Een langere versie van dit artikel verscheen eerder in TRANS, een jaarlijkse magazine over genderidentiteit, gemaakt door transgender redacteuren en fotografen. Kijk voor meer informatie op transmagazine.nl.
In de lente van 2021 begon de Instagrampagina VUgendermistreatment, waarop problemen binnen de genderkliniek worden aangekaart. Naast verhalen over ellenlange wachtrijen en de aansturing op binaire transities (dat wil zeggen: je moet je heel ‘mannelijk’ of juist heel ‘vrouwelijk’ gedragen) vertelden veel trans mensen ook dat het hebben van een diagnose autismespectrumstoornis (ASS) als een gegronde reden wordt gezien om transitieperiodes veel langer te laten duren, en soms zelfs om een transitie helemaal tegen te houden. In posts op Instagram zeggen trans personen dat behandelaars van VUmc als reden hiervoor geven dat zij vrezen dat genderidentiteit bij mensen met ASS een gevolg kan zijn van fixatiegedrag – dat zij een hyperfocus hebben op gender, in transitie gaan, en daarna spijt krijgen van de behandeling. Dit is een opvallend gegeven, zeker omdat uit onderzoek blijkt dat veel trans personen een diagnose ASS hebben.
Videos by VICE
Sinds ik uit de kast ben als non-binair en ik met ASS ben gediagnosticeerd, besef ik dat de gevoelens die te maken hebben met mijn genderidentiteit en autisme in verband staan met elkaar. Ik heb het zelf nooit als iets negatiefs ervaren, maar juist als twee delen van mij die goed op elkaar aansluiten. Het is vervelend om te lezen dat deze connectie niet altijd als iets goeds wordt gezien. Dit besef wordt bevestigd door onderzoek van onder andere de VU Amsterdam, waaruit blijkt dat opvallend veel gender non-conforme mensen ook neurodivers zijn.
In gesprekken met vrienden probeer ik soms uit te leggen dat de twee verband houden met elkaar, maar vaak mis ik de woorden om te beschrijven waarom het verband ertussen zo logisch is. Om te begrijpen hoe andere gender non-conforme ASS’ers hierover denken, sprak ik met Jo en Jasse. Hoe ervaren zij de connectie tussen de twee? En hoe gaat de genderkliniek om met een transitiewens wanneer je een diagnose ASS hebt?
Jo (30) is agender en weet nu zo’n vijf jaar dat hen autistisch is.
“Ik heb niets met het hele idee van gender, het zegt me simpelweg niets. Ik heb me nooit vrouw of man gevoeld. Ik heb het op allerlei manieren geprobeerd te voelen, door me heel vrouwelijk en heel mannelijk te kleden, maar ik voel er nergens een connectie mee. Ik vind het vervelend wanneer mensen me meisje of mevrouw noemen, dan heb ik last van dysforie. Voor de rest valt dit gelukkig erg mee bij mij, en ik hoef dus ook niet naar de genderkliniek.
Vijf jaar geleden was ik bij een psycholoog van een GGZ-instelling die mij behandelde voor mijn somberheidsklachten. Zij testte mij op ADD, maar toen zij de uitslag met collega’s besprak concludeerden ze dat het ASS was. Ik ben blij met die diagnose omdat ik mezelf nu niet meer de schuld geef van sociale dingen die niet goed gaan. Dingen als: waarom kan ik geen vrienden maken, waarom gaat oogcontact of een gesprek niet vanzelf. Nu weet ik dat ik niet stom of dom ben, maar dat het hoort bij wie ik ben en dat dat prima is.
Ik denk dat het verband tussen ASS en genderidentiteit te verklaren is omdat genderregels ook sociale regels zijn. Want waarom zou een persoon met een vagina zich alleen op de ene manier gedragen, en een persoon met een piemel op een andere? Het is iets dat we bedacht hebben, net zoals de regel dat we elkaar drie zoenen op de wang moeten geven bij een verjaardag. Voor autisten is het weer een van die sociale regels die je niet snapt en waar je maar aan mee doet omdat het zo hoort. Zo was het in ieder geval voor mij. Ik heb een heel analytisch brein, ik wil altijd alles snappen en uitvogelen. Voor mij is mijn non-binariteit een voorloper op hoe ik hoop dat de wereld straks werkt: lekker jezelf zijn, zonder daar een labeltje aan te hangen. Daar doe ik alvast niet aan mee.
Ik snap ergens wel dat het VUmc bang is dat wij een hyperfixatie hebben op gender, maar als je een beetje goede psychologen hebt, dan prik je daar toch zo doorheen? De intelligentie en integriteit van personen met autisme wordt onderschat. Alsof je dan niet weet wat goed is voor jezelf. Het voelt voor mij, als hoogopgeleide en zelfstandige autist, een beetje als een belediging dat ik niet voor mezelf zou kunnen denken.
Ik kan me wel voorstellen dat sommige trans personen die niet autistisch zijn de connectie tussen de twee niet altijd fijn zullen vinden. Het suggereert dat trans zijn te maken heeft met een ‘mentale afwijking’. Autisme is geen ziekte of iets ergs, maar de buitenwereld doet dat wel zo overkomen. En dat roept toch weer bepaalde stigma’s op.”
Jasse (31) weet sinds 2012 dat die autistisch is en is begin 2020 bij de genderkliniek begonnen met zijn transitie.
“Op een festivalcamping had ik een gesprek met iemand die mij vertelde over hun aspergerdiagnose. Diegene zei toen: maar dit hoef ik jou allemaal niet uit te leggen, want dat heb jij toch ook. Dat sloeg in. Ik ben er toen meer over gaan lezen en ik herkende veel. Daarna heb ik mij aangemeld bij het Autisme Team Noord-Nederland.
Ik vind het lastig om uit te leggen hoe het verband tussen ASS en gender voor mij werkt, maar het heeft zeker met de sociale rollen te maken. Als je van jongs af aan afwijkt van de norm, door autisme of wat dan ook, leer je jezelf op een bepaalde manier beter kennen. Je komt los van verwachtingen en sociale regels, want je bent toch al anders. Ik vermoed dat wel meer mensen zijn die zich niet per se man of vrouw voelen, maar hier nooit echt bij stilstaan omdat er geen aanleiding toe is. Dat hoeft natuurlijk geen probleem te zijn, tenzij er sprake is van dysforie.
Dat was bij mij wel het geval. Ik heb veel dysforie gehad en ben in transitie richting een meer masculien uiterlijk. Ik heb afgelopen jaar een dubbele mastectomie gehad en ben met testosteron begonnen.
Het contact met de genderkliniek heb ik als vrij moeizaam ervaren. Het was een onduidelijk proces – zo heb ik bijvoorbeeld mede door mijn autisme veel stress ervaren omdat het tijdschema, de volgorde en inhoud van het traject niet helder waren omschreven. Ook de wisseling van behandelaars en mensen binnen het genderteam die elkaar tegenspraken waren lastig voor me. Het werd me moeilijk gemaakt om in transitie te kunnen gaan. Een behandelaar zei dat ik eerst aan mijn autisme zou moeten werken voordat ik verder mocht gaan. Ik heb toen geprobeerd uit te leggen dat ik niet verwachtte dat daar veel winst in te behalen was – ik heb geen last van mijn autisme, maar van mijn dysforie. Omdat ik geschrokken was van de houding van die behandelaar, heb ik mijn ouders ingeschakeld. Mijn vader is vervolgens met me meegegaan tijdens een consult, zodat ook hij kon benadrukken hoeveel ik onder mijn dysforie leed en dat ik daar hulp bij nodig had. Dat heeft waarschijnlijk wel geholpen om het traject sneller te laten verlopen.
Ik had het prettiger gevonden als de behandelaar mij open had gevraagd in hoeverre ik een connectie voel tussen mijn autisme en mijn genderidentiteit. Dat is een prima vraag en daar kun je iets mee. Maar vrij hard stellen dat ik aan mijn autisme moet werken zonder concreet te noemen waaraan ik precies zou moeten werken, heb ik als vervelend en kleinerend ervaren. Het deed afbreuk aan het gevoel van zelfregie.”