Sport

Het is verschrikkelijk dat darts achter een betaalmuur verdwijnt

Michael van Gerwen VICE

De Zweedse mediagigant Nordic Entertainment Group maakt snel vijanden in Nederland. Vorige week werd bekend dat zij de uitzendrechten voor de Formule 1 hebben bemachtigd, ten koste van Ziggo, en dat je vanaf volgend seizoen een abonnement moet hebben op streamingdienst Viaplay als je wil zien hoe Lewis Hamilton met een straatlengte voorsprong wereldkampioen wordt. Slecht nieuws voor liefhebbers als onze pandjesprins en de broertjes Coronel, maar overkomelijk voor de gewone burger. Maar omdat het leven geen sprookje maar de keiharde realiteit is, werd diezelfde burger door hetzelfde bedrijf genadeloos in het hart geraakt. Want dinsdag werd duidelijk dat ook darts verdwijnt achter een betaalmuur.

Ik weet hoe makkelijk het is om darts te haten. Op het eerste gezicht heeft darts helemaal niets te maken met topsport. Op het tweede, derde en vierde gezicht ook niet, trouwens. Het is makkelijk om dikke mannen te haten die zwetend pijltjes naar een bord gooien terwijl op de achtergrond een zaal vol strontbezopen Britten het woord ‘beschaving’ opnieuw aan het definiëren is.

Videos by VICE

Maar iets in dit spel zorgt voor zoveel spanning en zoveel broodnodige ontroering dat het een kleine humanitaire ramp is dat het straks niet meer zomaar voor iedereen te bekijken is.

Mijn liefde voor darts is geboren in mijn ouderlijk huis. Waarschijnlijk begon het ergens in de week na de kerst van de millenniumwissel, de week waarin het WK Darts wordt gespeeld. Vanaf toen zat ik elk jaar als een onversneden nationalist bij de open haard te kijken hoe Raymond van Barneveld cultfiguren als Ted Hanky en Andy Fordham op hun falie gaf. Ik zit nog steeds elk jaar bij diezelfde open haard, maar inmiddels met een andere reden dan vaderlandsliefde.

Die ene week is namelijk magisch. Door alle kerstdiners en bijbehorende dranken begeef je je in een delier waarin niet precies duidelijk is hoe laat het is en of het niet al stiekem eind februari blijkt te zijn. Het enige wat in deze week echt duidelijk is, is dat er op een gegeven moment met pijltjes wordt gesmeten, en dat dit een perfect moment is om je zonden van het verstreken jaar te overdenken. Geloof me, als je eerlijk tegen jezelf wil zijn en misschien een niet erg positief functioneringsgesprek moet voeren, helpt het gewoon als je kunt kijken naar mensen die door de diepst denkbare mentale dieptepunten gaan.

Afgelopen jaar werd op magistrale wijze tentoongesteld hoe het eruitziet als een ziel doormidden knakt en kreupel probeert een lichaam te verlaten. Michael van Gerwen – de beste darter ter wereld en het Hollandse antwoord op de succesvolle Shrek-franchise – speelde tegen de Britse darter Joe Cullen, die de wedstrijd van z’n leven stond te werpen. Van Gerwen kan hem maar met moeite bijbenen, en als Cullen in de laatste set een kans krijgt om de pot te beslissen lijkt het doek te vallen voor de Nederlander.

https://www.youtube.com/watch?v=LOmmHVkGHm4

Cullen mist. Op het moment dat zijn pijl naast de roos landt verandert alles in zijn gezicht van vastberaden in wanhopig en zelfs voor een lege zaal op de beste avond van zijn carrière, zorgt één gemiste kans ervoor dat hij compleet uit balans raakt en in de laatste leg gooit alsof hij met anderhalf krat budgetpils in zijn holle kies op een dartstoernooi van de West-Drentse keetgemeenschap staat. Darts blijft spannend tot het einde, omdat iedere speler op ieder moment door de kleinste tegenslag volledig van z’n voetstuk kan vallen.

Als dat gebeurt maakt het niet uit hoe goed je bent, of ooit was. Hoe ver dit kan gaan bewijst het fenomeen darteritus. Geroutineerde spelers lijken door onbewust opgelopen faalangst ineens op dwazen, die niet meer kunnen wat ze duizenden dagen aaneen hebben gedaan: pijltjes richting een rond bord werpen. Helden als Berry van Peer zijn soms, maar zeker als je baalt van alle fouten die je in een jaar hebt gemaakt, het perfecte voorbeeld om naar op te kijken. Omdat hij en alle alle darters zo menselijk zijn.

Het probleem dat Nederlanders lijken te hebben met sporters, kunstenaars, muzikanten – eigenlijk iedereen die iets bijzonder goed kan en de kop boven het maaiveld uit durft te steken – is dat we ze zo menselijk mogelijk willen maken. Als Virgil van Dijk wordt uitgeroepen tot beste voetballer van Europa, is het onze eerste reflex om terug te denken aan de tijd toen hij gewoon nog een heel grote maar onbekende jongen op domme klompen was.

Bij darters werkt dit omgekeerd, omdat darters praktisch allemaal hun leven naast de sport cultiveren (en in de verste verte niet lijken op atleten). Raymond van Barneveld zal er altijd trots op zijn dat hij ooit post bezorgde in Den Haag, en de aubergineteelt kan zich geen beter uithangbord wensen dan Dirk van Duivenbode. Dit maakt het makkelijker om je te vereenzelvigen met de man op je scherm die een buitenaardse prestatie aan het leveren is. Iedereen is een beetje hem, of kan hem in principe worden – daar heb je minder inlevingsvermogen voor nodig dan wanneer je je probeert voor te stellen hoe het leven van Cristiano Ronaldo is.

Cristiano Ronaldo is een atleet die eens in de zoveel generaties opstaat en dat maakt hem heel bijzonder, maar ook onbereikbaar. Zoals eigenlijk iedere sporter die je op televisie ziet. Zij zijn namelijk daar te zien omdat ze iets kunnen wat heel erg weinig mensen kunnen, en met darten ligt dat toch een beetje anders. Natuurlijk hebben ze veel talent en een ongeëvenaarde hand-oog coördinatie, maar in alles schemert de illusie door dat wat zij doen ook voor jou mogelijk is, als je maar lang genoeg oefent. Ook als je bronchitis hebt of twee knieschijven mist en een drankprobleem hebt. En dit zou altijd voor iedereen beschikbaar moeten zijn. Al is het maar voor het mentale steuntje in je rug.