Ieder mens heeft wel eens een geilige bui waardoor er seksuele fantasieën door je hoofd schieten. Maar wat als die gedachten, zonder dat je er iets aan kan doen, veranderen in gewelddadige verkrachtingsscènes waardoor je in paniek raakt? Dat is wat Yeni dagelijks ervaart. Ze heeft een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS), waardoor ze last heeft van dwanggedachtes, die haar dwingen tot dwangmatige handelingen.
“Ik had geen idee wat er met me aan de hand was toen het allemaal begon. Ik was begin twintig toen ik te pas en te onpas seksuele fantasieën begon te krijgen,” vertelt Yeni. “Dat was grappig. Dan stond ik in de tram en begon ik me voor te stellen hoe ik het deed met wildvreemde medepassagiers.” Aanvankelijk dacht ze dat het te maken had met haar strenge opvoeding en dat daardoor haar seksuele interesses pas laat op gang kwamen. Yeni heeft een Aziatische achtergrond en werd door haar ouders zeer geïsoleerd en beschermend opgevoed in een omgeving waar weinig ruimte was voor contact met andere mensen, laat staan met jongens. Als kind en als jong meisje moest ze hard en veel werken in de familieonderneming. Pas na haar twintigste ging ze op zichzelf wonen en wist ze een eigen leven op te bouwen. “Daardoor vond ik het in eerste instantie helemaal niet zo vreemd dat ik me tot andere mensen aangetrokken voelde en daar seksuele gedachten bij had. Vreemder werd het pas toen die gedachten steeds vaker kwamen en steeds perverser werden. In mijn hoofd deed ik het met mannen, vrouwen, oud en jong – het maakte al snel niet meer uit met wie. En de aard van de fantasieën werd steeds… Wreder. Bruter.”
Videos by VICE
Het proces richting steeds maar grimmigere hersenspinsels ging heel geleidelijk. “Eerst was het een soort dagdromen. Op een bepaald moment ontdekte ik dat ik een beetje kinky was. Mijn gedachten werden steeds… Stouter.” Dat was nog oké. “Maar toen ik in mijn fantasieën steeds vaker misbruikt werd, begon ik bang te worden. Bang voor verkrachtingen, mishandelingen. Ik kreeg het benauwd en had last van hartkloppingen. Als een fantasie te realistisch werd, moest ik weg uit de ruimte waar ik was, weg van de mensen om me heen.”
Yeni begon te zoeken naar een manier om haar beangstigende gedachten tegen te houden. Maar bij een OCS is het ontzettend moeilijk om bepaalde gedachten te blokkeren. Om haar gedachten af te leiden begon ze dwangmatig te tellen. “Als ik weer een fantasie voelde opkomen begon ik alles te tellen wat er was. Mensen, stoeptegels, gevels, lantarenpalen.” Volgens de Groningse psycholoog René Willems (voorheen verbonden aan de GGZ) is dat normaal voor mensen die leiden aan OCS. “Voor iemand met een obsessieve-compulsieve stoornis lijkt het alsof de dwanghandelingen gevoelens van angst of somberheid verminderen.” Volgens Willems weet iemand met een obsessieve-compulsieve stoornis wel dat de dwanghandelingen overdreven zijn, maar blijft diegene het toch doen, omdat het de angst wegneemt. “Mensen kunnen veel last hebben van dwanghandelingen,” vertelt ze. “Ze kunnen het dagelijks leven erg in de war gooien en veel tijd kosten.”
Yeni bevestigt dit beeld. “Ik was soms zo zeer bezig met tellen, dat ik de hele dag niets gedaan kreeg. Mijn opleiding begon er onder te lijden, ik sprak steeds minder af met vrienden en had bijvoorbeeld bij de bakker niet in de gaten dat ik aan de beurt was.” Na verloop van tijd durfde ze niet meer naar buiten te gaan. “Daar waren mensen, die gedachten op konden roepen, en dus begon ik mensen te vermijden,” zegt ze. “Een keer stond ik midden in een etentje met vrienden op, pakte mijn tas en ging naar huis zonder iets uit te leggen. Ik voelde die nare gedachten opkomen en een ongelooflijke angst kwam over me heen.”
Een van haar vrienden drong er uiteindelijk bij Yeni op aan om professionele hulp te zoeken en maakte zelfs een afspraak voor haar. Zelf was ze daarvoor te bang. Bang om met een vreemde te praten over haar angsten. “Wat als zou blijken dat ik gek ben? Maar toen ik hoorde dat ik aan OCS leed, was ik opgelucht,” zegt ze. “Een ziekte – ik was dus niet gek.” Ze ging praten en oefende om haar gedachten en reacties op angst te veranderen met behulp van cognitieve gedragstherapie. Het ging een tijdje beter, maar toen kreeg ze toch een terugval. De tel-tik was minder geworden, maar in plaats daarvan begon ze zich op een andere manier af te leiden, zoals door dwangmatig op te ruimen. “Alles had een vaste plek en moest op een bepaalde manier staan.”
Ook verliet ze haar woning niet meer en meed ze elke menselijke interactie. “Het feit dat ik niemand meer zag en volledig geïsoleerd was van mijn sociale contacten, deed me beseffen dat ik er echt iets aan moest doen. Waar ik de eerste keer geholpen moest worden om me te laten helpen, was ik er nu klaar voor om zelf iets te doen om beter te worden.” Ze veranderde van therapeut, kreeg medicatie voorgeschreven, en begon zich na een tijdje beter te voelen. Sindsdien gaat het steeds beter met haar, al blijft een terugval altijd op de loer liggen, zeker als ze haar medicatie op een gegeven moment wil afbouwen. “Het kost me veel moeite en concentratie om mijn angsten terug te dringen en dwangmatige handelingen te onderdrukken. Nog steeds wil ik in een reflex beginnen met opruimen als er vervelende gedachten opkomen en vaak begin ik er al aan, om die gedachten voor te zijn. Maar ik probeer het terug te dringen. En mijn woning is nu al een stuk minder opgeruimd,” voegt Yeni eraan toe, met een grijns die verraadt dat haar woning toch nog opgeruimder is dan ze zou willen.
Behalve medicatie is het voor Yeni ook van belang om te leren omgaan met haar OCS. Volgens psycholoog Willems is het daarom voor iemand met een obsessieve-compulsieve stoornis belangrijk om contact te hebben met een psycholoog of psychiater. Maar de persoon kan er zelf ook wat aan doen om de klachten aan te pakken. “Bijvoorbeeld door een dagboek bij te houden,” vertelt Willems. “Schrijf op wat er gebeurt wanneer je je angstig voelt. Welke gedachten spelen er en wat voel je dan? Waar ben je bang voor en hoe reageer je daar op?” Vervolgens is het zaak kritisch te kijken of de gedachten wel kloppen en of er echt reden is voor paniek. “Dan moeten positieve gedachten verzonnen worden, die geruststellen en die voortaan tegenover de angstige gedachten gezet kunnen worden.”
Dat is ook het behandelplan voor Yeni, die hopelijk op een dag ook zonder medicatie kan. Maar nu is het nog niet zo ver. “Je wordt niet zomaar op een dag wakker en wonder boven wonder voel je je beter,” zegt ze. “Het vergt kracht om te leven met die extra bagage in je leven; je moet het accepteren en begrijpen. Het kostte me meer dan een jaar om te erkennen dat ik een probleem had en nog eens twee jaar om een beetje te leren hoe ik ermee om moet gaan.”
Haar eigen gevecht met OCS heeft Yeni duidelijk gemaakt dat er een groot vooroordeel rust op geestelijke gezondheidsproblemen. Dat is ook een van de redenen waarom het zo moeilijk is om erover te praten. “Het gebrek aan bewustzijn over geestelijke gezondheid bemoeilijkt het herstel, omdat er juist ook in de leefomgeving om de patiënten heen – die zo nodig is voor het herstel – zo veel misverstanden en misvattingen heersen,” vertelt Willems. Ook Yeni bevestigt dat veel mensen alleen het dwangmatig handelen van OCS kennen, zoals het dwangmatig wassen van handen. “Grappig vinden ze dat,” zegt ze. “Altijd frisse handen. Of altijd een opgeruimd huis. Dat er veel diepere angsten aan ten grondslag liggen, daar staat niemand bij stil.”
Juist door dit gebrek aan kennis is het voor mensen die last hebben van een persoonlijkheidsstoornis moeilijk om er over te praten met andere mensen. Daardoor sluiten ze zich af van de buitenwereld. “Dat is voor mij de reden dat ik mijn verhaal wilde vertellen, hoe moeilijk ik dat ook vind,” zegt Yeni. “Zodat er meer begrip komt. En andere mensen met OCS zich niet meer alleen voelen, of uitgesloten.”
Lees ook:
Hoe het is om de straat niet meer op te durven