Mijn angst om over te geven: de nachtmerrie van een leven met emetofobie

FYI.

This story is over 5 years old.

geestelijke gezondheid

Mijn angst om over te geven: de nachtmerrie van een leven met emetofobie

De gedachte die de hele dag (en soms zelfs in mijn slaap) door mijn hoofd spookt: 'Ga ik kotsen vandaag?' Het antwoord is altijd 'ja'.

Foto via Flickr-gebruiker dirtyboxface.

Het was de wortel waar ik lijp van werd. Tussen alle schilderijtjes van blije stukken fruit en groente hing de kinderlijk geschreven boodschap 'hou de buurt gezond'. Er hingen nog veel meer oude basisschool-schilderijtjes, maar die wortel voelde als een stomp in mijn maag. Hij lachte naar me, daagde me uit.

Ik stond voor de deuren van de psychiatrische kliniek.

Advertentie

Ik had alles 'goed' gedaan die ochtend, toch duurde het een uur om hier te komen. Het zou hooguit 30 minuten moeten duren. Ik had mijn saaie, onschuldige pap gegeten. Ik had een flesje water gevuld. Ik had mijn plastic zakje voor als ik ziek zou worden netjes opgevouwen. Ik had de kauwgom bij me waar ik dagelijks op vertrouw om smaakjes te verwijderen waar ik mogelijk van ga kotsen. Toch voelde ik die al te bekende angst opzetten toen ik de deur opendeed om mijn huis te verlaten.

Ik zie mezelf als een eenzame, rebelse kotskrijger. Ik heb al bijna drie jaar ernstige emetofobie, maar ik heb er in verschillende vormen al meer dan tien jaar last van. De gedachte die de hele dag (en soms zelfs in mijn slaap) door mijn hoofd spookt: 'Ga ik kotsen vandaag?' Het antwoord is altijd meteen: Ja, ik ga kotsen.

Dit was drie jaar lang elke dag mijn belangrijkste gedachte. De misselijkheid is echt en maakt me ziek. Dat ik het plotseling warm krijg, het koude zweet me uitbreekt en ik begin te trillen, wijst er allemaal op dat ik ga overgeven.

Dit is het moment waarop ik ga overgeven. Mijn lichaam doet dit. Ik kan er niet aan ontsnappen. Ik zit hierin gevangen. Ik ga overgeven. Ik ga overgeven. Ik ga overgeven.

Ik ben nu 24 en heb in mijn leven in totaal vier keer overgegeven.

Ik volg een strikt dieet van veilig, saai voedsel, omdat ik niet het risico wil lopen op een voedselvergiftiging. Ik ben hypergevoelig voor hygiëne en was mijn handen veel vaker dan noodzakelijk. Als de mensen met wie ik woon uit huis zijn, ga ik met antibacteriële doekjes alle deurklinken en kranen te lijf.

Advertentie

"Ik ben niet bang om dood te gaan, want als je dood bent, kots je niet"

Elke winter is een apocalyptische nachtmerrie zodra de eerste berichten verschijnen over rondwarende buikgriep. Voor mij zijn die berichten te vergelijken met als je tegen een normaal persoon zegt: "Hey! Er zit een man met een machete in je tuin verstopt. Hij is besmeurd met het bloed van zijn vorige slachtoffers. Jij bent zo aan de beurt." Ik weet dat het raar is, en ik weet dat het irrationeel is, dank je.

Een jaar geleden heb ik maandenlang gefantaseerd over zelfmoord, omdat ik niet om kon gaan met de constante, nimmer aflatende angst en misselijkheid. Ik ben niet bang om dood te gaan, want als je dood bent, kots je niet. En zelfs als je dat wel zou doen: je bent dood, dus je merkt er niks van. Ik had alles tot in detail gepland. Het idee dat ik zou sterven, was – en is dat tot op zekere hoogte nog steeds – draaglijker dan overgeven. Het enige dat me door deze periode sleepte, waren mijn ongelooflijk begripvolle vrienden, therapeuten en psychiaters.

Op dat moment hielden ook mijn hersenen het voor gezien. Ik kwam er vrij snel achter dat mijn hersenen nog maar twee standen hadden: chronisch overwerkt of überhaupt niet functionerend. Ik kon kennelijk niet omgaan met de overgeeffobie-bullshit. Mijn hoofd besloot op eigen gelegenheid een enkeltje naar het gekkenhuis te boeken. Ik begon intense depersonalisatie te ervaren.

Advertentie

Ik liep rond als een buitenaards wezen. Ik kon andere mensen wel zien, maar ik kon geen contact met ze maken. Ik kon nauwelijks een gesprek gaande houden en had veel moeite om iemand aan te kijken. Ik weet nog dat ik door het gangpad van een supermarkt liep en dacht dat niets om mij heen echt was, dat ik ook geen persoon was. Het was niet de eerste keer dat ik last had van depersonalisatie, maar eerder duurde het telkens maar een paar minuten, nu ging het niet meer weg.

De diagnose: depressie. Ik geloofde dat niet helemaal. Ik zat niet de hele dag in mijn kamer te huilen. Naïef als ik was, dacht ik dat dat een depressie was. Ik was niet verdrietig. Ik voelde helemaal niks. Alsof ik wel bestond, maar niet leefde. Zelfs in de donkerste momenten van die depressie, ging de angst om over te geven nooit weg. Ik bleef het gevaar acuut voelen.

Na deze periode duurde het enkele maanden totdat ik antidepressiva ging en ook bleef gebruiken. Vervolgens lag ik een paar maanden doodstil en plat op mijn bed om te voorkomen dat er een beetje kots uit mijn mond zou lekken. Ik huilde stilletjes na elk pilletje in afwachting van door de medicijnen opgewekt braaksel.

Want ja, dat was het hilarische: de antidepressiva die ik kreeg had als ‘veel voorkomende’ bijwerking misselijkheid. Na mijn eerste tablet bracht ik de hele nacht al trillend en huilend door in mijn verduisterde kamer. Verduisterd voor het geval dat iets lichts en gekleurds mijn overweldigende misselijkheid nog verder zou aanwakkeren. Ik vroeg mijn lichaam wanhopig niet toe te geven.

Advertentie

"Ik geloof dat ik op het punt sta om alles met een tsunami aan kots te bedelven"

Een paar van mijn vrienden merkten wel op dat er iets mis was toen ik depressief werd. Eentje zei dat mijn gezicht veranderd was, dat ik er gewoon ‘niet goed uitzag’, maar tot dat moment wisten eigenlijk heel weinig mensen van mijn mentale gezondheid. Mensen die het wel wisten, waren erachter gekomen omdat ze toevallig in de buurt waren terwijl ik een paniekaanval kreeg.

Tijdens zo'n bui geloof ik dat ik op het punt sta om alles met een tsunami aan kots te bedelven en kan ik er geen fuck meer om geven. Als ik mezelf dan probeer uit te leggen, ratel ik een stuk door. Ik vertel dat ik niet uiteten kan gaan, dat ik weinig eet, dat ik niet meer reis en dat mijn leven verwoest is door mijn obsessies.

Terwijl ik een eind in de rondte blaat, blijf ik naar de deur kijken en maak ik de afweging of ik deze kamer ga onder spugen, het toilet, of dat ik ervoor naar buiten ga. Als ik naar buiten ga, ben ik misschien niet op tijd, maar als ik hier blijf, zien andere mensen me overgeven. Elke optie is een nachtmerrie. Mijn gedachten slaan op hol en ik blijf doorratelen over hoe mijn paniek voortkomt uit wanhoop. Ergens hoop ik dan dat mijn angst zal verdwijnen, doordat ik het vertel aan iemand. Dat ik minder gestoord lijk als ik het maar uitleg. Als de paniek over is, voel ik acuut vreselijke spijt dat ik iemand anders heb verteld over mijn fobie.

Reizen is een constante worsteling dankzij mijn psychosomatische wagenziekte. Ik doe er twee keer zo lang over om ergens te komen, omdat ik continu het verlangen moet onderdrukken om naar huis te rennen, voor het geval mijn misselijkheid om zou slaan overgeven. In een restaurant eten is alsof je vraagt of ik op een koord wil dansen boven een meute hongerige haaien.

Ik drink geen alcohol en ga niet meer stappen. Ik eet geen gekookt voedsel tenzij ik zeker weet dat ik de rest van de dag niet meer naar buiten hoef – mocht ik er voedselvergiftiging van oplopen. Ik neem altijd een eerdere bus en loop om. Zo vermijd ik dat ik ga overgeven bij grote groepen mensen, of dat iemand anders gaat overgeven waar ik bij ben. Ik doe alles waarvan mensen die niets van mijn fobie weten waarschijnlijk denken dat ik ongelooflijk awkward ben.

Ik heb zoveel belangrijke momenten en gebeurtenissen gemist door deze fucking belachelijke fobie. Maar mijn hersenen zijn in ieder geval weer operationeel. Ik heb nieuwe antidepressiva die misselijkheid voorkomen en slaap stimuleren. Nu word ik nog maar een of twee keer in de week midden in de nacht wakker in doodsangst dat ik ga overgeven. Het is een godswonder. Inmiddels zit ik bijna een jaar aan de medicatie en hoewel ik soms niet aan mijn gedachten kan ontsnappen, voel ik me wel als een levend persoon. Dat is voor mij vooruitgang.

Op dit moment volg ik exposure therapie voor de overgeeffobie. Ik kan naar plaatjes kijken van brakende mensen zonder te huiveren. En ik kan naar overgeefvideo's kijken zonder dat ik uit het raam wil springen. Denk ik dat ik fysiek aanwezig kan zijn bij iemand die aan het kotsen is? Nog niet, maar uiteindelijk wel. Ik voel me nog elke dag misselijk, maar dat kan ik mee leven. Langzaamaan is er licht aan het einde van de tunnel.