Vatan Hüzeir is promovendus op gebied van klimaat- en energieactivisme aan de Erasmus Universiteit. Hij is daarnaast directeur van denk- en doetank in duurzaamheid Changerism.
Begin dit jaar was Allard Castelein, de president-directeur van het Rotterdamse Havenbedrijf te gast bij de raadscommissie Economie, Haven, Mobiliteit en Duurzaamheid van de gemeente Rotterdam. Hij praatte daar de raadsleden bij over het energietransitiebeleid van de haven. Met de oren gespitst werd er geluisterd naar zijn verhaal. Ook ik deed dat, want Rotterdam is voor Nederland het belangrijkste front in de energietransitie. Bijna een vijfde (17%) van de nationale CO2-uitstoot wordt geproduceerd in de grootste haven van Europa. Of Nederland zijn klimaatdoelen haalt, is afhankelijk van wat er in Rotterdam gebeurt.
Videos by VICE
Wie bij de presentatie aanwezig was, kreeg het idee dat het Havenbedrijf actief bezig is om de transitie naar schone energie te versnellen. Maar dat lijkt maar zo. In werkelijkheid wekt Castelein, bewust of onbewust, vooral de schijn dat het afscheid neemt van de kolen-, olie- en gasbusiness. Ondertussen wordt daar onverminderd op ingezet.
Eén manier waarop de schijn wordt gewekt dat er nu toch echt wordt overgestapt op duurzame energie, is door het gebruik van allerlei duurzaam-klinkende toverbegrippen. Zo liet het Havenbedrijf in maart 2017 ‘deep decarbonization’-scenario’s ontwikkelen, startte het in oktober van dat jaar de ‘Transitiecoalitie’ en organiseert het jaarlijks ‘Energy in Transition Summits’. Maar er wordt vooral gekeken, gedacht, gepraat. De CO2-uitstoot van de industrie en energiebedrijven is in de laatste 5 jaar met 17% gestegen van 26,4 megaton in 2011 naar 31,1 megaton in 2016.
Leefbaar Rotterdam vindt dat het “gewauwel” over CO2 maar eens moest ophouden Rotterdam
dat het “gewauwel” over CO2 maar eens moet ophouden, omdat het gevaar van een opwarmende aarde alleszins meevalt.
Het Rotterdam Climate Initiative is nog zo’n mooi klinkend zoethoudertje. Dit initiatief werd 10 jaar geleden opgericht met de ambitie om van Rotterdam de eerste ‘World Capital of CO2-free Energy’ te maken en de CO2-uitstoot met 50% te reduceren ten opzichte van 1990. Het Havenbedrijf en Deltalinqs, de belangenbehartiger van de industrie, speelden een belangrijke rol in de oprichting van dit instituut.
Van de ambitie is niks terecht komen. Vlak na aantreden van het huidige college in 2014 werd dit plan om de CO2-uitstoot te verminderen, genadeloos afgeschaft. Coalitiepartner Leefbaar Rotterdam vond dat het “gewauwel” over CO2 maar eens moest ophouden, bijvoorbeeld omdat het gevaar van een opwarmende aarde alleszins meevalt. Bovendien werd pijnlijk duidelijk dat de doelstelling totaal niet haalbaar was als gevolg van de komst van de nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte. Het initiatief zelf bleef bestaan, vooral omdat het volgens D66 internationaal “een schitterend visitekaartje” was voor de stad.
Hetzelfde geldt voor het plan om de uitstoot van de nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte ondergronds op te slaan met het Rotterdam CO2-Opslag en Afvang Demonstratieproject (ROAD). Na zich eerst aan ROAD gecommitteerd te hebben, trokken de eigenaren van de centrales Uniper en ENGIE zich in juni 2017 toch terug. Juridisch zaten ze nergens aan vast. De CO2 wordt nu gewoon de lucht in geblazen. Het plan had moeten leiden tot opslag van ongeveer 6 miljoen ton CO2, maar gijzelde onverrichter zake jarenlang een overheidssubsidie van 150 miljoen euro. Tot eind 2019 is deze subsidie apart gelegd en kan die dus nergens anders voor gebruikt worden.
Deze lange geschiedenis van gestrande ambities en gebroken beloftes heeft als gevolg dat de koolstofuitstoot elk jaar blijft groeien. Dat is zacht gezegd een groot probleem voor Rotterdam, een stad die dicht bij de zeespiegel ligt en kwetsbaar is voor extreme stormen. Er hangt voor Rotterdam ook een groot prijskaartje aan; wetenschappers berekenden dat de kosten van klimaatschade in 2030 zullen oplopen tot 200 miljoen euro per jaar. Vanaf dat jaar voert de gemeente de lijst aan van Europese kuststeden met de meeste klimaatschade. Rotterdamse Investeringen in de fossiele energie zullen deze kosten verder opdrijven. Ondertussen zegt Castelein de sector “nodig te hebben” voor de energietransitie.
Castelein werkte hiervoor 26 jaar voor Shell, hij vertegenwoordigde het bedrijf in de kwestie rondom lekkende oliepijplijnen in Nigeria en hij ondertekende in 2012 nog een contract waarmee Shell invloed kreeg op het onderwijs van de Erasmus Universiteit. Hij hanteert een slappe ‘en-en’-strategie, waarin hij wel duurzame activiteiten wil ontwikkelen, maar vooral ook de fossiele-energiesector wil “koesteren” en “waarborgen”. Op deze manier is de zachte havenmeester hard op weg om van Rotterdam een van de grootste obstakels te maken in de weg naar een duurzame Nederlandse economie.
Wat dit als geen ander illustreert, is het nieuwe plan voor CO2-opslag: het Port of Rotterdam CO2 Transport Hub & Offshore Storage (PORTHOS). Het idee is dat de haven een pijp bouwt die de CO2 van de petrochemische industrie in een leeg gasveld diep onder de zeebodem pompt. Bedrijven die fossiele energie gebruiken of produceren kunnen zo doorgaan met business-as-usual in ruil voor dat ze een klein deel van hun uitstoot afvangen en in de zeebodem laten pompen.
Het nieuwe stadsbestuur en de gemeenteraad moeten ervoor zorgen dat het Havenbedrijf de fossiele industrie vaarwel zegt en doen wat het Havenbedrijf decennialang nalaat.
Maar net als ROAD, dreigt ook PORTHOS straks toegevoegd te kunnen worden aan de lange lijst gebroken beloftes. Het project staat namelijk echte verduurzaming van de industrie in de weg, vooral als het zwaar gesubsidieerd wordt. PORTHOS kost de samenleving tot ongeveer 500 miljoen euro. Volgens Castelein zal tegen 2030 per jaar “realistisch gezien” niet meer dan 4 miljoen ton CO2 kunnen worden opgeslagen. Dat is slechts een kwart van de verwachte uitstoot van de haven. Ter vergelijking, de regering zegt in het regeerakkoord dat zij maar liefst 20 miljoen ton willen laten opslaan. Maar die torenhoge verwachting is dus weinig onderbouwd. Castelein erkent dat dit voor Nederland op korte termijn zal leiden tot “een groot probleem”.
Een duur project dus dat weinig CO2-winst oplevert. Sluiting van de kolencentrales van Uniper en ENGIE, die jaarlijks tot 7,9 miljoen ton uitstoten, is een stuk effectiever en waarschijnlijk goedkoper.
Rotterdam kan bijvoorbeeld als grootste kolenhaven van Europa, kolen uit de markt prijzen door haventarieven te verhogen voor de overslag als ze bestemd zijn voor energieopwekking. Over ongeveer 2,5 jaar verlopen de huidige afspraken daarover die met Deltalinqs zijn gemaakt. Als gevolg hiervan zouden de centrales nog voor 2025 dicht kunnen. Tegen dat jaar moet Europabreed een einde zijn gekomen aan de verbranding van kolen, als we het klimaatakkoord van Parijs willen halen. Zo kan de omstreden subsidie van 926 miljoen euro die de kolencentrales vorig jaar nog kregen om de komende jaren biomassa bij te stoken (ook bekend als sjoemelhout) duurzaam worden geïnvesteerd – voor zover de kolenboeren die subsidie nog niet hebben opgebrand.
Wat te doen, dan? Structurele oplossingen komen pas echt dichterbij als het nieuwe Rotterdamse college, dat op dit moment gevormd wordt, het Havenbedrijf vraagt zijn maatschappelijke rol te omarmen. Het stadsbestuur kan ingrijpen en actief sturen op een progressief klimaat- en energiebeleid. Dit is de grootste kans op duurzame verandering in de strategie van de haven, omdat de gemeente Rotterdam (70%) en het Rijk (30%) de enige aandeelhouders zijn van het Havenbedrijf.
Het mooie is dat de maatschappelijke plicht van de haven eigenlijk al lang bekend is. Toen het havenbedrijf eind 2003 werd verzelfstandigd en omgevormd tot naamloze vennootschap, was in de statuten die plicht nog terug te vinden in artikel 2, lid 2, sub c: “ het leveren van bijdragen aan de stedelijke ontwikkeling, de ontwikkeling van stadshavens en de verbetering van woon-, werk- en leefklimaat van de stad en regio Rotterdam, ook indien deze activiteiten voor de vennootschap (aanvankelijk) verliesgevend zijn”.
“Het Havenbedrijf heeft meerdere malen in interviews en publieke optredens gesteld dat bedrijven die de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs niet omarmen op den duur niet meer welkom zijn in de haven.”
Maar dit doel is in de huidige statuten nergens meer te vinden.
Het college kan het Havenbedrijf vragen dit doel opnieuw te omarmen en zo een progressief energiebeleid echt mogelijk maken. Het kan dan een vinger aan de pols houden bij het PORTHOS-plan, zodat er niet net zoals bij het ROAD-debacle kostbare tijd en geld verloren gaat. De haven zou dan ook verantwoordelijkheid moeten nemen voor de grote rol die het speelt in de doorvoer van kolen naar Europa. Dat kan met een voor de kolenindustrie pijnlijke verhoging van de haventarieven.
Maar het college kan nog verder gaan. Het kan bijvoorbeeld eisen dat voorspelde klimaatschade voor de stad vooraf wordt meegenomen in investeringsbeslissingen, en dat het Havenbedrijf lobbyt voor een hoge CO2-prijs én methaanprijs. Dit broeikasgas CH4 lekt overal weg onderweg naar het gasfornuis terwijl het in vergelijking tot CO2 warmte vele malen meer vasthoudt en dus de aarde meer opwarmt.
Hoe dan ook: de industrie in de haven moet volledig over op duurzame bronnen. Die transitie moet nu worden ingezet om de klimaatdoelen van Parijs te halen. Het Havenbedrijf danst nu nog te veel naar de pijpen van de fossiele industrie. Het nieuwe stadsbestuur en de gemeenteraad moeten ervoor zorgen dat het Havenbedrijf de fossiele industrie vaarwel zegt en doen wat het Havenbedrijf decennialang nalaat: een energietransitie afdwingen voordat het te laat is.
Reactie Havenbedrijf
Het Havenbedrijf laat in een schriftelijke reactie weten dit opiniestuk eenzijdig te vinden. “Het zou sterker zijn,” aldus een woordvoerder van het Havenbedrijf, “een realistischer verhaal samen te stellen dat (…) recht doet aan de inzet van vele bedrijven in de haven van Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam.”
Maar het realistische verhaal is nu juist dat de energietransitie in de haven eigenlijk vooral een lippendienst wordt bewezen. Niet meer dan dat. Het Havenbedrijf lijkt zich daar weinig van bewust, zoals blijkt uit hun reactie. Het gooit vooral nog meer woorden op de woordenhoop zonder daar concrete daden tegenover te stellen die de uitstoot van broeikasgassen echt terugdringen.
Het doet het er daarom dus niet toe dat, zoals de haven schrijft, grote bedrijven in de Rotterdamse haven “zélf actief gecommuniceerd” hebben de doelen van het klimaatakkoord van Parijs “te willen” realiseren. Het doet er ook niet toe dat PORTHOS “wordt gedragen” door bijvoorbeeld Gasunie en de overheid. En het doet er dus ook niet toe dat Castelein “meerdere malen in interviews en publieke optredens heeft gesteld dat bedrijven die de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs niet omarmen en hier niet serieus mee aan de slag gaan, op den duur niet meer welkom zijn in de haven.”
Als het Havenbedrijf echt overtuigd zou zijn van hoe belangrijk het is om verdere opwarming van de aarde te voorkomen, zou het per direct stoppen met de slappe vlees-noch-visstrategie waarmee het de energietransitie nu vooral voor zich uitschuift en ook nog eens aantoonbaar zorgt voor een verhoging van de uitstoot.
En dat is hard nodig, want als Rotterdam zo doorgaat met het uitstoten van broeikasgassen, verkeert Rotterdam in 2030 zowat in een permanente noodtoestand.