Een Jumping the shark- moment is het moment waarop je weet: ‘nu kunnen we onze helden niet meer serieus nemen’. Het verwijst oorspronkelijk naar Fonzie die in het laatste seizoen van Happy Days op waterski’s over een naderende haai springt. Het was einde oefening. We zwaaiden Fonzie voorgoed uit.
Iets gelijksoortig is er nu aan de hand met Arcade Fire. Ik ben in ieder geval helemaal klaar met ze en de kans is groot dat ik niet de enige ben. Pitchfork mag de nieuwe LP Reflektor geweldig vinden, een steekproef onder de fans geeft een verminderd enthousiasme. Dat kan te maken hebben met de definitieve stap van onze langgekoesterde favoriete indieband naar de mainstream, met bijbehorende vergezochte marketingcampagnes. Zo’n moment zorgt standaard voor een hoop afvalligen, bij welke artiest dan ook. Maar volgens mij is er met Arcade Fire meer aan de hand. Ik zal het proberen uit te leggen.
Videos by VICE
Het begon allemaal zo goed: debuut Funeral (2005) was een uppercut; een getuigenis van hoe het is om jong te zijn, verpakt in tien scherpe songs. Er staan liedjes op met precies genoeg vlees op de botten, gezongen en geschreeuwd door mensen die het meenden. En dan die mooie tegenstrijdigheid: een plaat die bol staat van de opwinding krijgt de titel ‘begrafenis’. Dat is popmuziek op zijn best. En wat te denken van een track als Haiti: een grillig lied waarop tenminste nog enige seks viel te constateren.
Het probleem met het nieuwe album is dat het vooral met de hersenen is gemaakt en zo ook beluisterd moet worden. Maar hart, onderbuik en geslachtsorganen willen ook iets. Bij mij thuis wel. Als ik naar Reflektor luister kan ik niet anders dan concluderen dat het echtpaar Win Butler – Regine Chassagne tegenwoordig met de handjes boven de dekens slaapt. Het is een plaat gemaakt door mensen die denken dat zij de enigen zijn die de Berlijnse trilogie van Bowie kennen.
Het meest treffende voorbeeld van de bloedarmoede op Reflektor is de ‘song’ Normal Person waarin het onbegrijpelijke wij-zijdenken van Win Butler een dieptepunt bereikt. Ergens halfweg kreunt hij ‘am i cruel enough for you?’ – het klinkt als iemand die de bijsluiter van een slaapmiddel voorleest. Het is niet gevaarlijk, niet duister. Het is niet eens dom of irritant: het is helemaal niets. Verder kent de plaat een track die Porno heet en geen seconde de hartslag van de luisteraar weet te raken. Ook wordt er wat afrobeat geveinsd – wie een groep als Goat kent en dan deze brol luistert kan niet anders dan in hoongelach uitbarsten. Reflektor neemt 86 minuten om van Nergens naar Nergens te reizen. Het kost alleen maar tijd. En zuurstof.
Dit alles combineren ze met een werkelijk alle grenzen van de kitsch tartende obsessie voor vroege jaren tachtig-elektronica, genre Gary Numan. Al gaf die laatste ons tenminste nog een single als Are Friends Electric? Zo’n song had niet misstaan op Reflektor. Als ze de titeltrack tot een aanvaardbare lengte hadden teruggedrongen had er perfect een sterke single achteraan gekund: het voertuig was direct op kruissnelheid geweest. In plaats daarvan krijgen we de ene fletse midtempotrack na de andere, topzwaar van pretentie.
En: waarom lacht er nooit eens iemand bij Arcade Fire? Is het allemaal zo zwaar? Ze zijn verdomme de grootste en meest gerespecteerde indiegroep van hun tijd. Een beetje plezier uitstralen is toch niet teveel gevraagd? Lach er eens bij. Echt, het doet wonderen.
Het is er niet velen gegeven om een ‘jump the shark’-moment te overkomen. Misschien kan Arcade Fire, voor het echt hopeloos wordt, weer terug naar de basis. Gewoon, een paar mensen in een oefenruimte in Montreal. Muzikanten die niets meer proberen te doen dan een paar mooie songs schrijven. Liedjes die gaan over het persoonlijk leven en niet pretenderen het hele pandemonium te kunnen omarmen. Het zou al flink schelen. Verder mag de Illias van Homeros thuisblijven.
Vincent Cardinaal kijkt vaker in zijn glazen bol, dat doet hij dan via Twitter.
Noisey zit trouwens zowel op Facebook als Twitter. Volg ons.