FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Het schuldgevoel van de oudste broer

Als ik mijn broertjes niet kon beschermen tegen mijn vader, wat hadden ze dan aan me?

Mijn moeder had jarenlang een foto op haar koelkast hangen. Hij was genomen op de negende verjaardag van mijn broertje Kris. Hij, mijn twee andere broers Chase en Luke en ik waren net terug van de bioscoop, waar we de verfilming van Lynne Reid Banks' ongetwijfeld racistische kinderboek Indian in the Cupboard hadden gezien. Mijn broers grijnzen allemaal breed op de foto, blij en vol jeugdige energie en verjaardagsvreugde. Ik sta ietsje van hen af, met mijn armen over elkaar, en een duidelijk gespeelde en overdreven frons op mijn gezicht. Ik was boos omdat ik, ondanks dat mijn broertje de jarige was, per se naar Mortal Kombat wilde (een esthetische keuze waar ik nog steeds achter sta), en bleef de rest van de dag mokken omdat we naar een andere film waren gegaan.

Advertentie

De foto zit me dwars, omdat ik bang ben dat dit beeld de essentie vat van het soort broer dat ik ben. Er is ook een homevideo van mijn broer en ik (vier en vijf jaar oud) in bad. Ik roep naar mijn moeder: "Kijk naar mij, kijk naar mij, mama!" Ik had net ontdekt hoe ik mijn haar nat kon maken door me voorover te buigen, zodat ik niet ver achterover in het bad hoefde te leunen om mijn haar te wassen, en deze ontdekking moest van mij worden vastgelegd voor het nageslacht. Dus filmt mijn moeder me terwijl ik triomfantelijk mijn haar op deze nieuwe manier natmaak, maar wanneer ik weer overeind kom, ram ik per ongeluk mijn zachte kinderhoofdje tegen de kraan, wat resulteert in tranen met tuiten bij mij en geschrokken verwarring bij mijn broertje. In beide taferelen zie ik alleen mijn falen als oudere broer. Ik zie een zeurderig narcistje, een zelfzuchtig kind dat constant in het middelpunt van de belangstelling wil staan en de (ouderlijke) aandacht wegtrekt van mijn broertjes.

Mijn broers en ik werden allemaal vlak na elkaar geboren: ik in 1986, Kris in 1987, Chase in 1988, en Luke als laatste in 1990. Onze persoonlijkheden ontwikkelden zich in verhouding tot elkaar: ik ben de aandachtstrekker; Kris is de rust zelve, een chef en een getalenteerde muzikant die van funk houdt; Chase is de serieuze, bedachtzaam en stil, een vakman die graag met zijn handen werkt; en Luke is natuurlijk de benjamin, geliefd en verwend, en misschien wel de minst angstige van ons vieren – of tenminste de enige die snowboardt.

Advertentie

Ik heb een ideaalbeeld van een grote broer in mijn hoofd  zitten waar ik nooit aan zal voldoen. Het ideaal is een gulle en coole broer die als eerste zijn rijbewijs haalt en stiekem zijn broertjes afzet bij feestjes, ze nieuwe muziek laat horen en – het allerbelangrijkste  – fungeert als hun stille beschermer, een wakend oog dat op ze let in de gangen van de middelbare school en thuis. Ik stel me ook voor dat bandana's een onmisbaar onderdeel van de garderobe van deze droombroer zijn.

Misschien doordat we zo weinig scheelden in leeftijd, leek ik in de verste verte niet op deze ideale broer. Ik haalde mijn rijbewijs pas na Kris en Chase, en was sowieso niet cooler. De eerste keer dat ik alcohol dronk zat ik net op de middelbare school. Mijn broertje Kris en een vriend waren stiekem slokjes aan het nemen uit een fles rum die in onze koelkast lag. In een vlaag van prepuberale FOMO besloot ik dat ik mee wilde doen. Voordat ik een slokje nam, weet ik nog dat de vriend van mijn broertje zei: "Ik dacht dat je zei dat je broer niet zou durven." Ik zou beledigd hierdoor zijn geweest als ik niet te druk was met water achterover klokken om al het bewijs van mijn slechte gedrag weg te spoelen.

Ik was ook geen goede beschermer voor mijn broers; ik had eerder zelf bescherming nodig. Het 'grote'-aspect van de grote broer zijn, gold voor mij alleen qua leeftijd: al mijn broers zijn veel groter dan ik, met spieren en vet in plaats van mijn iele postuur. Dit werd overduidelijk in het laatste jaar dat ik nog thuis woonde. Mijn broer Chase en ik waren een keer aan het stoeien. Toen Chase me op de grond smeet en schrijlings op me ging zitten, klaar om me tot moes te slaan, realiseerde ik me dat hij veel sterker was geworden dan ik. Ik werd gered van een pak slaag door Kris, die tussenbeide kwam en Chase van me af duwde.

Advertentie

Zoals je wel vaker hoort bij broers, gingen we als kind regelmatig met elkaar op de vuist – stoeipartijen waren bij ons aan de orde van de dag. Maar soms had het geweld een scherper, gestoorder randje dat hintte naar onderliggende problemen. Kris moest een keertje naar het ziekenhuis omdat Chase hem recht in het oor had gestoken met het zwaard van een actiefiguur. Ik weet nog dat Luke een keertje doordraaide tijdens een potje rollerhockey op straat, en wild met zijn stick in het rond begon te maaien naar iedereen die het waagde bij 'm in de buurt te komen. Ik herinner me nog dat ik een keer, gedreven door een vlaag van duistere woede, Kris aanviel in zijn slaap.

Het is gek. Ik kan me niet meer herinneren wat de aanleiding was voor deze uitbarstingen. Welke plagerijtjes of scheldwoorden eraan vooraf gingen, wat de aanleiding was waardoor we ons geduld verloren – alleen de hete flits van woede is me bijgebleven. Er is nog een herinnering die er denk ik mee te maken heeft. In een van zijn gestoorde pogingen om ons in het gareel te krijgen, gaf mijn vader ons allemaal een pak voor de billen met een dun stuk hout. De klappen waren niet het ergste. Het ergste was dat we op een rijtje moesten gaan staan, en een voor een werden geslagen. Ik stond als laatste in de rij en keek toe terwijl mijn broers ervan langs kregen, terwijl ik braaf stond te wachten, bang voor wat er komen zou.

En dit is waar het gevoel dat ik tekortschoot als oudere broer vandaan komt. Ik heb hen nooit beschermd tegen mijn vader. Mijn vader is cokeverslaafd en gedroeg zich ook zo. Hij verdween soms dagenlang, hield manische monologen over de doelen en dromen die we zouden moeten najagen – zo had hij een keer bedacht dat we met z'n vieren een boyband moesten vormen. En hij werd soms woedend op ons, kon van het ene op het andere moment opeens tegen ons gaan brullen over onze fouten en tekortkomingen.

Advertentie

Ik ben nooit tegen mijn vader in gegaan. In plaats daarvan bleef ik stilletjes in dat rijtje staan, braaf wachtend op wat er komen zou, altijd naar hem luisterend en stilletjes toekijkend terwijl mijn broertjes leden. En nadat ik wegging werd het alleen maar erger. Ik ging op mijn negentiende het huis uit om te studeren, maar ik was lang daarvoor al emotioneel en mentaal vertrokken. Als kinderen was de band tussen mijn broertjes en ik erg hecht. Kris en ik deelden een slaapkamer, hadden veel gezamenlijke vriendjes en tekenden samen stripboeken. We speelden vaak samen. Toen ik naar de middelbare school ging, nam ik afstand van mijn broers en van mijn familie in z'n geheel. Ik bracht al mijn tijd door met vrienden en vermeed ons huis zoveel mogelijk. Ik liet ze aan hun lot over, en trok me terug in mijn eigen puberangsten en solipsisme.

Mensen zeggen vaak tegen me dat dit allemaal niet zo ongewoon is. Oudere vrienden vertellen me over hun soortgelijke ervaringen met hun eigen broers en zussen. Mijn therapeute zegt dat ik niks heb om me voor te schamen, dat het me niet kwalijk te nemen valt dat ik uit huis ging en een nieuw leven opbouwde. En ergens denk ik dat ze gelijk hebben. Mijn broers en ik praten nu meer met elkaar dan we in de afgelopen tien jaar hebben gedaan, en de kloof tussen ons is langzaam aan het versmallen, maar toch blijft het schuldgevoel aan me knagen.

Ik voel het wanneer we met elkaar praten, in de ongemakkelijke en opgelaten momenten wanneer we "ik hou van je" tegen elkaar zeggen. We spreken die woorden aarzelend en hortend uit, alsof we een zin proberen te zeggen in een vreemde taal die we fonetisch uit ons hoofd hebben geleerd. Het is niet dat we niet van elkaar houden, maar we zijn het niet gewend om die gevoelens uit te spreken. Ons vermogen om te zeggen wat we voelen en wat ons dwars zit werd ernstig verminkt door het fysieke en emotionele geweld thuis, en het resulterende zelfbehoud. Dus blijven we aan de oppervlakte en keuvelen we een beetje – al lukt het soms, na een paar biertjes, om te praten over hoe fucked up de dingen voor ons waren.

Maar we doen ons best. Ik doe m'n best. Kris herinnert me er af en toe aan dat het tijd is dat ik hem en zijn zoontjes kom opzoeken. Chase en ik gaan naar de kroeg en praten voorzichtig over onze levens. En dan ontdek ik tot mijn grote opluchting dat de wegen die ons terugleiden naar elkaar nog niet verdwenen zijn, niet verloren, maar slechts een beetje overgroeid. En dat hoewel het moeite kost om ze weer vrij te maken, ze samen te bewandelen, zelfs in stilte, altijd de tocht waard is. En op deze momenten leer ik dat als het gaat om familie, schuldgevoel een nutteloze emotie is. Het is het aangespoelde wrakhout van een verleden waar je geen controle over had, en zolang we allemaal nog leven, heb ik altijd nog de mogelijkheid om een goede grote broer te zijn.

En dus zeg ik tegen mijn broers, Kris, Chase en Luke: ik hou van jullie.