Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE Canada.
Ik woonde boven een bar aan de rafelrand van het centrum van Toronto.
Videos by VICE
Op een avond kwam ik laat, nogal dronken en heel verdrietig thuis. Ik zat midden in een mini-breakup en voelde me verschrikkelijk eenzaam. Ik schreeuwde dronken smeekbeden naar elke god van lust of leedvermaak om wat verlichting.
Terwijl ik mijn fiets op slot zette, zag ik een in leer geklede vrouw op me af komen. Ze rookte een sigaret, liep naar me toe en begon met me te flirten. Of nou ja, heet het nog flirten als iemand haar lichaam ruw tegen het voorwiel van je fiets aanrijdt, terwijl ze je ruw gebiedt nog twee drankjes te gaan halen voor de laatste ronde? Maar goed, voor deze plattelandspummel, die zijn ontmaagding bij elkaar verdiende op een karaoke-avondje met een prachtige vertolking van Billy Idol, was dit platvloerse paringsritueel een succes.
Die avond hadden we seks – ongevoelige, harteloze seks. Halverwege kwam ze met de cryptische vraag: “Liefie, je hebt geen idee wat dit is, of wel?” Ik had inderdaad geen idee, en schudde schaapachtig mijn hoofd. Het voelde alsof ik in een parallelle seksrealiteit terecht was gekomen, vol regels en gewoonten die ik als preuts en oncool persoon nooit zou kunnen begrijpen. Alleen goed geoliede mannen als Billy Idol waren daar op hun plek. Ze vertrok toen de zon opkwam. We hebben elkaar nooit meer gezien.
Een paar dagen later fietste ik rustig rond toen ik ineens een ongemakkelijk gevoel, en zoals later bleek, ook een aantal opgezette plekken, in het onderste deel van mijn lichaam kreeg. Ik had geen huisarts, dus maakte ik een afspraak bij de lokale kliniek. Daar werd ik geholpen door twee vrouwen. De een was een ervaren verpleegster, de ander een jonge verpleegster in opleiding. De stagiaire, die het voortouw nam tijdens mijn afspraak, had een bepaalde jeugdige lieflijkheid en ijzersterke wilskracht, die me duidelijk maakten dat ze nergens voor terug zou deinzen.
“En, meneer Foisy, wat brengt u hier vandaag?”
Ik reageerde verlegen. “Ehm, ik heb een aantal bulten daarbeneden waar naar gekeken moet worden.”
Kalm en zonder aarzeling vroeg ze me: “Zitten ze op je penis? De schacht van je penis?”
“Nee, op de, eh…” mompelde ik, terwijl ik wat vage handgebaren maakte.
“Testikels. Zijn het de testikels?”
Het probleem was dat ik eerlijk gezegd geen idee had hoe ik het gebied moest noemen waar ik last van had. Natuurlijk kende ik de informele woorden ervoor. Die kennen we allemaal. We weten precies waar iemand het over heeft wanneer we over deze plek praten. Toch dacht ik altijd dat het een soort naamloos gebied was – als het vagevuur tussen twee onderwerelden, een plek waarvan de heersers der nomenclatuur doen alsof het niet bestaat en weigeren er een naam aan te geven. Maar omdat ik besefte dat het nooit eerder in mijn leven zo belangrijk was geweest om duidelijk en specifiek te zijn, besloot ik een nettere informele naam te gebruiken.
“Mijn naad. Je moet even naar mijn naad kijken.”
“Oh, oké, het perineum.”
Dus dat is hoe het heet.
Ik kleedde me uit in de rustige, blauwe kamer, trok de spuuglelijke japon aan, en klom op handen en voeten op de tafel. Ze schenen met een lampje op het eerdergenoemde gebied, en porden er een beetje in. In een mum van tijd hadden ze hun diagnose.
“Meneer Foisy,” zei de verpleegster, iedere lettergreep oneindig uitrekkend, alsof ik levensveranderend nieuws te horen zou krijgen, “u heeft herpes”.
De woorden galmden na in mijn hoofd. Herpes. Herpes. Herpes. Het drong door tot ieder uithoekje van mijn hersenen. Al mijn herinneringen, dromen, reacties, plannen en rationele gedachten verdwenen achter een aantal gigantische, angstaanjagende hoofdletters.
“HERPES.”
Voor de zekerheid maakten ze een uitstrijkje. In een waas kleedde ik me aan. Ik ging zitten, terwijl ze me troosten en de situatie uitlegden. Het belangrijkste dat ze me vertelden, was dat herpes veel voorkomt. Zoveel mensen hadden deze diagnose gekregen, en gingen gewoon door met hun leven. Ze legden me uit wat opflakkeringen zijn en welke medicijnen ik kon gebruiken om het tegen te gaan. Ze gaven me folders met extra informatie en verwezen me naar een website voor het geval ik meer vragen had. De enige vraag die op dat moment echter door mijn hoofd spookte, was hoe ik mezelf zo pijnloos mogelijk van kant kon maken.
Het ergste aan herpes is de schaamte die je erbij krijgt. Ik begreep volkomen waarom de verpleegster benadrukte hoeveel het virus voorkomt. Toen ik de kliniek uitliep had ik direct het gevoel dat ik geen deel meer uitmaakte van de mensheid. Ik droeg een schandelijk, afschuwelijk geheim met me mee. Als iemand het zou ontdekken zou niemand, vreemde noch geliefde, mijn aanwezigheid nog tolereren. Ik zou verbannen worden uit iedere gemeenschap. Ik zou ongeliefd, dakloos en constant op de vlucht zijn voor mannen met anonieme kapsels in anonieme auto’s die me achtervolgden en gevangen wilden nemen. Herpes is een abstracte angst voor velen. Het is een belediging, een vloek die je alleen je ergste vijanden toewenst. De schurft, de bedbugs en de lepra van de geslachtsgemeenschap.
Vlak na m’n diagnose sprak ik met een kennis, die net had gehoord dat hij aan zaadbalkanker leed. Ik vroeg hem of hij liever kanker of herpes zou hebben. Het was lastig voor hem om te kiezen. Dat laat de kracht van het stigma zien. Oké, aan kanker ga je dood en zelfs als dat niet zo is, is het herstel een absolute hel die misschien wel erger lijkt dan de dood. Maar als je mensen vertelt dat je kanker hebt, noemen ze je tenminste een held. Als je mensen vertelt dat je herpes hebt, mag je blij zijn als ze je enkel een goddeloze viezerik noemen, voor ze je aan je kraag de klapdeurtjes van de saloon uitgooien.
Deze schaamte is frustrerend, want seks is normaal gesproken cool. Je krijgt herpes van seks, dus herpes zou ook cool moeten zijn (ik bedoel, je loopt het niet op door uren anime te binge-watchen). We leven in een tijd waarin seksuele vrijheid volop gevierd wordt. Het is een tijd vol scharrels, onenightstands, Tinder, Grindr, fuckbois, open relaties en kontlikken. Toch blijft de walging tegenover herpes bestaan. Misschien ligt de kracht van het stigma juist in het feit dat herpes zo normaal is. Herpes zal je voor altijd blijven herinneren aan de keerzijde van seks – de realiteit tegenover fantasie. Het laat zien dat seks nooit zo simpel of casual is als we hopen, maar dat er gevolgen en verplichtingen aan vastzitten. Herpes is de spijt die je voelt nadat je seks had met een collega, herpes bepaalt de arbeidsomstandigheden op pornosets.
Een andere reden waarom het stigma me zo gek maakt, is dat zo verdomd veel mensen het hebben. Volgens de World Health Organization heeft twee derde van de wereld HSV-1, één van de twee virussen die genitale herpes veroorzaken. Eén op de zeven Canadezen heeft genitale herpes, wat betekent dat er meer mensen met de ziekte rondlopen dan er naar voetbal kijken. Waarom moet je je voor het ene schamen, en het andere niet?
De noodlottige afspraak bij de kliniek is inmiddels al meer dan twee jaar geleden. In die tijd zijn mijn grootste angsten nooit realiteit geworden. Ik werd niet verbannen en eindigde niet als een ongeliefd hoopje ongeluk. Ik kreeg weer een relatie met mijn ex, een begripvolle, dappere vrouw. Zelfs nadat we als vrienden uit elkaar gingen, hield ik er een liefdesleven op na waarin ik geen last had van mijn diagnose. Het grootste verschil tussen mijn leven voor en na de diagnose, was dat als een date goed verliep, ik even stopte en iets zei als: “Hé, dit gaat fantastisch. Alleen even snel tussendoor, ehm, ik heb waarschijnlijk herpes.”
“Wacht. Waarom ‘waarschijnlijk’,” vraag je je nu vast af.
In de twee jaar na de diagnose ontstond er een bepaald patroon. Iedere keer als ik bang was dat de herpesbulten weer terug waren gekomen, wandelden ik en mijn walgelijke perineum een kliniek binnen om iemand ernaar te laten kijken. (Waar ik, terugblikkend op die twee jaar, het meest trots op ben, is hoe nonchalant en zelfverzekerd ik uiteindelijk het stukje tussen mijn ballen en anus aan zielige, overwerkte zorgverleners liet zien. Al voor ze er klaar voor waren, haalde ik hem tevoorschijn, zo snel dat het losgeld uit de zakken van mijn naar beneden getrokken broek viel.) Gedurende die tijd heeft geen enkele andere arts tegen me gezegd dat het herpes was. In plaats daarvan kwam ik erachter dat ik simpelweg erg gevoelig ben voor ingegroeide haartjes.
Er is een bloedtest die specifiek voor herpes wordt gebruikt, maar artsen raden deze vaak liever niet aan. Dat is niet zo vreemd: als de uitslag negatief is, ben je – godzijdank – in orde. Maar als de uitslag positief blijkt te zijn, betekent dit alleen dat je lichaam sporen van antilichamen door blootstelling aan het virus bevat. Dit betekent dat je genitale herpes hebt, óf dat je eens een koortslip had op je zestiende. (Genitale herpes en de veelvoorkomende orale herpes zijn twee verschillende soorten van hetzelfde virus. Hoewel mijn persoonlijke theorie is dat artsen ons simpelweg niet willen laten walgen door het feit dat de hele wereld zwemt in herpes).
Ik had een aantal keer naar de test gevraagd bij verschillende artsen, maar altijd zonder succes. Dat was niet helemaal hun schuld – ik ben er verder nooit echt achteraangegaan. Vorige week begon het hele ritueel waarin ik mijn broek zou uittrekken in de kliniek opnieuw. Maar ik besloot dat het zo genoeg was, hield mijn broek aan en liet ze de test voor me klaarzetten. Het ging heel makkelijk, en ik voelde me een idioot omdat ik dit zo lang had uitgesteld.
Toen de uitslag van de test negatief bleek, voelde ik me een nog grotere idioot.
Negatief.
GEEN HERPES.
Deze hele tijd was ik bang geweest voor niks. Iedere keer dat ik m’n broek uittrok voor de ogen van een arts, de dagen waarop ik bang was dat mijn keelpijn een teken was dat de herpes mijn hele lichaam had overgenomen, de schaamte, de ongemakkelijke gesprekken, de gekunstelde glimlachjes in reactie op mijn herpesgrappen. Dat alles door een stom idee dat vastzat in mijn hoofd.
Het gekke is dat ik me niet opgelucht voelde toen ik de uitslag hoorde. Ik voelde niet meteen een onweerstaanbare drang om condoomloos rond te gaan neuken zoals mensen zonder herpes dat in mijn gedachten deden. Nee, ik voelde me vooral verward. Waarom had ik zo lang gewacht? Waarom vond ik het prima om ‘waarschijnlijk’ herpes te hebben?
Misschien kwam het doordat het aansluit bij de fantasie die ik over mijn leven heb. Ik ben een klassiek voorbeeld van het eeuwige slachtoffer. Ik los mijn problemen niet op. In plaats daarvan raak ik eraan gewend en gebruik ik ze in mijn narcistische verhalen over pijn en mislukking. Om dezelfde reden heb ik twee jaar lang geen gordijnen gehad. Ik ben een stand-up comedian, dus schaamte is iets dat ik kan gebruiken in mijn werk. Het was een nieuwe toevoeging aan de lange lijst onzekerheden en tekortkomingen op basis waarvan ik mezelf omschreef – dat ik slecht ben in bed, dat ik mijn geliefdes nooit kan bevredigen en dat ik een slechte partner ben. Waarom zou ik herpes niet aan die lijst toevoegen? Voor mij was het gewoon weer een gestoorde gedachte waarin ik mezelf kon verdrinken, in plaats van in te zien dat ik een beter persoon kan zijn – dat ik de liefde die mensen me geven waard ben, en dat ik geen zelfdestructief persoon hoef te zijn die het bed in duikt met een willekeurige vrouw die tegen mijn voorwiel aanrijdt.
En om het nog maar eens te herhalen: genitale herpes is geen groot probleem en niemand zou zich ervoor moeten schamen. Je kreeg het alleen maar omdat je supercool was en seks had.