Door de jaren heen heb ik me regelmatig clubs en liveoptredens binnengeluld met een paar vrij eenvoudige trucjes: over daken klimmen, afspreken om achter de bar te werken en dan zeggen dat ik ziek ben, en natuurlijk: doen alsof ik de niet-bestaande artiest “DJ Dirt-E” ben. (ergens in Leeds is er een bewaker die trots op de foto staat met mij in deze vermomming – sorry daarvoor liefste buitenwipper).
Ergens gratis binnenglippen is niet groots of slim, maar het zit zo: elke keer dat ik het deed, was dat omdat ik geen geld had en het voor mij dus de enige manier was om binnen te geraken. Nu we het erover hebben: ik ben momenteel opnieuw super broke. Daarom besloot ik te testen hoe ver ik mijn geluk eigenlijk kan pushen, en creëerde ik een heleboel festival-gerelateerde persona’s om te zien hoe ze zouden presteren aan de (achter)ingang.
Videos by VICE
SECURITY-MEDEWERKER
Mijn avontuur begint op een vrijdag, op een festival in het Londense Victoria Park, waar ik me zou vermommen als een fancy security-medewerker. Dankzij de festivalhiërarchie zijn er niet veel mensen die moeilijk kunnen doen tegen een bewaker: qua autoriteit sta je netonder dj’s, promotors en de politie, maar boven zowat alle andere mensen die niet in een fluoriserende jas rondlopen.
Mijn outfit kostte in totaal 13 euro: 5 euro voor de jas, nog eens 5 om het woord “SECURITY” en een aantal random nummers op de achterkant te printen, en drie voor de armband. Aan de armband bevestigde ik een oude toegangskaart van een kantoor waar ik ooit werkte, gewikkeld in een blauwe plastic zak.
Nog voordat ik de wei had bereikt, vroeg iemand me om de weg naar de personeelsingang. Ik wees hem de juiste richting aan en herinnerde hem eraan dat hij zijn identiteitsbewijs gereed moest houden. En dan ging ik er gewoon voor, via diezelfde personeelsingang. Een politieagente wenste me een goede middag, een echte bewaker verontschuldigde zich omdat hij lichtjes tegen me aan liep – en dat was het: ik liep gewoon binnen. Toch een beetje een anticlimax.
Terwijl ik al op het festival rondliep, probeerde Josh, mijn fotograaf, zijn geluk bij drie andere ingangen, waar hij zei dat hij voor het festival werkt. Hij had minder geluk, mogelijks omdat hij nul andere overtuigende argumenten had, dus ging ik terug om hem naar binnen te begeleiden. Samen marcheerden we doelbewust door de ingang van de artiesten. Ik liep gewoon voorbij de metaaldetector en het personeel, maar Josh werd tegengehouden.
“Is hij pers?” vraagt een kleine man van midden in de twintig.
“Ja,” antwoord ik. “Hij hoort bij ons.”
“Oh ja, hij heeft een pas nodig.”
“Ik breng hem nu naar de accreditatie.”
“Dat is buiten.”
We liepen naar de hoofdingang en deden daar opnieuw dezelfde move: deze keer werkte het perfect. Dan vroegen de G4S-bewakers me plots of ik wil dat ze de tas van Josh doorzoeken. “Ja, doe dat”, instrueer ik. En dan gingen we naar Elder Island kijken.
AFVALRAPER
Aangemoedigd door ons succes van de dag ervoor, gaan we op zaterdag vol moed naar een dancefestival in Finsbury Park. Deze keer had ik een fluoriserende jas met op de achterkent “LITTER” en nog wat random nummers en zo’n handige grijpstok die me € 9,99 kostte. Ik zwerfde wat rond de hekken en raapte hier en daar het kleine beetje zwerfafval op dat ik kon vinden, en gooide het in een vuilniszak.
Toen ik zag dat er maar één steward bij de achteringang stond zonder security in zijn buurt, greep ik mijn kans en glipte ik – opnieuw zonder dat me ook maar iets werd gevraagd – naar binnen, en liep wat rond achter een podium.
‘Hé, maat,’ hoorde ik bijna onmiddellijk. Ik negeerde de schreeuw en concentreerde me met bijzonder veel toewijding op wat rondzwervend afval. “Héé, MAAAT!” Ik draaide me om en zag een grote bewaker in een witte fluoriserende vest die recht op me afgejogd kwam.
“Waar is je pas?” Zijn ogen vernauwden zich. Deze man had me duidelijk door. “Ik ben een afvalraper, van Chris z’n team,” zei ik. Zijn gezicht verzachtte, maar hij vertelde me dat ik hier niet mocht zijn. Ik moest door de hoofdingang gaan. Terwijl hij me naar de uitgang begeleidde, stopte ik even om wat vuilnis op te rapen voor wat extra dramatisch effect. Noem me een method actor, noem me “toegewijd aan mijn vak” – ik ben al die dingen.
Toen ik aan de andere kant van het festival aankwam, had ik al een passender loopje bedacht. Ik besloot wat meer te slenteren, met mijn ogen constant gericht op de grond, op zoek naar sigarettenpeuken. Dat paste veel beter bij deze outfit dan de überdominante manier van wandelen die ik me had aangemeten als security-medewerker. Jammer genoeg was het festival nog niet zo lang bezig: er lag amper afval op de grond.
“Kun je wat dingen laten vallen zodat ik het lijkt alsof ik hier een zinnige job aan het doen ben?”, grapte ik tegen de beveiliging terwijl ik het festival binnenliep. Ze lachten, ik lachte – we hadden allemaal heel veel lol.
CATERINGPERSONEEL
Deze wilde ik al een tijdje proberen. Ik leende een schort en chef-broek van een vriend, pakte een keukendoek uit m’n keuken en liep terug naar hetzelfde dancefestival. In mijn ideale scenario stelde ik me altijd voor dat ik zou binnenlopen met een volle kist water op m’n schouder (uiteindelijk gaat het allemaal om de accessoires, de kleine details) maar het kostuum van de afvalraper had me al €20 gekost en mijn budget serieus aangetast. Dan maar een gesloten verpakking bekers van op de grond in plaats van een kist water.
Ik liep door de ingang van het personeel. “Heb je een polsbandje?”, vroeg een uitgeputte bewaker van op een campingstoel, op een manier die suggereerde dat het hem echt niet kon schelen of ik effectief een polsband had. “Natuurlijk,” antwoordde ik en ik liet hem een oud Boomtown-crewpolsbandje zien. Dit komt niet goed, dacht ik.
Maar nee: integendeel. “Bedankt,” kreeg ik te horen, en hij zwaaide me door.
PODIUMBOUWER
Op zondag gingen we voor een housefestival in Peckham Rye Park. Ik besloot te doen alsof ik een podiumbouwer was. Mijn outfit – een fluoriserende puffer jas, een helm, een paar karabijnhaken en een handschoen (ik kon er maar ééntje vinden) – was simpel genoeg bijeen te rapen, zelfs op een feestdag.
Ik liep de hekken rond het het festival af terwijl Josh het park omcirkelde met een van de meest verdachte camera’s die ik ooit had gezien. Hij nam af en toe een willekeurige foto, zodat het er niet op leek dat hij enkel foto’s van mij aan het maken was. Als iemand hem daarop zou aanspreken, zou hij als backup-verhaal zeggen dat hij werkte aan een project rond festivalmode.
Dit was een klein event, er waren dus niet bepaald veel ingangen. Ik besloot dan maar voor de hoofdingang te gaan, ook al zou een podiumbouwer waarschijnlijk nooit langs de hoofdingang komen. Nadat ik iedereen ongestoord voorbij was gestormd, liep ik rechtstreeks de menigte aan het hoofdpodium in. Terwijl ik danste, keek ik regelmatig naar de infrastructuur, net zoals een kunstenaar die zijn voltooide werk bewondert.
DJ
Later op die dag zocht ik de bosjes buiten het festival op om van kleding te veranderen en ook nog als DJ proberen binnen te geraken. Een vrouw die in PR werkte dacht ooit dat ik de DJ Jasper James was, ook al lijk ik helemaal niet op hem – dat gaf me het vermoeden dat dit niet al te moeilijk zou mogen worden. Ik moest gewoon naar de artiesteningang gaan en me schaamteloos voorstellen als de (nog steeds fictieve) DJ Dirt-E. Ik had geen e-mails om mijn beweringen te ondersteunen en niemand die ik kon bellen om mijn verhaal te bevestigen. Niet alleen dat, er had nog nooit iemand – behalve misschien die ene eenzame bewaker in Leeds – gehoord van “DJ Dirt-E”.
Deze outfit kostte helemaal niets: ik droeg gewoon mijn normale kleren, leende de oh zo typische vinyl tas van een vriend en hield mijn gehavende koptelefoon in mijn hand (accessoires, remember). Ik benaderde de artiesten, een klein gat in een hek, en bereidde me voor om met uiterste overtuiging te stellen dat ik DJ Dirty-E was en op tijd naar hier was gekomen voor mijn set om 19.00 uur. Maar de mensen aan de ingang vroegen me zelfs niets. Het was bizar. Niemand vroeg wie ik was. Een vrouw vertelde me gewoon dat ze geen polsbandjes meer hadden en dat ik daarom 20 minuten backstage zou moeten blijven.
Vervolgens werd ik gefouilleerd. Daar had ik niet mee gerekend, want toen ze mijn tas openden, vonden ze in plaats van platen enkel fluoriserende jassen, een radio en een enkele handschoen.
“Werk jij hier?” vroeg de uitsmijter.
“Ik kom net van mijn andere job als podiumbouwer.”
“Oké, maar je doet die fluoriserende jas hier niet aan.”
“Nee, dat zou ik nooit doen.”
Ietsje later was ik al aan het dansen in een tent terwijl ik probeerde mijn tas niet tegen te veel andere mensen aan te stoten. Aan de bar zag iemand mijn koptelefoon en vroeg me om hoe laat ik ging draaien. “19 uur, hoofdpodium,” antwoordde ik impulsief. “Nice, dat ga ik checken,” antwoordde hij.
Drie dagen, drie festivals, vijf technieken – vijf keer gelukt. Let eens een beetje beter op, beste beveiligingsteams, en mijn excuses, beste oplichters, dat ik jullie geheimen heb onthuld.
Aboneer je op onze newsletter, en krijg elke week onze beste verhalen, video’s en fotoreeksen.
Volg VICE België razendsnel op Instagram en Twitter.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op VICE UK.