Ik dronk uit een beker van kak in het poepmuseum

Eerlijk gezegd heb ik altijd al een probleem gehad met poep. Ik snap best dat het fundamenteel is om land te bevruchten of dat we veel over onze gezondheid kunnen leren door naar de vorm en de kleur van je drol te kijken. Maar poep is gewoon niet mijn ding.

Anderen hebben hier minder last van. Een paar jaar geleden werd er zelfs een museum opgericht waar alles om ontlasting draait. Het heet Museo della Merda, oftewel museum van de stront, en is gevestigd in Castelbosco in Italië. Het museum werd na de opening overspoeld met positieve recensies. La Stampa beschreef het als “een visionair en efficiënt project”, GQ zei “shit overwint” en The Economist schreef: “Het is de perfecte uitbeelding van het idee dat we het beste moeten maken van wat we hebben – zelfs als dat stront is.”

Videos by VICE

Dus toen ik werd uitgenodigd om een installatie met pianoperformance te bekijken in het Museo della Merda, besloot ik het toch een kans te geven. Tijdens mijn autorit naar de locatie, had ik het idee dat ik het museum al van kilometers afstand kon ruiken.

Het poepmuseum vind je op de eerste verdieping van het Castelbosco, een enorme kaasboerderij van kunstliefhebber Gianantonio Locatelli. Daar produceren 3500 dieren elke dag honderden liters melk, maar natuurlijk ook gigantische hopen stront. Als ik aankom, komt Luca Cipelletti aangelopen – een architect die meewerkt aan het museumproject. Terwijl we over een donkere oprit lopen, vertelt hij dat het museum deel uitmaakt van een groter project waarin de woorden ‘circulatie’ en ‘transformatie’ centraal staan. Oftewel, er is een museum opgezet waar ook objecten worden verkocht gemaakt van poepklei, genaamd merdacotta. Ook wordt er elektriciteit opgewekt met poep dankzij een speciaal proces.

In de deuropening van het museum begrijp ik pas dat de uitnodiging maar naar een paar mensen is verstuurd. Er is een tafel met een ietwat sober buffet, een tiental flessen wijn en zo’n dertig chique mensen van mijn vaders leeftijd. Daar sta ik dan in mijn spijkerjas, te drinken uit een beker gemaakt van poep.

Na een korte presentatie begint Luca met een tour door het Museo della Merda. Hij laat een grote steen zien, wat een reusachtige fossiele kever blijkt te zijn. We lopen langs een slangenanus (?!) naar de Kamer van de Alchemie. Voor een grote collectie potten krijgen we een korte samenvatting van medische behandelingen van vroeger. Eschinas van Athene verzorgde bijvoorbeeld hartkrampen, amandelontsteking en kankerzweren met de as van verbrande drollen. En Liborio Bonifacio, een Italiaanse dokter uit de jaren zeventig, was ervan overtuigd dat hij kanker kon genezen met geitenpoep.

Omdat je misschien zelf nog wel een kijkje wil nemen in dit poepmuseum, zal ik niet alles verklappen. Maar een hoogtepuntje was de ‘cesso’, oftewel een toilet. Volgens de beschrijving is het een “getrouwe replica van een klassiek toilet uit de jaren twintig. Een icoon dat de waarde van circulatie van de producties van het Museo della Merda perfect weergeeft: een container voor poep gemaakt van poep.” Het is niet zo mooi als het gouden toilet van Cattelan in het Guggenheim in New York, maar het zit gek genoeg erg comfortabel.

Wat ik ook tof vond, was de scarabee-kamer, het symbool van het Museo della Merda. Dit insect is bekend vanwege de ballen kak die het voortduwt. Voor de oude Egyptenaren vertegenwoordigde deze bal stront de zon die door God Khepri werd gedragen, vertelt Luca.

In deze mestkever-kamer wordt ook de pianoperformance uitgevoerd door Charlemagne Palestine. Palestine is een noga bijzonder figuur met een passie voor sjamanisme. Hij is bovendien specialist in tokkelen en heeft altijd een hoop pluche speelgoed bij zich.

Palestine begint zijn performance door op hangende potten van poepklei te trommelen en herhaaldelijk “dit is het geluid van poep” te roepen. Daarna gaat hij achter de piano zitten en speelt hij een paar noten. Vervolgens staat hij op en begint rondjes te draaien in de kamer terwijl hij twee sprekende knuffels verplettert. Het was zacht gezegd een nogal bijzondere performance.

De volgende dag herhaalt Palestine zijn optreden, maar dan middenin twee grote mesthopen. Ook dat wil ik niet missen. De stank is alleen echt ondraaglijk. Ik sta naast honderden kilo’s poep en begin te twijfelen aan waar de poep eindigt en ik zelf begin – ik voel me één met de mesthoop.

Maar in alle eerlijkheid viel het museum me toch mee. De smerige zeeën van poepspetters waar ik bang voor was, waren in nergens in het museum te vinden. En ja, het is en blijft stront. Het is makkelijk te verkrijgen en niet het meeste originele onderwerp. Maar eerste worden bij de Milan Design Award met een poepmuseum is best wel knap. Chapeau.