De wetenschap rondom antidepressiva is geen exacte wetenschap: twee patiënten kunnen verschillend reageren op hetzelfde medicijn. En voor sommigen zullen veel van de reeds bestaande medicijnen – die voor anderen prima werken – geen enkel effect hebben.
Wetenschappers worstelen nog steeds met de vraag waarom sommige medicijnen alleen bij een selecte groep mensen werken. Volgens een onderzoek van de Northwestern University in Chicago behandelen artsen de oorzaken vaak op een ongerichte manier, met medicijnen die “op het verkeerde doelwit gericht zijn” en bijvoorbeeld bedoeld zijn om stress te verminderen in plaats van de depressie zelf te genezen. Anderen suggereren dat de testresultaten van antidepressiva door commerciële belangen vaak worden vervormd of gesaboteerd. Een onderzoek uit het New England Journal of Medicine bracht naar voren dat sommige farmaceutische bedrijven selectief onderzoeksresultaten publiceerden die aantoonden dat een medicijn een positief effect had, en ze de negatieve onderzoeken aan de kant schoven.
Videos by VICE
“Er is een aanzienlijke groep patiënten die ondanks het nemen van verschillende antidepressiva niet beter wordt,” zegt dr. Mark Bolstridge, klinisch psycholoog en een honorair onderzoeker aan het University College London. “Als clinicus is het enorm frustrerend dat we zoveel medicijnen tot onze beschikking hebben, maar dat voor sommige mensen niet één daarvan echt werkt.”
Bolstridge is dan ook bezig met zoeken naar alternatieve en ongebruikelijke behandelingen voor depressie. Hij doet in het bijzonder onderzoek naar de hallucinogene stof die in paddo’s zit: psilocybine.
Bolstridge deed samen met David Nutt, voorzitter van de British Neuroscience Association en voormalig medicijnadviseur voor de overheid, in 2013 voor het eerst een aanvraag voor een proef met psilocybine. Nutt had al eerder kleinere experimenten gedaan, voordat er strengere regels werden ingevoerd voor proeven met psychoactieve stoffen. Hij dacht dat psilocybine mogelijk de symptomen van een depressie kon verzachten, en wilde daarom verder onderzoek doen.
Hoewel hij wel financiering en toestemming kreeg van de UK Medical Research Council voor zijn experiment, aangezien paddo’s een klasse A-drug zijn in Engeland. “Het was erg lastig om aan de drug te komen, omdat je een speciale vergunning nodig hebt… en het moest uit Europa geïmporteerd worden,” vertelde Bolstridge aan VICE. “Ethische commissies keuren de meeste verzoeken al bij de eerste aanvraag goed. Wij moesten wel drie of vier keer met ze rond de tafel voordat ze bereid waren ons verzoek goed te keuren.”
Bolstridge zegt dat hij wel begrijpt waarom er zoveel weerstand was. “De gemiddelde mens is erg sceptisch over paddo’s, omdat ze geclassificeerd zijn in de A-categorie, en mensen daardoor denken dat ze net zo gevaarlijk zijn als heroïne of coke.”
Deze bureaucratische rompslomp heeft ook een geschiedenis. Onderzoekers in psychiatrische ziekenhuizen legden in de jaren vijftig en zestig al een verband tussen psychedelische drugs en verschillende therapeutische effecten, inclusief een behandeling voor alcoholisme, depressie en zelfs autisme. Maar veel onderzoeken werden nauwelijks gecontroleerd, slecht gerund, en waren controversieel, vooral wanneer lsd aan de kinderen van kwetsbare mensen werd gegeven. “Onderzoeken werden niet volgens de hedendaagse morele en wetenschappelijke maatstaven uitgevoerd. De methode was vaak een beetje dubieus,” zegt Bolstridge.
Sinds de jaren zeventig is het moeilijk om goedkeuring te krijgen voor onderzoeken naar LSD en andere psychedelica, maar het lukte Bolstridge en zijn collega’s wel om, voor het eerst in decennia, een klinische studie uit te voeren die de effecten van psilocybine op depressie moest uittesten. Ze rekruteerden twaalf patiënten met een matige tot zware depressie en behandelden hen in een gecontroleerde omgeving.
In tegenstelling tot bij veel andere klinische studies was er geen sprake van een financiële compensatie voor deelname aan de test. Bolstridge legt uit hoe mensen gemotiveerd werden om deel te nemen: uit “pure wanhoop”. “Sommige patiënten hadden al heel veel verschillende antidepressiva uitgeprobeerd en niets leek te werken. En ze voelden zich gewoon heel klote en verdrietig, en functioneerden niet in het dagelijks leven. Ze waren ernstig arbeidsongeschikt en werkten dus ook niet. Hun levens waren gewoon heel anders gelopen dan ze gehoopt hadden, dan ze verwacht hadden.”
Kirk Rutter, één van de patiënten die deelnam aan de test, stemde in met ons verzoek om over zijn ervaringen te praten. Hij vertelde dat hij had meegedaan aan de studie omdat hij “dacht dat ik zo van m’n verdriet af kon komen en al die emoties van me af kon schudden”.
Na de dood van zijn moeder leed Kirk aan een doorlopende depressie, die niet leek te reageren op behandeling met antidepressiva en psychotherapie. Hij gelooft dat de medicatie die hem voorgeschreven werd “de symptomen aanpakte, maar niet het probleem” en wilde maar al te graag een effectievere behandeling uitproberen. Hij meldde zich aan als vrijwilliger.
In de eerste week voelde ik me geweldig. Maar daarna voelde het alsof ik weer stappen achteruit zette.
Na de behandeling voelde Kirk zich “heel, heel positief. In de eerste week voelde ik me geweldig. Maar daarna voelde het alsof ik weer stappen achteruit zette. Ik had zoiets van, ‘Oh, kut, dat duurde niet bepaald lang.’ Maar daarna ging het weer beter. De enige manier waarop ik het kan beschrijven is wanneer je een zwaar voorwerp in het water gooit; het zinkt dan eventjes, maar komt al snel weer naar boven drijven, en uiteindelijk stabiliseert het op een nieuw level. Zo voelt het ongeveer.”
Kirk zegt nu dat hij “zich niet meer depressief voelt” en zit “zeker niet meer zo vast in m’n verdriet als voorheen,” alhoewel hij nu, negen maanden na de test, “een lichte afname” in zijn gemoedstoestand doormaakt.
De ervaringen van Kirk lijken overeen te komen met de voorlopig positieve resultaten van de test. De overgrote meerderheid reageerde er heel goed op,” zegt Bolstridge. “Voor de overgrote meerderheid van de deelnemers kwam er iets minder druk op de ketel te staan. En er was ook sprake van een aantal veranderingen die van lange duur waren, want dit is heel anders dan wanneer je [traditionele] antidepressiva toegediend krijgt, die je dagelijks hoort te slikken. Met de psilocybine was er sprake van twee doses, waar een week tussen zat, en mensen reageerden daar zes maanden later nog op. Na dat halfjaar ging het alsnog beter met ze dan voorafgaand aan de test.”
Het publiceren van dit soort resultaten is niet zonder gevaren. Als mensen eenmaal te horen krijgen dat paddo’s mogelijk een oplossing kunnen bieden voor depressies, is de kans groot dat patiënten zelfmedicatie, zonder voldoende kennis en toezicht, zullen proberen. Bolstridge zegt dat dat altijd een gevaar zal zijn. “Maar ik denk dat we de boodschap wel naar buiten moeten brengen, en overal moeten verkondigen dat mensen niet zelf moeten gaan rommelen met deze drugs, en ook niet aan zelfmedicatie moeten gaan doen, want wij weten exact welke doseringen we toedienen. Iemand die er zelf op uit gaat, en zelf probeert uit te zoeken welke paddo’s hij gaat nemen – het is heel moeilijk om erachter te komen hoeveel iemand nodig heeft.”
Het onderzoek naar psilocybine zal ooit misschien de geschiedenisboeken ingaan als radicale doorbraak in het behandelen van depressies, maar voorlopig moet er vooral heel veel onderzoek worden gedaan. “Dit is een heel voorbereidend project. Ook wordt dit soort onderzoek nog helemaal niet lang gedaan, omdat het zo moeilijk is om aan de drug te komen,” legt Bolstridge uit. “We zijn nog steeds op zoek naar het beste behandelingstraject.”