Ik heb altijd al verhalen willen vertellen en voelde me al snel aangetrokken tot film. Terwijl ik opgroeide, besefte ik dat veel mensen niet van lezen houden, terwijl er in onze westerse samenleving bijna niemand is die beweert nog nooit een film gezien te hebben. Voor mij is film een manier om verhalen te vertellen, maar dan wel op een toegankelijke manier. Ik wilde er volledig voor gaan. Maar omdat ik geen ervaring had in het vakgebied, kwam ik op verschillende momenten vast te zitten: van het gebrek aan hulp tijdens het schrijfproces tot het eindeloze wachten op een antwoord van productiehuizen. Omdat ik echt films wilde maken, probeerde ik uiteindelijk binnen te raken in een filmschool. Daardoor verdwenen mijn dromen bijna als sneeuw voor de zon.
Cinema, da’s geen echte job
Zoals bij de meeste kinderen die uit arbeidersmilieus komen of een andere achtergrond hebben, was kunst niet iets dat mij als toekomstperspectief werd aangeboden. Tijdens mijn tienerjaren heeft niemand ooit gezegd dat de kunstacademie een optie was, niet de leerkrachten en zelfs niet mijn ouders. Mijn leerkrachten raadden mij aan literatuur te gaan studeren, zo kon ik later misschien lerares Frans worden en on the side een paar romans schrijven. Mijn moeder zei altijd: “zorg ervoor dat je gelukkig bent, maar zorg er ook voor dat je niet in financiële problemen komt”. Bourdieu zou mijn ouders klasse-overlopers genoemd hebben: mensen die hun sociaal-economische status veranderden door middel van studies. Mijn ouders komen niets tekort en ik heb een aangename jeugd gehad. Maar ondanks onze comfortabele levensstijl, zien mijn ouders er eerlijk gezegd niet echt gelukkig uit. Het lijkt zelfs alsof ze zich doodvervelen op hun werk.
Videos by VICE
Hier doet zich een fascinerend verschijnsel voor: de angst voor onzekerheid wordt van generatie op generatie doorgegeven. Zelfs de huidige, jonge generatie wordt volop aangemoedigd om zogenaamde concrete studies te volgens, waarmee je een echt salaris op je bankrekening krijgt en een lening kunt afsluiten om je auto of huis te betalen. Denk aan geneeskunde, burgerlijk ingenieur, rechten, economie… Een filmopleiding past niet in dat rijtje. Maar ik ben altijd al rebels geweest… Dus koos ik voor een opleiding politieke wetenschappen met een focus op de Europese Unie. Mijn filmdroom liet ik voorlopig voor wat die was.
Tijd verspild door geen films te maken
Terwijl ik de zaak van Fisherman’s Brewery of de geschiedenis van EU-verdragen vanbuiten leerde, leerden leeftijdsgenoten films maken. Ik had het gevoel dat ik achterliep en mijn tijd verdeed door niet bij te leren over mijn passie. Het was enorm vermoeiend en ik werd verlamd door een gedachte die me voortdurend boven het hoofd zweefde: mijn ouders hadden niet zo hard gewerkt en gestudeerd om ervoor te zorgen dat ik uiteindelijk in zo’n onzekere sector terecht zou komen.
“Mijn film was niet perfect, maar ik had er wel een gemaakt. Ondanks het feit dat ik niet naar de filmschool ging, kreeg ik eindelijk een gevoel van legitimiteit.”
Na mijn studies heb ik uiteindelijk wel een film gemaakt – een korte fictiefilm, “The Little Shame”, zonder productiehuis en dankzij crowdfunding. Een aantal geweldige mensen hadden genoeg vertrouwen in mij om in het project te investeren. Ik spuugde iets uit dat ik in mijn lijf had zitten, alsof het sterker was dan ikzelf. Het was een uitdaging om alles te betalen: de huur van de apparatuur, de crew, de decors, eten, de kostuums, de rekwisieten,… Maar ik knoopte maar al te graag en vol overgave de eindjes aan elkaar. De film was niet perfect, maar ik had er wel een gemaakt. Ondanks het feit dat ik niet naar de filmschool ging, kreeg ik eindelijk een gevoel van legitimiteit. Toch was er nog altijd een duidelijke implicatie dat ik er niet bij hoorde. Ik kwam erachter dat een zelf geproduceerde film nooit echt een film kon zijn in de ogen van de industrie. Wanneer je een alternatief pad bewandelt, is het gigantisch moeilijk om geaccepteerd te worden door de industrie en vertoningen te krijgen op filmfestivals.
Ik voelde me nutteloos, en dus probeerde ik binnen te raken in de filmschool.
Geforceerde toelatingsproeven
Voor twee van de meest gerenommeerde Franstalige Belgische filmscholen, het IAD (Institut des Arts de Diffusion) en het INSAS (Institut National Supérieur des Arts du Spectacle et des Techniques de Diffusion), worden slechts een tiental studenten – van de honderden studenten die aan het toelatingsexamen deelnemen – toegelaten. Om het examen te mogen afleggen, moet je ongeveer 100 euro betalen. De examens beginnen half augustus en het proces omvat twee intensieve weken waarin verschillende proeven worden afgenomen. Zo moet je zowel een reeks foto’s als een reeks opnames van één minuut inleveren, een document over jezelf en je inspiratiebronnen invullen, kladjes van een imaginair script presenteren en tot slot in één uur tijd een film analyseren. En dat is nog maar het begin, we hebben het hier over de eerste test. Over de rest kan ik niet veel zeggen, want ik werd in de eerste fase al afgewezen. Een paar weken later kon ik vragen naar de reden voor de afwijzing. Ik kreeg te horen dat ik een goede filmanalyse had gemaakt en mijn dossier interessant was, maar dat ik “te weinig praktijkervaring” had. Maar als ik praktijkervaring had, waarom zou ik dan een opleiding aan de filmschool beginnen?
Léonie* heeft al drie keer geprobeerd om binnen te raken bij INSAS. Zij vertelt: “Wanneer je wordt afgewezen door een wiskundige of medische school, word je afgewezen omdat je niet over de nodige theoretische kennis beschikt. Maar als je wordt afgewezen door een filmschool of een kunstacademie, word je afgewezen om wie je bent. Dat is heel intiem. Je geeft je leven en je gevoelens helemaal bloot en zij vellen een oordeel. Vorig jaar kreeg ik te horen dat ik niet genoeg zelfvertrouwen had. Ik denk dat ze verwachten dat je verandert.” Het is bizar om te denken dat je geen regisseur, editor, cinematograaf, geluidstechnicus of acteur kunt zijn omdat je niet genoeg zelfvertrouwen hebt. “Je wijst een accountant toch ook niet af omdat hij niet genoeg zelfvertrouwen heeft.”
Léonie heeft dit proces al drie keer doorlopen, omdat ze van mening is dat ze zonder netwerk geen films kan maken. Volgens haar is zo’n netwerk opbouwen onmogelijk zonder filmopleiding. “INSAS spookte voortdurend door mijn hoofd. Ik besteedde mijn hele zomer aan het voorbereiden van ingangsexamens. Maar toen ik hoorde dat ik werd afgewezen, moest ik op zoek naar een job. En als je met een job begint, krijg je niet meteen vakantie. Ik heb intussen al drie jaar geen vakantie meer gehad. Het is alsof filmscholen je tegenhouden, alsof je geen films kunt maken zonder school.” Léonie werd uiteindelijk aanvaard in een afdeling die ze liever niet vrijgeeft.
“Niet iedereen kan elke zomer 100 euro besteden aan een toelatingsexamen, of een jaar verspillen met wachten.”
De e-mail waarmee ik werd afgewezen, eindigde met: “Wij hopen dat u het komende jaar zult gebruiken om volgend jaar opnieuw een aanvraag in te dienen.” Maar niet iedereen kan elke zomer 100 euro besteden aan een toelatingsexamen, of een jaar verspillen met wachten. Als je buist op het toelatingsexamen, zijn er vanaf september geen vooruitzichten meer. Ik heb geluk dat ik al een diploma heb en ook meteen werk heb gevonden, maar wat met de jongeren die net van de middelbare school komen en nog maar twee weken de tijd hebben om een andere studie te vinden? Tegelijkertijd kan je op jongere leeftijd nog tegen jezelf zeggen dat je het jaar erop opnieuw zult proberen. Maar als je ouder bent en jezelf die vraag al meerdere keren hebt gesteld…
Louis studeert al 4 jaar regie aan de IAD. Hij raakte al bij zijn eerste poging op 17-jarige leeftijd binnen op de school, en was daarmee een van de jongsten in zijn klas. Tegelijkertijd probeerde hij ook binnen te geraken bij INSAS, waar hij werd afgewezen. Hij herinnert zich dat iemand hem tijdens een mondeling examen vroeg wat hem het meest geraakt had in z’n leven, waarop hij “de dood van mijn grootmoeder” antwoordde. De persoon die voor hem zat zei: “Ja, we hebben allemaal wel eens iemand verloren die ons dierbaar was”. Hij had het gevoel dat hij werd veroordeeld om wie hij was, om wat hij voelde. In zijn eerste jaar aan de IAD zei een leraar tegen de klas: “De meeste mensen hebben hier niets te zoeken en zijn hier alleen om de projecten van studenten in hogere jaren te betalen.” Op deze school begin je – als je slaagt voor het toelatingsexamen – aan een proefjaar, wat betekent dat niet iedereen mag doorgaan naar het tweede jaar. De uiteindelijke filmproductie van de school gebeurt pas in het vierde jaar, waarbij vijf mensen een fictiefilm en vier mensen een documentairefilm mogen maken.
Julien heeft twee keer een toelatingsexamen afgelegd aan INSAS. Aan zijn eerste poging, op achttienjarige leeftijd, heeft hij goede herinneringen: “Ik was de hele zomer verslaafd aan films, ik offerde al mijn vakanties op. Film was het enige waar ik aan dacht. Ze laten je vaak in twijfel omdat je na elke ronde telkens een week of twee moet wachten. Je hoort de dag ervoor pas of je wordt toegelaten voor de volgende ronde. Julien is van mening dat scholen geen keuze hebben en dat dit gewoon de manier is waarop filmscholen werken. Volgens hem vereisen de scholen van meet af aan een bepaald niveau om direct tot de kern van de zaak door te komen. “Het is onmogelijk om op zo’n korte periode (3 jaar) voor meer dan 15 studenten zowel een opleiding als een persoonlijk project op te volgen”, zegt hij.
Het jaar na zijn afwijzing studeerde hij aan het ERG (École de Recherche Graphique). “Ik probeerde het jaar daarop opnieuw binnen te raken bij INSAS. Ik deed iets heel erg “ERG-iaans” maar het lukte niet,” zegt hij. “Ik wist dat het niets voor mij was en dat ik niet vast wilde zitten aan deze manier van filmmaken. Al die beperkingen waren niet aan mij besteed. Je moet je bewust zijn van de barrières die het basissysteem je oplegt, maar je moet ook beseffen dat het niet de enige weg is. Je kan bijvoorbeeld productiehuizen vinden, die een alternatief zijn en projectondersteuning bieden.”
Melissa is Frans en deed een voorbereidend jaar voor de toelatingsexamens in Frankrijk. Daarna probeerde ze binnen te geraken in Belgische scholen: “Het was of Parijs of Brussel, maar aangezien ik zelf mijn kot moest betalen, koos ik uiteindelijk voor Brussel.” Op 26-jarige leeftijd, probeerde ze nog twee keer bij INSAS en nog één keer bij IAD. “De tweede keer bij INSAS dacht ik aan de complimenten die ik het jaar voordien had gekregen. Ik nam de uitdaging met beide handen aan en wilde laten zien dat ik vooruitgang had geboekt. Maar ik was niet geslaagd voor de eerste test. Ik stelde alles in vraag. Er kwam geen feedback, dus ik kon niet eens uitzoeken waar het was misgelopen. Ik voelde me niet meer geschikt om films te maken. Ik heb geen wrok, maar wel een bittere nasmaak. Het voelt alsof ik iemand ben die niet tot de elite behoort. En wat met de anderen? Hoe beginnen mensen die niet niet in de industrie zitten en geen opleiding kunnen genieten films te maken?”
Xavier is al meer dan tien jaar colorist. Hij volgde een opleiding fotografie en beeld aan de HELB (Haute Ecole Libre de Bruxelles – Ilya Prigogine, ex-INRACI). In die tijd bestond er nog geen cursus kleurkalibratie, maar intussen is hij professor in dit nog jonge vak. HELB organiseert geen toelatingsexamens: de opleidingen die er worden aangeboden zijn techniek, beeld, geluid en montage, maar ook productieleiding en assistent-regisseur. Script of regie kan je er niet volgen. Volgens hem zou hij momenteel niet in de filmindustrie werken als hij niet naar een school zonder toelatingsexamen was gegaan: “Toen ik daar aankwam, was ik 18 jaar oud. Ik had geen filmcultuur en geen echte vaardigheden. Als er examens waren geweest, had ik die opleiding niet kunnen volgen.”
Is er nog hoop?
Er zijn een heleboel dingen die telkens terugkeren op filmscholen. Er bestaan schrijfbeurzen of schrijfresidenties, maar ook deze opleidingsonderdelen hebben selectieve criteria. De SACD (Society of Dramatic Authors and Composers) biedt bijvoorbeeld schrijfbeurzen aan, maar je komt alleen in aanmerking met een aanvraag als je:
- Tenminste één fictiefilm hebt (mee)geschreven of geregisseerd. Het eindproduct moet professioneel zijn uitgezonden (tv, bioscoop, festival, kabelzenders,…);
- Of, een aflevering van een serie hebt geschreven, meegeschreven of geregisseerd. Het eindproduct moet in een professionele context zijn uitgezonden;
- Of, afgestudeerd bent als regisseur aan een filmschool in de Federatie Wallonië-Brussel en in die hoedanigheid ook een eindfilm hebt gemaakt.
Er zijn dus twee opties: de eerste optie is het “filmschooldiploma”, een plek waar je mensen ontmoet die misschien wel je toekomstige team kunnen vormen. Je kunt er een netwerk uitbouwen en dingen opbouwen. De tweede optie is “het professionele kader”, wat betekent dat er een productiehuis achter de film staat. Dit is een garantie voor kwaliteit. Niet noodzakelijk voor een kwalitatief script, maar er is op z’n minst een zekere, technische kwaliteit aanwezig. Als je niet veel geld hebt, heeft dat gevolgen voor het materiaal dat je kunt gebruiken, de tijd die je ervoor kunt uittrekken, de vergoedingen voor je team en dus ook voor de film in z’n geheel. Dus ja, in theorie kan je zonder geld onafhankelijke films maken. Persoonlijk ben ik niet in staat om de vermoeidheid en stress van het zelf produceren opnieuw te beleven. Ten eerste omdat ik iedereen die aan het project werkt correct wil betalen, want dat is een ethische plicht. Met liefde en passie voor film vul je geen magen, en je betaalt er al zeker geen rekeningen mee in een kapitalistische maatschappij. Het financiële beheer van film is een vak en niet iedereen kan zichzelf zomaar producent noemen (ik al zeker niet). Nogmaals, een film die je zelf produceert, wordt zelden als professioneel beschouwd.
Producenten zijn mensen die in jou, je project en je capaciteiten geloven en je helpen met de creatie van de film. Toen ik een nieuw project op poten had gezet, werd mij aangeraden om contact op te nemen met productiehuizen. Na de twintigste onbeantwoorde e-mail, besefte ik dat ik niet in aanmerking kwam voor ondersteuning. Voor producenten ben ik een nietsnut die niet eens werd opgeleid.
Je zou het in vraag stellen van toelatingsexamens voor regie-opleidingen kunnen beschouwen als de ergernissen van een gefrustreerde schoolverlater, maar eigenlijk gaat het om de vraag: wie kan er eigenlijk nog films regisseren? Als je geen opleiding hebt genoten, geen netwerk hebt, geen film hebt gemaakt die geselecteerd werden voor gerenommeerde filmfestivals, hoe kan je dan films maken die gezien worden?
Veel mensen zeggen dat je niet naar de filmschool moet gaan om regisseur te worden. Ze zeggen dat ik moet volhouden, maar wie betaalt dan mijn huur? Ik voel nog altijd de drang om verhalen te vertellen en ik droom er nog altijd van om dat met film te doen. Maar op dit moment zie ik geen licht meer aan het einde van de tunnel. Ik heb de kracht niet meer om elk jaar opnieuw een toelatingsexamen af te leggen en te leven met de onzekerheid die daarbij komt kijken. Ik weet niet of ik nog 3, 4 of 5 jaar student kan zijn. Ik ben geen 18 meer. Je kan zeggen dat ik niet écht films wil maken, maar daarop zou ik willen antwoorden dat ik me wel degelijk bewust ben van de realiteit en de tijd die voorbijgaat. Ik denk constant aan mijn moeder, die mij vroeg om “niet in financiële problemen te komen”.
Jean Anouilh zou afsluiten door te zeggen dat “cinema een industrie is, maar helaas ook een kunst”. Ik zou zelfs durven zeggen dat een film die niet gezien wordt, niet bestaat. En ik ben bang om films te maken die niet bestaan.
*Voornaam is veranderd.
Volg VICE België ook op Instagram.