboden, maar toch voelt het idee dat een privaat bedrijf per ongeluk levende wezens op de maan verspreidt zonder enig toezicht of openheid – de organisatie vertelde later pas dat ze aan boord waren – wat ongemakkelijk. Overheden moeten zich aan protocollen houden om andere planeten niet zomaar te vervuilen, maar er zijn geen wetten die zulke beperkingen opleggen aan particuliere partijen. Maar dat kunnen we veranderen.

“We kunnen gewoon proactiever zijn, in plaats van reactief,” zegt Panek.

Astrobioloog en ruimtebeleidsadviseur Monica Vidaurri is het daarmee eens. “Dit zou een waarschuwing moeten zijn, want het kan zo nog een keer gebeuren,” zegt ze. “We moeten elkaar verantwoordelijk blijven houden voor dit soort dingen, en risico’s uitbannen. We moeten voorkomen dat mensen die het meeste geld hebben zomaar kunnen doen wat ze willen.”

Dat betekent niet dat we meteen moeten kappen met ruimte-onderzoek, of zulke strikte wetten moeten opstellen die amper te handhaven zijn, zeker aangezien het internationale recht ook zo simpel nog niet is. In plaats daarvan zouden we deze beerdiertjeslozing moeten zien als aanleiding om het meer te hebben over hoe we naar de ruimte afreizen.

“Ruimtevaart is bij uitstek iets waar we internationaal gezien op een vreedzame manier over kunnen praten,” zegt Vidaurri. Ze hoopt dat de schadelijke retoriek die we op aarde gebruiken zich niet zal uitbreiden naar de ruimte. “We moeten dit samen doen. Ik vind het zorgwekkend dat sommige partijen meer aan hun eigen hachje lijken te denken.”

Dat gaat volgens Panek ook op voor het risico van publiek-private samenwerkingen en de groeiende rol van commerciële ruimtevlucht. “Nu er steeds meer private ruimtebedrijven hun sporen willen achterlaten, of de eerste willen zijn, is het des te belangrijker dat we het meer gaan hebben over de ethische kant – dat zou bovenaan het prioriteitenlijstje moeten staan.”

In deze tijd kan iedereen met genoeg geld zo naar de maan vliegen om er willekeurige dingen mee naartoe te nemen, of het nou gaat om een kunstwerk of een lading onaangekondigde beerdiertjes. Om van daaruit naar een situatie te gaan waarbij we gezamenlijker bepalen wat we allemaal de ruimte in zeulen en wat niet wordt lastig, maar niet onmogelijk. De baan rond de aarde zit vol met allerlei menselijke creaties, van militaire hardware tot communicatiesatellieten van landen en bedrijven over de hele wereld. Samen zitten ze in een grote dans rond de aarde waarbij ze botsingen proberen te voorkomen, en dode stukjes satelliet verwijderen zodat ze geen bedreiging voor elkaar vormen.

“Ik hoop dat we onze grenzen blijven verleggen, maar ondertussen wel de lastige vragen blijven stellen,” zegt Panek. “Dat we de tijd nemen om na te denken over de gevolgen van onze acties en een balans vinden in wat onze ruimteverkenningen opleveren en wat we bereid zijn om op te offeren.”

Dat klinkt als een flinke opgave, maar het kan klein beginnen. Vidaurri is optimistisch dat de beerdiertjeslozing daar de perfecte aanleiding voor kan zijn. “Wetten veranderen het snelst als mensen erover praten,” zegt ze. En iedereen die dit moment gebruikt om eens goed over zijn of haar eigen impact na te denken, heeft het vermogen om deze gesprekken voort te duwen.

“Het kan met iets heel simpels beginnen, zoals het schrijven van je eigen ethische standaarden,” zegt ze. “Zodat we met z’n allen veel meer stil gaan staan bij de ethiek en veiligheid van ruimtevaart, en het er collectief over eens worden dat we niet meer zulke stomme fouten gaan maken.”

Om dit uiteindelijk om te zetten in wetten is nog wel een flinke stap verder. Toen in 1967 het Ruimteverdrag werd aangenomen waren er geen grote herzieningen ten opzichte van de jaren daarvoor, ondanks dat de ruimtevaart in korte tijd enorm was gegroeid. Nog frustrerender is dat het voor landen die aan ruimtevaart doen niet verplicht is om zich hierbij aan te sluiten, en er geen andere manier is om dit voor elkaar te krijgen dan politieke druk. Het is onduidelijk of soortgelijke regels universeel kunnen worden toegepast op onafhankelijke private ruimtebedrijven die niet vrijwillig mee willen doen.

Het is te laat om iets te doen voor de beerdiertjes op de maan, behalve dat we ze op een gegeven moment zouden kunnen verzamelen om te kijken of ze er ook op lange termijn kunnen overleven (en we ondertussen wat zakken stront mee terugnemen). Maar het is zeker niet te laat om beter over de toekomst van de ruimte na te denken, en de maan verdient het om op dezelfde manier behandeld te worden als de natuurgebieden op aarde.