Eind 2016 ging ik met wat vrienden naar Oost-Timor, een land in Zuidoost-Azië waar je prima kunt duiken. Het gebied waar we naartoe wilden had alleen geen duikcentrum in de buurt, dus om een beetje te kunnen zien wat zich zoals afspeelde onder water, moesten we leren om te vrijduiken.
Bij vrijduiken is het de bedoeling dat je alleen van je eigen ademhaling gebruikmaakt. De beste vrijduikers ter wereld kunnen acht minuten hun adem inhouden en tot wel honderd meter diep gaan. Dat is ongeveer net zo’n lengte als de Big Ben.
Videos by VICE
Ik schreef me in bij een vrijduikcursus van Agata Bogusz, een Poolse vrijduiker die haar adem zes minuten lang in kan houden en 84 meter diep kan duiken. Ze leerde me hoe ik mijn adem langer in kon houden, en hoe ik dieper kon duiken door lange vinnen van koolstofvezel te gebruiken.
Voordat we het water in gingen was ik een beetje bang. Zou ik het wel kunnen? Wat als ik water in zou slikken en zou verdrinken? Wat als niemand me kon redden? Mensen zijn nu eenmaal landdieren, en we zijn helemaal niet gemaakt om lang onze adem in te kunnen houden. Ik stelde me voor dat mijn lichaam dieper en dieper zou zinken, totdat niemand me meer zou kunnen zien.
Samen met Agata en de andere cursisten zwom ik naar een diepe helling voor de kust van Amed, een strook vissersdorpen op Bali. Ik dobberde zenuwachtig op het water en zag hoe Agata een touw liet vallen waar een loodgewicht aan vastzat.
“Trek jezelf ermee omlaag,” instrueerde Agata. Ik keek toe hoe ze afdaalde. Toen ze terug was, volgde ik haar voorbeeld en bewoog ik mezelf arm voor arm naar beneden in de zee. Na een paar keer deed ik het zonder touw en zwom ik omlaag.
Het interessante aan vrijduiken vond ik dat je zo afhankelijk bent van je ademhaling. Als vrijduiker neem je één keer diep adem en ga je naar een plek waar al je zintuigen gedempt zijn. Je hoort, ruikt en voelt helemaal niks, behalve dan de druk van het water. Ik wilde weten hoe het zou zijn als al mijn zintuigen uitgeschakeld waren, en ik beperkt zou zijn tot de simpele kwestie of ik wel of niet zou ademen.
Daarnaast wilde ik ook makkelijker kunnen wegduiken voor alle sociale verwachtingen, waar ik in verdronk als ik aan land was. Ik moest energiek zijn, succesvol, liefdevol, grappig, charismatisch, en ook nog een beetje knap. Ik keek naar de rimpels die zich rond mijn ogen vormden en vervloekte ze, in plaats dat ik accepteerde dat het nou eenmaal bij het leven hoort.
Als ik duik is het water zwaar. Hoe dieper ik ga, hoe kleiner mijn longen worden, vanwege de druk. Als ik diep ademhaal en tien meter omlaag duik, zijn ze al twee keer zo klein als ze aan land zijn. Als ik 40 meter omlaag zou zwemmen – wat nog niet eens de helft is van Agata’s record – zouden ze zelfs slinken tot een vijfde.
Bij elke duik is het de bedoeling dat ik me hyperbewust ben van mijn lichaam: de positionering, de bewegingen, het zuurstofniveau, de diepte. Ik ben omringd door een en al blauwheid, wat af en toe onderbroken wordt door zonnestraaltjes die tussen het plankton door schijnen. Een paar seconden nadat ik onder water ben gegaan, treedt het zogeheten zoogdierreflex op, wat betekent dat mijn hartslag vertraagt en het bloed van mijn ledematen naar mijn romp stroomt, waardoor belangrijke organen meer zuurstof krijgen. Op een bepaald moment word ik gewichtloos, en voelt het alsof ik in de ruimte zweef. Ik voel geen spanning in mijn spieren meer. Vervolgens lijkt het alsof mijn lichaam niet meer kan drijven en zo neer kan storten naar de oceaanbodem. Het lijkt alsof ik vlieg. Ik weet hoeveel zuurstof er nog in mijn lichaam zit door signalen van mijn lichaam op te vangen. Ik moet bijvoorbeeld veel slikken, en mijn middenrif trekt steeds meer samen, doordat ik bij elke ademhaling koolstofdioxide uitblaas. Deze samentrekkingen vormen samen een klok, die aangeeft hoelang ik nog onder water kan blijven; ze negeren zou fataal kunnen aflopen. Ook een paniekreactie kan ernstige gevolgen hebben, omdat je zuurstof dan sneller verdwijnt. Zodra ik terugkeer aan de oppervlakte, zet mijn borstkas zich weer uit en krijg ik weer lucht binnen. Ik kan weer drijven en mijn lichaam wordt opgetild, alsof er ballonnen aan mijn schouders zitten.
Op zich ging het best goed. Bij de eerste tien meter was het makkelijk om mijn adem in te houden, maar daarna voelde ik dat ik vanuit het niets moest slikken. Na de eerste minuut voelde ik mijn middenrif samentrekken, smekend om een beetje lucht. Nadat dit nog een keer gebeurde ging het tekeer in mijn hoofd: hoe diep ben ik nu? Wat als ik flauwval? Ik keek naar het oppervlak en zocht mijn instructeur.
Na drie dagen duiken voelde ik me meer ontspannen in het water, en bij elke sessie dook ik net een stukje dieper. Ik slaagde voor een aantal proeven, zoals dat ik een andere duiker moest redden die zogenaamd een black-out kreeg. Ik kreeg mijn Aida 2-diploma [Aida is de grootste vrijduikorganisatie ter wereld]. Nu kon ik eindelijk diepe stukken zee ontdekken op één ademhaling.
Ik moest denken aan vroeger. Mijn zelfbeeld hing toen ik jong was altijd samen met het getal op de weegschaal, of mijn taille. Mijn gewicht ging op en neer, ik leefde soms op enkel een blaadje sla en stond meerdere keren per dag op de loopband om alleen maar die drie stukjes chocolade eraf te rennen. Mijn vrienden vond ik allemaal aantrekkelijk, ongeacht hoe zwaar ze waren. Tijdens mijn tienerjaren heb ik nooit eens gedacht: goh, eigenlijk kan ik er zelf ook best mee door.Toen ik na de cursus zelf ging duiken, voelde ik me helemaal in het moment. Onder water kon niemand me vertellen wat ik van mijn lichaam moest vinden, of wie ik moest zijn. Mijn hart, lichaam en geest werkten efficiënt met elkaar samen en er was geen ruimte om stil te staan bij welk lichamelijk gebrek dan ook. Ik weigerde mijn lichaam als iets lelijks te zien, of iets dat het niet waard was om van te houden, puur omdat ik cellulitis op mijn dijen zou hebben of mijn huid niet zo strak meer was. Ik had een nieuwe manier ontdekt om naar schoonheid te kijken.
Op een dag ging ik vrijduiken met een vriend die me uitdaagde om dertig meter diep te duiken – wat mijn persoonlijke record zou betekenen. Mijn maag draaide volledig om die ochtend, en de adrenaline gierde door mijn lijf. Ik vond het lastig om me te ontspannen, in laatste de minuten voordat ik de sprong in het diepe zou wagen.
Ik dook naar beneden, naar de boei die de dertig meter aangaf. Halverwege voelde ik dat ik wat angstig werd; ik keek naar boven en zag de silhouetten van andere duikers, die eruitzagen als speelgoedfiguurtjes. “Ik vertrouw je,” zei ik denkbeeldig tegen mezelf. “Je gaat kalm blijven. Je kunt dit.” Eigenlijk was het de eerste keer dat ik zoiets tegen mezelf durfde te zeggen. Niet veel later bereikte ik de boei. Ik tikte ‘m aan en zwom weer omhoog.
Uiteindelijk ben ik nog niet eens twee minuten onderwater geweest, maar het leek een stuk langer te duren. Met iedere meter die ik steeg werd mijn drang om te ademen steeds groter, totdat ik een warme luchtstroom over mijn gezicht voelde. Ik ademde uit, en daarna weer in. Ik had het gehaald.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk bij VICE US.