Voordat Brooklyn een internationale trekpleister werd, was het een plek waar mensen gewoon woonden. Heel veel mensen zelfs. Van Bensonhurst tot Park Slope tot Bedford-Stuyvesant tot Greenpoint. Het meest dichtbevolkte stadsdeel van New York was ook meteen de meest diverse buurt. In onze popcultuur is er geen gebrek aan eerbetonen aan het rijke culturele verleden van Brooklyn. Van de films van Spike Lee – die zelf een broertje dood heeft aan gentrificatie – tot de boeken van Jonathan Lethem en Jennifer Egan. In de afgelopen jaren hebben schrijvers zoals Adelle Waldman en regisseurs zoals Noah Baumbach deze snelgroeiende omgeving vast proberen te leggen (en wat dat niet alleen voor de huurprijzen en de huizenmarkt heeft betekend maar ook voor de liefde en cultuur). Ze willen laten zien hoe het was om op te groeien in een wijk zoals Park Slope, voordat iedereen grappen maakte over de karrevrachten aan steenrijke yuppen met kinderwagens die je er vindt.
In het kader van al deze waanzin rondom Brooklyn bracht fotograaf Larry Racioppo, geboren en getogen in South Brooklyn, zijn boek Brooklyn Before: Photographs, 1971-1983 uit. Met onder andere teksten van de schrijver van de Village Voice Tom Robbins en kunstcriticus Julia van Haaften. VICE sprak Racioppo om erachter te komen waarom hij al zo jong zijn wijk vast begon te leggen, en wat het nou echt inhoudt als je zegt dat Brooklyn vroeger zo anders was. Hieronder, in een verkorte versie van ons gesprek, geeft hij antwoord op al onze vragen en vertelt hij over de bijzondere foto’s in z’n boek.
Videos by VICE
Dit is één van m’n ooms. Hij vocht in de Tweede Wereldoorlog en kwam terug met PTSS – ze noemden het toen nog shellshock. Hij heeft nooit meer gewerkt. Hij woonde samen met mijn tante en was erg stil, maar af en toe kon ik met hem praten. Ik vroeg hem naar deze tatoeage en hij liet hem aan me zien. Hij vertelde me dat hij die op een tuinfeestje had laten zetten. Ik vond dat heel grappig, zo simpel in vergelijking met de extreme kunst van tatoeëren van nu – zo’n tatoeage uit de Tweede Wereld Oorlog.
Een vriend van me had een camera, en die mocht ik een keer lenen. Mijn eerste rolletje film schoot ik vol terwijl ik door de stad liep en een praatje maakte met allerlei mensen. Dat ben ik daarna blijven doen. Ik liep bijvoorbeeld van 2nd of 3rd Street naar de Greenwood Cemetery en dan naar het huis van m’n ouders in Sunset Park. Ik fotografeerde alles wat ik onderweg tegenkwam, leerde mensen en kinderen kinderen. Het is bijna allemaal met een kleine camera, met 35mm zwart-wit film, geschoten. Pas jaren later ben ik kleur gaan schieten.
De foto’s in dit boek zijn kenmerkend voor de jaren ‘71 tot ‘83. Ik had toen een hele interessante baan waarbij ik voor de stad werkte, voor de afdeling huisvesting – de HPD. Twintig jaar lang reed ik door de stad om alles tegen betaling vast te leggen. Ik kwam in bijna elke buurt. Door die baan zag ik hoe mensen op hun werk goed met elkaar omgingen, maar als ze thuis kwamen geheel andere, gescheiden levens leidden.
Dit is om de hoek van m’n huis, en het is nu een totaal andere plek. De jongens staan voor een drankwinkel met zo’n plastic luik uit de jaren zeventig voor het raam. Nu is het een superluxe drankwinkel. Je ziet niemand meer zo op straat muziek maken. Het is nu allemaal veel keuriger. In dit tijdperk verlieten veel Ieren de wijk, maar de Italianen bleven en de Puerto Ricanen waren in aantocht. Nu is het net alsof je in Midden- en Zuid Amerika zit. Brooklyn draait voor mij om verandering en immigratie. Als je niet tegen veranderingen kan, is Brooklyn niets voor jou.
Er waren nooit veel grote gevechten, of gedoe tussen bendes. Je zag elkaar en werkte met elkaar, maar je wist ook heel goed wie iedereen was. Het was een arbeidersbuurt. Het was een Ierse, Italiaanse en Puerto Ricaanse buurt. En het Katholieke geloof bracht mensen in mijn buurt bij elkaar. Iedereen wist dat er spanningen waren, maar het was niets ernstigs. En iedereen ging eigenlijk gewoon goed met elkaar om.
Dit is een typisch beeld van New York uit de jaren tachtig. Ik heb zoveel boomboxen gezien. Deze is nog relatief klein – dat had ook met alle veranderingen te maken. Hij staat hier voor een Italiaanse supermarkt. Dit gebouw is waar mijn oma en twee van mijn tantes woonden. Nu is het een Dominicaanse bodega. De buurt was eerst Italiaans en werd naar verloop van tijd steeds Spaanser. Toen ik vroeg of ik een foto van hem mocht nemen zei hij ja, maar je ziet dat hij niet helemaal op z’n gemak is. Hij vertrouwde me niet helemaal. Hij begreep niet echt wat ik aan het doen was. In die tijd was hip hop daar nog niet echt een ding. Er was veel punk en rock. De mensen die ik kende gingen naar CBGB en de Mudd Club. Later werd dat helemaal anders.
De huurprijzen waren zo laag dat je zonder diploma gewoon kon werken en daar prima mee kon verdienen. Het leven was goedkoop. De meeste jongens uit de buurt maakten hun middelbare school niet af, sommige zelfs niet eens de basisschool. Toch verdienden ze goed en hadden geld om hun gezin te onderhouden. Dat bestaat nu eigenlijk niet meer, het is nu erg zwaar. Veel mensen moeten hun buurt verlaten door de stijgende huurprijzen, er zijn heel veel problemen met gentrificatie. Daar plukken maar weinig mensen de vruchten van. Ik huurde vroeger een winkelpandje voor 35 dollar per maand. Daar zette ik dan een slaapbank in, en een zelfgebouwde doka. Door die lage huur hield ik geld over om fotopapier, wat chemicaliën en een paar bakken om mee te werken kopen, en zo verkocht ik dan prints.
Toen ik jong was speelde alles zich af op straat. Je kwam uit school, en ging buitenspelen tot je moeder schreeuwde dat je naar binnen moest komen als het weer donker was. De volgende dag deed je precies hetzelfde. In het weekend gingen we naar Prospect Park om op een verlaten parkeerplaats te spelen. Dat is nu wel anders. We gooiden met bakstenen. We maakten pistooltjes waarmee we stukken plastic schoten met een elastiekje. Je rende gewoon rond en speelde allemaal spelletjes en sporten. Mijn kleinkinderen spelen nu nooit meer op straat. Ze gaan met hun ouders naar het park of naar sportlessen.
Dit was op eerste kerstdag, op de stoep voor het huis van m’n tante. Ik was bij haar op bezoek en m’n jongste neef kwam toevallig langs. Dit waren z’n vrienden. Ik bleef beneden aan de trap staan terwijl ik m’n camera naar boven richtte. Ze sloten me in, dat was erg grappig.
Nu is dat helemaal anders, de wapencultuur in de VS is doodeng. Toen ik nog voor de gemeente werkte moest ik bij een oudere vrouw thuis een keer een bijbel met een kogelgat erin fotograferen. Een kogel, die door het raam was gevlogen, had haar net gemist en was in haar bijbel terecht gekomen. Maar dit was een hele andere tijd, mensen hadden toen nog geen vuurwapens.
Als er een gevecht was haalde iemand misschien een honkbal knuppel tevoorschijn, maar dat was het dan wel. Tieners hadden echt geen pistolen. De criminaliteit op straat was een stuk minder, zelfs minder dan tien jaar later. Mijn politiek correcte vrienden uit Park Slope verbieden hun kinderen nu door al het wapengeweld om met speelgoedpistolen te spelen.
Dit zijn twee van mijn jongere neven die een nogal zwaar leven leidden. Het waren knappe jongens, die heel aardig voor mij waren, maar verder heel hard waren. Zo ging het er in Brooklyn aan toe, een beetje zoals John Travolta in Saturday Night Fever. Het is echt een cliché, maar zo kleedde men zich toen. Op sommige foto’s in m’n boek zie je op muren in Brooklyn de tekst: “Rock sucks. Disco sucks”, doorgekrast. Mensen die van rock hielden hadden niets met disco en andersom.
Ik woonde op 10th Street tussen 7th en 8th Avenue, en precies op de hoek stond een kerk. Op vrijdag en zaterdag avond werd er muziek gemaakt. Het was zo’n mooie, Frans-Haïtiaanse kerk. Die kinderen moesten uren in de kerk zitten. Ik weet niet of je Katholiek opgegroeid bent, maar normaal duurt een Katholieke dienst zo’n 45 minuten, en in de zomer niet meer dan 15 minuten. Ik kwam weleens bij diensten van baptisten waar de mensen drie of vier uur in de kerk zaten, en dat was nog maar het voorproefje. Die kinderen brachten hele dagen in de kerk door. Toen ik ze in de pauze zag vroeg ik of ik een foto van ze mocht maken. Ze poseerden zonder dat ik het vroeg meteen zo in een rijtje. Deze buurt is nu zo duur, het is ondenkbaar om nu een pinksterkerk op 7th avenue te hebben.
Ik vind het heel interessant dat als ik nu door Bed-Stuy of Bushwick loop ik allemaal witte kinderen zie. Dat zag je echt niet toen ik nog werkte. Je zag of Latino’s of zwarte mensen. De buurten zijn nu echt veel gemengder. Toen ik mijn eerste apartement ging huren betaalde ik 120 dollar per maand. Mijn ouders vonden dat al veel te duur. Zij betaalden 50 dollar. Ze dachten: “Hoe kan iemand 120 dollar huur vragen?” Voor hetzelfde appartement vragen ze nu ergens tussen de duizend en tweeduizend dollar. Die lage huur zorgde ervoor dat mensen zich op hun kunst konden richten.
Elk jaar met Halloween kwam ik rond drie of vier uur uit school en liep ik door de stad totdat het te donker was om nog foto’s te maken. Ik had geen flitser, alleen mijn kleine cameraatje. Eén keer gaf onze kerk een Halloween-feest, en toen had ik net een grotere camera met flits gekocht. Ik ging erheen om te kijken of ik wat goeie foto’s kon maken. Ik had dit stuk hout als achtergrond neergezet. Ik had een soort van studiootje gemaakt. Een vampier, Batman en deze twee jongens kwamen langs en ik vroeg: “Wat zijn jullie aan het doen?” Het jochie gooide z’n handen in de lucht en riep: “Ik ben een slachoffer.” De andere riep: “Ik ben de overvaller.” En hij haalde z’n plastic pistool tevoorschijn.
Voor mij vat dit beeld die tijd samen. Mensen waren zich bewust van de veranderingen. De stad werd crimineler en de kinderen zagen dat als inspiratie voor hun kostuums. Dat vond ik bijzonder.
De kinderen gooiden eieren naar elkaar of sloegen elkaar met scheerschuim. We deden van alles op straat en op Halloween in 1973 begon ik kinderen voor mijn deur te fotograferen. Er was net een heel populair fotoboek verschenen, Zen: The Art of Photography, waardoor men op een andere manier naar de wereld en zichzelf ging kijken. Het klinkt misschien raar, maar ik was toen echt op zoek naar dat stukje spiritualiteit. Jaren later ben ik overgestapt naar kleurenfilm, naar een grotere camera en ging ik met middenformaat werken. Maar ik voel me nog altijd enorm aangetrokken tot die tijden van simpele straatfotografie in Brooklyn.