Hoe het is om te leven met kleptomanie

Alle illustraties door Michael Dockery

Ik ben in het Vaticaan en ik kijk naar het zoveelste schilderij van de kruisiging. Een balpen van dertig euro glijdt via mijn mouw naar mijn jaszak en maakt het totaal van mijn buit zo’n 125 euro aan katholieke prulletjes. Zooi die zegt: “Hey ik ben in de Sint-Pietersbasiliek geweest.”

Voor mij betekent het niks. Het zijn gewoon wat gestolen spulletjes voor de collectie, bij elkaar gejat op luchthavens, in warenhuizen, bibliotheken en cadeauwinkels. Nutteloze dingen die ik moest stelen.

Videos by VICE

Ik knik naar de non achter de toonbank en loop naar buiten.

Ik werd gediagnosticeerd met kleptomanie. Dat gebeurde vrij snel nadat duidelijk werd dat ik leed aan chronische depressie, bipolaire stoornis, borderline, chronische pijn, enzovoorts. Van al die dingen vond ik dwangmatig stelen het minst zorgwekkend. Ik doe het al sinds ik klein ben. Meestal voelde ik me schuldig, maar dat is op de een of andere manier weggeëbd toen ik een tiener was.

Veel kleptomanen hebben het over de ‘kick’ van het stelen. De ziekte wordt vaak gekoppeld aan zware depressie. Het is een manier om de apathie te doorbreken. Dat hoort er zeker bij. Net als bij elke psychische stoornis, komen de aanleiding en ‘het gevoel’ in verschillende vormen. Het hoort ook bij mijn manische kant. Het geeft me het gevoel dat ik iets obscuurs beheers, en het laat me voelen dat ik leef.

Boeken verpesten levens. Oliver Twist maakte een onuitwisbare indruk toen ik acht was: ik wilde de zakkenroller Jack Dawkins zijn, en de sluwe dief Fagan. Robert Bressons meesterwerk Pickpocket begint met een beschrijving van de haast vloeibare precisie die komt kijken bij zakkenrollen. De illusie, het vreemde gevoel van voldoening dat je krijgt als je iets laat verdwijnen voor iemands nietsvermoedende neus.

Je denkt vast dat ik wanhopig zoek naar manieren om mijn criminele gedrag op een intellectuele manier te verklaren, maar fuck it. Er is iets bevredigends aan diefstal. Het prikkelt mijn door angst verweerde zenuwstelsel. Het is geen arrogant genot, maar een fysieke rilling – een kietel die ik niet goed kan omschrijven.

Ik ben nog steeds geschokt als mensen negatief reageren op het feit dat ik steel. Vaak is de reactie iets in de trant van: “Je verpest je leven, wat als je gepakt wordt?” Maar ik ben nog nooit gepakt. De horror/schoonheid van een psychische stoornis is dat je volledig blind bent voor risico’s. Betrapt worden komt niet eens in me op.

Bovendien kies ik mijn doelwitten goed. Ik heb altijd regels gehad, ook voordat ik mijn gedrag beter kon beheersen dankzij medicatie. Ik steel nooit van kleine bedrijfjes, particulieren en vrienden, en ik steel nooit dingen met emotionele waarde of dingen die onvervangbaar zijn. Maar op vliegvelden, bij instanties of in een of ander hoofdkantoor word ik vrij snel een beetje maf.

Ik heb een keer een lading sierkussens gestolen van een casino, deels uit wrok, deels uit verveling. Ik gooide ze over het hek bij de bar aan het zwembad, en laadde ze daarna in mijn auto. Mijn moeder is dol op kussentjes en ik haat casino’s. Het is soms zo eenvoudig.

Ook jatte ik een tijdlang planten uit cafés en restaurants. Ik heb een mooie collectie kruiden en vetplanten uit de beste restaurants van Perth.

Dankzij al mijn andere psychische aandoeningen, heb ik weinig last van schuldgevoelens. Als je constant verlamd wordt door angst, is het moeilijk om even stil te staan en te zeggen: “Oei, misschien had ik toch niet al die telefoonhoesjes moeten stelen bij de Blokker. Ik hoop niet dat ze nu failliet gaan.”

Zo helder wordt het niet in mijn hoofd. Ik loop nog steeds krom van schaamte omdat ik een keer per ongeluk mijn oma’s “Fijne tachtigste verjaardag”-ballon liet knappen. Dat is twintig jaar geleden, en volgens de betrokkenen is het niet eens echt gebeurd. Om je maar even een idee te geven van hoe ik in elkaar zit.

In de afgelopen vier jaar ben ik zo ongeveer gestopt met stelen, omdat ik zwaardere medicijnen nam. Tot ik in september begon met het minderen van gif A en meer van gif B nam. Ik viel enorm af, was oncontroleerbaar geil en begon weer te stelen.

Sindsdien heb ik voor bijna vierhonderd euro aan kantoorartikelen gestolen. Voornamelijk Moleskins, want rot op met je veertig euro. In mijn telefoon hou ik bij wat ik steel, waar het vandaan komt en wat het waard is. Toen ik onlangs zes weken in Europa was, heb ik voor 82 euro aan water en broodjes gestolen op verschillende luchthavens, voor 222 euro in museumwinkels, voor 31 euro aan flessen water en voor 125 euro aan prulletjes in het Vaticaan.

Ik heb gestolen van de katholieke kerk. Zoals ik het zag, kreeg ik gewoon mijn belastinggeld terug van alle onderzoeken naar zedenmisdrijven die ze zo lang verborgen hielden.

Ach, bovendien draait het hele katholieke geloof om vergeving.