“We vinden je tof. Wil je met ons mee naar de woestijn?”
De twee jongens zijn geen vreemden. Ik had ze iets eerder ontmoet op de bazaar in Yazd, waar ze me een restaurantje in de buurt hadden aangeraden. Het korte gesprek leidde ertoe dat ze me meevroegen naar de woestijn. Ik zeg natuurlijk ‘ja’. Ik heb geen idee waar de uitnodiging toe zal leiden, maar daar kom ik snel achter.
Videos by VICE
Die avond word ik opgehaald door een groep van acht Iraniërs in een grote jeep. Ze zijn tussen de 25 en 35 jaar oud, knap en goedgekleed. De vrouwen dragen loszittende hoofddoeken. De ene helft spreekt Engels tegen me, de andere helft lacht me toe en geeft me schouderklopjes.
Ik kruip op de achterbank, naast het proviand en een qalyun – een Iraanse tabakspijp. De groep is opgewonden, en terwijl we over een woestijnweggetje zoeven, zingen ze hard en vrolijk. Muziek knalt uit de stereo en er is een gevoel van vrijheid dat je niet kan bevatten als je zoals ik bent opgegroeid in Australië. Mij is nooit een strobreed in de weg gelegd als het aankomt op feesten. Ondanks alles ben ik nerveus en giert de adrenaline door mijn lichaam. Ik twijfel of wat we van plan zijn legaal is.
Je hebt ongetwijfeld wel gehoord over de strenge wetten en kledingvoorschriften in Iran, over hoe jongens en meisjes met elkaar om moeten gaan, wat ze er vinden van livemuziek, kunst, alcohol en feestjes. Alcohol is niet legaal verkrijgbaar. Er zijn geen officiële nachtclubs of bars, zoals in het westen. In mei 2014 werd een groep jonge Iraniërs gearresteerd nadat ze een filmpje op YouTube hadden gezet waarop te zien was hoe ze dansten op Happy van Pharrell.
Een ambtenaar had gezegd dat het “een vulgaire video was, die de openbare reinheid had aangetast.”
Afgezien van deze verhalen, had ik in reisgemeenschappen gehoord dat sommige jonge Iraniërs het riskeren om opgepakt te worden en in de gevangenis belanden om een paar uurtjes los te gaan. Dat is exact wat deze groep ging doen. Met mij erbij.
De auto stopt op een non-descripte plek langs uitgestrekte zandduinen. Reza, de chauffeur, tuurt naar de steile zanderige helling en trapt het gaspedaal in.
De auto zwiept over de helling. Mijn hoofd klapt achterover, terwijl mijn lichaam voorover schiet, en ik iets voel kraken in mijn nek. De Iraniërs schreeuwen het uit van plezier en angst en adrenaline en de auto glijdt weer over de vlakke woestijn. Ik ben op de vloer terechtgekomen. De maan is hoog en vol en de lucht wordt rood en oranje en paars.
We kachelen door de woestijn tot we bij een meertje komen, waar het wemelt van de zwaluwen. De zon gaat onder en ik ben in vervoering door het warme zand en de koele nachtbries. Als het zonlicht minder wordt, maken we een vuurtje. De meisjes trekken hun gewaden uit en doen hun hoofddoekjes af en schudden hun haar los. Ze kleden zich om, en trekken mouwloze topjes en panty’s aan. Het voelt vreemd dat ik ze zo mag zien. Zelfgemaakte Arak en alcoholvrij bier wordt in plastic bekertjes geschonken. Sara, met haar volmaakte gezicht, en Reza beginnen te zingen met heldere stem. Degenen die de alcohol beginnen te voelen, beginnen te dansen.
Sara en Reza zijn een stelletje, en ze zijn verrukt om met me te praten over hun land. “Van mijn vader mag ik geen vriendje,” zegt Sara. “Ik ontmoette Reza via een vriendin. Hij is haar neef, en ik zag hem bij familieuitjes. Het is ontzettend moeilijk om mensen te ontmoeten.”
Ze zijn gepassioneerd over hun Perzische geschiedenis en trots dat Iran de Perzische cultuur heeft behouden, ondanks dat er de afgelopen eeuwen veel verschillende regimes, religies en etniciteiten het land bestuurden. Ze zijn geen van allen blij met Iran zoals het nu is. Sara spreekt haar minachting uit over hoe vrouwen behandeld worden. Ze heeft veel redenen, waaronder de gewaden. “Het is veel te warm in de zomer, met die dingen aan,” zegt ze, terwijl ze wijst naar de sjaal die ze even daarvoor afdeed.
Reza heeft het over de verplichte twee jaar in militaire dienst die Iraanse mannen te wachten staat na hun achttiende verjaardag. “Iedereen probeert er onderuit te komen. Ik ben ziek. Ik heb een dokter gevraagd om dat te zeggen.”
Hij tikt op zijn hoofd, als teken dat hij een verstandelijke beperking veinst, en laat me littekens op zijn bovenarm zien die in dat verhaal passen.
“We willen weg uit Iran, naar Europa of Amerika,” zegt Sara. Je kunt alleen iets bereiken in dit land als je doet wat de overheid zegt en de strenge religieuze regels volgt. Het lijkt alsof we achteruit gaan.”
Reza is het met haar eens. “We willen graag reizen, maar we staan op een lijst met landen van wie de inwoners geneigd zijn om langer te blijven dan een visa toestaat, of die proberen om in een ander land te blijven,” zegt hij. “We krijgen geen visa om ergens heen te gaan.”
Het is niet de eerste keer dat ik dit hoor in Iran. Veel Iraniërs die ik ontmoette drukten hun wens uit om naar het buitenland te reizen, en hun frustraties dat dat niet mag. Sara en Reza studeren allebei bouwkunde en Duits in de hoop dat hun opleiding ze naar het buitenland brengt.
Zo was het niet altijd. Sare en Reza hoeven alleen maar naar hun ouders te luisteren om verhalen te horen van een liberaler Iran, voor de revolutie in 1979. Er zijn tegenwoordig nog veel mensen in Iran die de conservatieve islamitische theocratie steunen, maar er zijn ook delen van de bevolking die verandering willen. Maar de meedogenloosheid waarmee de vrijheidsbeweging in 2009 de kop werd ingedrukt heeft ervoor gezorgd dat veel Iraniërs ervan overtuigd zijn geraakt dat er nooit iets gaat veranderen.
Ik krijg de indruk dat Sara en Reza zich gevangen voelen in hun eigen land. Ze willen hervormingen, maar ze weten niet hoe die te bewerkstelligen. Ze willen vrij zijn, maar ze mogen niet weg.
Koplampen doemen op in de verte en ik ben ervan overtuigd dat het de politie is, maar het blijken meer feestvierders te zijn. Een van de auto’s heeft een indrukwekkende stereo en we beginnen allemaal te dansen op elektronische versies van Iraanse liedjes. De meerderheid van de mensen zijn alcohol niet gewend, dus er is niet veel nodig om ze stomdronken te krijgen. Ik kijk geamuseerd naar wat er allemaal gebeurt.
Het blijkt uiteindelijk dat deze avond niet de enige keer is dat ik feest zou vieren met Iraniërs. Tijdens mijn reis werd ik uitgenodigd voor twee bruiloften, gesorteerd op geslacht. Hier was het niet ongebruikelijk dat mannen dronken werden van arak, waar de gastheer voor zorgt. Ik kreeg hasj en opium aangeboden en werd dronken van alcohol gekocht van ‘dealers’. Ik leerde dat er in Iran een enorme verscheidenheid aan etnische groepen en religies is, en dat houdingen ten opzichte van gebruiken en wetten vaak gedefinieerd worden door de verschillende sociale groepen. De manier waarop mensen hun leven leiden kan net zozeer bestuurd worden door hun familie als door angst voor politie en overheid. Toch waren er in elke stad waar ik kwam mogelijkheden om te ontsnappen aan deze wetten en tradities. Het werd me snel duidelijk dat veel Iranese burgers twee levens leiden: een publiek leven en een privéleven.
Als het feest teneinde komt, zitten we rond het kampvuur en drinken we koffie. Reza’s hoofd ligt op Sara’s schoot en ze streelt zijn haar. Ik denk na over hoe een maatschappij kan proberen om vrijheden te beperken, maar hoe mensen altijd manieren vinden om wetten en tradities te omzeilen. Ik denk aan deze mensen en hun verlangen om sociaal te zijn en met elkaar in contact te staan, hun liefde voor elkaar en voor mij. Ik word in mijn nek gezoend en geknuffeld en iedereen is blij om vrij te zijn en in de woestijn, ver weg van wat zij zien als een onderdrukkende maatschappij. Ik denk aan de risico’s die ze nemen om hier vanavond te zijn en hoe blij ze moeten zijn met de kleine dingen in het leven.
Mark Isaacs is de schrijver van het boek The Undesirables, over de periode waarin hij werkte bij een vluchtelingenontvangstcentrum op Nauru. Lees meer van zijn werk op zijn website.