Drugs

Hoe de homoscene ons drugsgebruik verandert

Een gayclub in Tel Aviv. Afbeelding via Flickr-gebruiker David Shankbone

Homoseksuele drugsgebruikers werden lang gezien als de early adopters van nieuwe partydrugs. De poeders en pillen die vandaag geslikt en gesnoven worden in de donkere hoekjes van gayclubs, zijn de drugs die morgen in de reguliere clubs gebruikt worden – dat wordt althans gedacht. In werkelijkheid leven we in een tijd die je kunt omschrijven als het post-clubbingtijdperk, waarin de dagen dat drugs van hippe dansvloeren doorsijpelden naar het grote publiek zijn geteld.

Meer dan twee jaar geleden publiceerde VICE een artikel over het fenomeen dat later beter bekend zou komen te staan als chemsex, waarbij groepen homoseksuele mannen crystal meth en mephedrone injecteren tijdens privéorgies die ze organiseren via datingapps. Sindsdien zijn er wetenschappelijke studies aan gewijd, werden er nieuwe klinieken opgezet en wordt publiekelijk gewaarschuwd voor dit fenomeen. CHEMSEX, een VICE-documentaire over het onderwerp, ging vorige maand in première tijdens IDFA.

Videos by VICE

Wat daarbij opgemerkt moet worden is dat de chemsexscene in de afgelopen twee jaar een fenomeen is gebleven dat slechts de minderheid van de gayscene bezig houdt. Chemsex heeft zijn weg naar de bredere homoseksuele drugsgebruikende gemeenschap (nog) niet gevonden.

Dat laatste punt is tekenend voor de manier waarop de gayclubcultuur zich verhoudt tot de buitenwereld. Mephedrone en GHB – twee van de populairste drugs in de gayscene – hebben nooit echt voet aan de grond gekregen onder mainstream clubbers, die zich vooral te buiten gaan aan MDMA en coke. Poppers en viagra, de andere drugspijlers waarop de gayscene gebouwd is, zijn ook niet erg populair in reguliere clubs.

Toch was er wel een tijd dat homoseksuele drugsgebruikers – voornamelijk die in de clubscene – voorliepen in hun drugsgebruik. In feite hebben we het nachtleven zoals we dat tegenwoordig kennen te danken aan een dancerevolutie die in gang werd gezet door zwarte homoseksuelen in de Verenigde Staten. In clubs als Warehouse in Chicago en Paradise Garage in New York werd in de late jaren zeventig en de vroege jaren tachtig voor het eerst de mix van MDMA-gedreven house en garage gedraaid. Tot dan toe was het gebruik van ecstasy – eind jaren zeventig door Alexander Shulgingesynthetiseerd in een lab in zijn achtertuin in Californië – grotendeels beperkt tot kleine groepjes new-agers en patiënten van psychologen.

Deze clubs waren intense plekken, heiligdommen waar de onderdrukten konden dansen, high konden worden en hun problemen konden vergeten. Ze trokken Britse popsterren als Marc Almond, Mark Moore, Steve Strange, George Michael en Boy George aan. Almond nam voor het eerst ecstasy in de vroege jaren tachtig in New York en vond het heerlijk; het resultaat was het debuutalbum van Soft Cell, Erotic Cabaret. Dat zou het het eerste Britse ecstasygerelateerde album zijn.

Uiteindelijk vond de drug zijn weg via voetbalhooligans in Engeland en de stranden van Ibiza, en raakte xtc – gedragen door de golf van acidhouse – volledig geïntegreerd tijdens de tweede Summer of Love in 1988. “De grootste geschenken die homoseksuelen dertig jaar geleden aan de clubcultuur gaven waren house en garage, afkomstig uit de zwarte gayclubs in de Verenigde Staten,” zegt de legendarische clubpromotor Patrick Lilly, die de LGBTQ-activistenorganisatie Queer Nation leidde.

Homoseksuele clubbers waren in de late jaren negentig de eerste gebruikers van ketamine. De drug stond toen beter bekend als “CK1”, vernoemd naar het parfum van Calvin Klein. Toen het in de mainstream terechtkwam werd het door hetero clubgangers gesnoven om de high van MDMA of ecstasy wat te dempen. Rond 2012 werd ketamine steeds populairder in de studenten- en festivalscene en werd het door veel gebruikers gezien als alternatief voor ecstasy.

De innovaties in de gayclubs beperkten zich niet tot drugs en muziek. Het concept van de ‘after hours club’ – een onvermijdelijk gevolg van de passie voor drugsgebruik en de uitbundigheid die kenmerkend zijn voor de gayclubcultuur – deed zijn intrede bij de iconische gaynight Trade in Turnmills in Londen.

Een nacht bij Trade, uit de collectie van Trade

Waarom worden homoseksuele clubgangers van oudsher gezien als de early adopters van nieuwe psychoactieve stoffen? Deels omdat ze vaker drugs gebruiken dan hetero clubgangers. Volgens een Engels onderzoek komt drugsgebruik onder homoseksuelen drie keer zo vaak voor als bij hetero’s. Vooral homoseksuele mannen gebruiken vaker drugs en meer verschillende soorten drugs. Daarnaast zijn ze ook grotere drinkers.

De clubervaring in gayclubs is intenser dan de doorsnee clubavond, door wat de therapeut Alan Downs “velvet rage” noemt – een groot deel van het homoseksuele uitgaanspubliek heeft zich ontworsteld aan jarenlange onderdrukking en onverdraagzaamheid, en heeft zijn toevlucht gezocht in bars en clubs. De muziek en drugs bieden een ontsnapping die onvoorstelbaar is voor de meeste clubgangers, die gewoon hun werkweek van zich af proberen te schudden.

“Homo’s zijn frequente en avontuurlijke drugsgebruikers”, zegt professor Fiona Measham, die twee decennia lang mensen heeft geïnterviewd in gayclubs in Londen en Manchester. “Er is een work hard, play hard-houding, een bereidheid om te experimenteren met verschillende drugs en er wordt heel open over gedaan.

Er bestaat een sterke band tussen mensen met vergelijkbare ervaringen tijdens het opgroeien – zoals mensen die uit de kast komen en gediscrimineerd worden – en het gemeenschapsgevoel rond drugsgebruik en dansen in clubs wordt versterkt door deze collectieve emoties. Measham wijst erop dat wetenschappers de gemeenschappelijke intensiteit, bevrijding en het hedonisme in de gayclubs hebben vergeleken met de spiritualiteit en het escapisme van de historische “dodendansen,” rituelen die in de middeleeuwen werden gebruikt om met pijn en de pest om te gaan.

Wanneer je heel veel shit hebt moeten doorstaan, is de kans groter dat je bereid bent om risico’s te nemen en impulsieve dingen te doen, wat in de context van de gayclubscene betekent dat je experimenteert met drugs en seks. Gayclubs hebben voor hun bezoekers een belangrijkere rol te vervullen dan hun hetero tegenhangers, omdat er meer wordt verwacht.

Historisch gezien hebben homoseksuele mannen hun leven, vrijetijdsbesteding en seks altijd met risico’s en gevaren geassocieerd,” zegt David Stuart, hoofd van een liefdadigheidsinstelling die homoseksuele drugsgebruikers in Londen ondersteuning biedt. “De groepen hebben last van een historisch en gemeenschappelijk trauma, een soort massale posttraumatische stressstoornis (PTSS). Het meest voorkomende symptoom van PTSS is het ervaren van een constant gevoel van gevaar en risico.”

In deze context ontstond chemsex. Het is niet alleen een weergave van de donkere kant van het hedonisme, maar ook een teken dat de gayclubcultuur op zijn retour is.

“Er is een beeld, dat we allemaal feestbeesten zijn die het geweldig naar hun zin hebben. Maar mijn ervaring is dat veel van ons onderdrukt en gestresst zijn en daarom drugs gebruiken als zelfmedicatie,” zegt Matthew Todd, redacteur van magazine Attitude. “Toen ik in de twintig was waren de bezoekjes aan Londense gayfeesten veel gezelliger. Nu is het veel intenser, harder en seksueler.”

Het aantal nachtclubs in het Verenigde Koninkrijk is het afgelopen decennium gehalveerd, een trend die begon bij homotenten. Het aantal iconische gaybars en clubs neemt sterk af en dat is niet alleen een gevolg van gentrificatie en strengere regelgeving; bezoekers blijven ook weg. Waarom zou je naar je plaatselijke club gaan als je via een app op je telefoon mensen kunt ontmoeten, drugs kunt kopen en een orgie kunt regelen? Zoals David Stuart zegt: “Het schaamteloze gebruik van drugs in nachtclubs is vervangen door het online delen van drugsgebruik.”

Als er morgen een nieuwe drug ontdekt wordt – een nieuwe ecstasyvariant of een nieuwe vorm van ketamine – zou het dan als eerste door de gayclubscene worden opgepikt? “Vijf jaar geleden zou ik ‘ja’ gezegd hebben, maar nu is dat minder waarschijnlijk,” zegt professor Measham. “Door het internet hoeven mensen niet meer via trendsetters te horen over een nieuwe drug. Tegenwoordig is het waarschijnlijker dat een nieuwe drug ergens in een laboratorium opduikt en met behulp van slimme internetbranding aan de man wordt gebracht, dan dat het ergens in een duistere subcultuurscene ontstaat.

In zijn boek Altered State: The Story of Ecstasy Culture and Acid House, stelt Matthew Collin vast dat in de jaren zeventig, tachtig en negentig zwarte- en gayclubs consistent dienst deden als broedplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen. Het waren laboratoria waar muziek, drugs en seks gekruist werden om stilistische innovaties te creëren die langzaam doorsijpelden in de witte heteroseksuele samenleving. Nu lijkt het erop dat dit tijdperk definitief voorbij is.