Hoog tijd om in actie te komen. Op 25 september publiceert VICE Media Group exclusieve content over de klimaatcrisis. Klik hier voor meer inhoud.
Hoewel er over zowel koloniale, identiteits– als ecologische kwesties fel wordt gediscussieerd, vinden die gesprekken erg los van elkaar plaats – alsof het verschillende gevechten zijn die niet dezelfde wortels hebben. In het beste geval zie je bij klimaatdemonstraties een keer een eco-feministische leus als “Destroy my pussy, not my planet” op protestborden, of hoor je dat iemand “Black Trans Lives Matter” roept bij een protest tegen racisme. Maar dit zijn helaas nog vaak de uitzonderingen. De huidige klimaatbewegingen handelen meestal vanuit een koloniaal perspectief en zijn blind voor de machtsstructuren die erin bestaan, waardoor minderheden ook minder betrokken zijn bij discussies over het klimaat.
Videos by VICE
Kolonialisme, sociale onrechtvaardigheid en de vernietiging van onze ecosystemen zijn vanaf het begin onlosmakelijk met elkaar verbonden. Steeds meer mensen zetten zich in om de noodzaak te benadrukken om vanuit een radicaal perspectief na te denken over ecologische strijd, teruggaand naar de wortels van het probleem.
Ruth Grace Paluku-Atoka (23) is een queer activist die actie voert tegen racisme, en ook mede-organisator is van het Climate Justice Camp. Dat is een jaarlijks evenement dat voor de intersectionaliteit van ecologie opkomt, en stelt dat de klimaatstrijd onlosmakelijk verbonden is met die tegen racisme, antikapitalisme en met de rechten van vrouwen en lgbtq-personen.
We vroegen haar hoe al deze verschillende gevechten met elkaar verbonden zijn.
VICE: Hallo Ruth. Kan je het verband tussen dekolonisatie en de klimaatstrijd uitleggen?
Ruth Grace Paluku-Atoka: Om te beginnen moet je het binnen de historische context zien, en de vraag stellen wat kolonisatie precies is. Namelijk: dat een gebied wordt bezet en vervolgens in gebruik wordt genomen, zoals bijvoorbeeld de Belgische mijnbouw in Congo. Het principe is dat het ene land een ander land bezet dat een gunstig klimaat heeft om een bepaald product te verbouwen of te winnen. De bevolking voert dat vervolgens uit, en wordt daarmee uitgebuit. Zo ontstaat slavernij, maar ook het uitmoorden van inheemse bevolkingsgroepen. Kolonisatie gaat dus niet alleen over menselijke uitbuiting; het is ook een ecologische ramp.
“Kolonisatie gaat niet alleen over menselijke uitbuiting; het is ook een ecologische ramp.”
En hoe zien we dit verband tegenwoordig terug?
De milieubewegingen van nu hebben niks te maken met dekolonisatie, en zijn gebaseerd op witte theorieën die een systeem proberen te verdedigen dat niet functioneert. We hebben er het weleens over dat we minder moeten consumeren, van grondgebied moeten veranderen wanneer de bodem vervuild is of dat we minder moeten willen groeien. En dat helpt op zich wel iets, maar waar we het veel meer over moeten hebben is de overmatige productie van voedingsmiddelen die we uiteindelijk toch weggooien. Milieuvriendelijke acties zoals afvalvermindering zijn gecreëerd vanuit een wit perspectief. Het werkt prima op gemeentelijke, stedelijke of zelfs landelijke schaal, maar dat weegt nauwelijks op tegen de honderd bedrijven die verantwoordelijk zijn voor 71 procent van de uitstoot van broeikasgassen. We moeten het neokolonialisme elimineren, zoals de plantages in het Caribisch gebied.
Er zijn al oplossingen bedacht door mensen van kleur en vanuit de diaspora’s, maar zij worden niet als klimatologen beschouwd. De strijd van de inheemse boeren is bijvoorbeeld ook een ecologische strijd, maar zo wordt het niet genoemd. Hetzelfde geldt voor voedselsoevereiniteit of gestolen land. Neem ook het inheemse reservaat Standing Rock in de Verenigde Staten, waarvan de watervoorziening bedreigd wordt door een grote oliepijpleiding die in aanbouw is. Het gaat om uitbuiting van een stuk gestolen land, en het gevecht hiertegen wordt gezien als een koloniale strijd, terwijl het net zo goed een ecologische is.
Tegenwoordig wordt China vaak beschouwd als één van de grootste vervuilers, maar het is zelf ook een ‘semi-kolonie’ van het westen. Hoe zien we het koloniale systeem waar je het over hebt daarin terug?
België bouwde tijdens de kolonisatie een mijnbedrijf uit in meerdere regio’s, dat nog altijd actief is. Het leidt tot veel vervuiling, maar ook instabiliteit en kinderarbeid. De uitstoot wordt echter niet als Belgisch beschouwd. Eigenlijk interesseert het me weinig welk land precies voor wat verantwoordelijk is, vooral als dat afleidt van de kern van het probleem. Ja, China is erg vervuilend, maar waar het mij meer om gaat is wanneer we in staat zullen zijn om deze vervuiling samen met het kolonialisme aan te pakken.
Veel Chinese producten zijn wel bedoeld voor de Europese consumptie.
Ja, als we het hebben over de textielindustrie, denken we meteen aan China en India. En ook de problemen die daar heersen zien we niet als ‘onze’ schuld. We klagen over fast fashion en goedkope T-shirts, maar dat kun je niet los zien van het feit dat deze mensen onder onmenselijke omstandigheden moeten werken. Je kunt dan zeggen dat je dit soort kleding boycot, maar dat verandert er niets aan. De vraag is vooral hoe je solidariteit kunt creëren. Kunnen we dit systeem ook op een andere manier stoppen? Hoe kunnen we de mensen die goedkope T-shirts maken écht helpen? Die vraag ontbreekt compleet wanneer het gaat over hoe we de klimaatverandering kunnen tegengaan.
“We klagen over fast fashion en goedkope T-shirts, maar dat kun je niet los zien van het feit dat deze mensen onder onmenselijke omstandigheden moeten werken. Je kunt dan zeggen dat je dit soort kleding boycot, maar dat verandert er niets aan.”
Persoonlijk heb ik inderdaad de neiging om grote merken te boycotten. Maar wat kan ik dan in plaats daarvan beter doen?
Daar denk ik zelf ook nog over na. Het gaat mij erom dat we solidariteit creëren: als we actie ondernemen tegen de H&M, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat er een gesprek ontstaat tussen de arbeiders ter plaatse en de mensen die in actie komen? Daar moet het debat zich op richten. Boycotten is te makkelijk.
Als we het hebben over de koloniale klimaatstrijd komt de situatie in de Franse Antillen vaak ter sprake. Kun je me meer vertellen over dit specifiek gebied?
Deze voormalige Franse kolonie is volledig vergiftigd, zowel de bodem als de bewoners. Neem bijvoorbeeld het chloordecon-schandaal van een paar jaar geleden. Tijdens de kolonisatie vond op Martinique en Guadeloupe monocultuur plaats: op dezelfde stukken grond werden alleen bananen verbouwd. Er werden hectaren met de grond gelijkgemaakt om plaats te maken voor gigantische plantages.
Om de productie te versnellen werd chloordecon gebruikt, dat niet alleen slecht is voor de bananen zelf, het water en de aarde, maar ook voor mensen: het is een kankerverwekkende stof waar meer dan 90 procent van de bevolking mee besmet raakte. Naast kanker zorgt het ook voor een vroegtijdige seksuele ontwikkeling, wat weer leidt tot meer aanrandingen onder jonge meisjes. Dit alles lijkt niks te maken te hebben met het klimaat, maar het heeft alles te maken met de uitbuiting van land. Dit gebied is juist een goed voorbeeld, omdat veel plantages nog actief zijn en de bevolking ervan afhankelijk is. Er worden nog altijd mensen uitgebuit. Dat heeft tot activisme geleid, maar veel acties worden onderdrukt door de Franse politie.
Er zijn veel vrouwen die worden uitgebuit in de textielindustrie. Hoe zit het verband tussen feminisme en klimaat in elkaar?
Of het nu Martinique, Congo of fast fashion in India of China is – het zijn vaak de vrouwen die het werk moeten uitvoeren. Op de plantages in Martinique zaaien de vrouwen de producten en oogsten de mannen. Vrouwen moeten bijna altijd werken, zelfs tijdens hun zwangerschap.
De problemen van vrouwen blijven vaak minder goed zichtbaar. Neem dat chloordecon-schandaal nog eens: als een man die daartegen protesteert wordt aangevallen door een politieagent, ziet iedereen dat, maar als een vrouw moet bevallen op de plantages terwijl ze weet dat het er besmet is, is dat net zo gewelddadig. Verder wordt het in België vaak als ‘vrouwelijk’ gezien om het op te nemen voor de natuur. En vrouwen lopen hier inderdaad voorop in de klimaatstrijd, maar het wordt vaak als een ‘moederinstinct’ beschouwd.
In het Amazoneregenwoud, Centraal-Amerika of Kenia zijn veel matriarchale samenlevingen die de leiding hebben over uitgestrekte natuurgebieden, die nog steeds bewaard zijn gebleven. Het idee is heel simpel: “We pikken het niet om uitgebuit te worden op ons land en we gaan ons, vrouwen onder elkaar, organiseren om dit land te behouden.” Er zijn dus veel eco-feministische figuren in Kenia, zoals de beroemde Wangari Maathai, maar ze noemen zichzelf niet zo. Want voor mensen van kleur is het ook een culturele kwestie.
“Er zijn veel eco-feministische figuren in Kenia maar ze noemen zichzelf niet zo. Want voor mensen van kleur is het een culturele kwestie.”
Hoe staan de problemen van de lgbtq-gemeenschap in verband met de klimaatstrijd?
Met Climate Justice Camp hebben we onszelf uitgedaagd om deze kwestie simpelweg te onderzoeken, zonder echt te weten waar we heen gingen. De centrale vraag luidt: Hoe gaan queers om met klimaatrampen, zoals bijvoorbeeld de orkaan Katrina?”
De kwetsbaarheid van queergemeenschappen komt vaak voort uit het gebrek aan ondersteuning, zoals een gebrek aan steun vanuit de familie. Bij natuurrampen moeten mensen evacueren, maar queers raken hierdoor nog meer geïsoleerd. Ze lopen eerder het risico om dakloos te zijn.
Een familieband kan ook een financieel vangnet zijn. Natuurlijk kan ook de queergemeenschap als een soort familie functioneren, maar daar zit niet per se geld bij inbegrepen. Op lange termijn vinden lgbtq-gemeenschappen het daardoor ook moeilijker om zichzelf weer op te bouwen.
Er zijn nog tal van andere academische theorieën over queer-ecologie. Omdat queergemeenschappen meestal in steden zitten, willen queers die op het platteland wonen graag in de stad wonen: daar komt de queercultuur tot uiting, kun je een sociaal leven opbouwen en heb je toegang tot medische hulp. In de jaren tachtig besloten queergemeenschappen in de Verenigde Staten om samen naar het platteland te verhuizen, of om de zoveel maanden een ontmoetingsplek te creëren. Dat soort bewegingen bestaan tegenwoordig ook in Europa. De queergemeenschap zorgt veel voor elkaar, en daardoor is het voor hen makkelijker om zich in te leven in de klimaatstrijd.
We hebben het veel over het buitenland gehad, maar geldt dit ook allemaal voor België?
Natuurlijk. Hier leven mensen uit de diaspora meestal in arbeidersmilieus, vaak in de buurt van grote industrieën waar de lucht vervuild is en het isolement van de gebouwen giftig is. De belangrijke vragen voor België zijn: in welke omgeving groeien mensen van kleur op? Hoe eten ze op scholen, hoeveel mensen leven in gevaarlijke omgevingen, hoeveel slaan maaltijden over? Hebben ze toegang tot groene ruimtes? Daar moeten we antwoorden op geven.
Wat ons dus te doen staat, is al deze verschillende strijden combineren. Bedankt Ruth.
Volg VICE België ook op Instagram.