Als je je inschrijft voor een vipassana, moet je een verklaring ondertekenen dat je niet voortijdig weg zult gaan. Als je eenmaal aankomt vragen ze dit nog een keer, en als je eenmaal uitgepakt in de kantine zit met een kopje kruidenthee, vragen ze je nog een laatste keer of je klaar bent om de gehele cursus te blijven, en om de regels te allen tijde te volgen. Mensen met een licht gebrek aan zelfvertrouwen zouden denken dat ze niet welkom zijn.
De regels zijn simpel: je mediteert tien uur per dag. Je mag niet praten, lezen, telefoneren, roken, oogcontact maken, masturberen, en weggaan tot de ochtend van dag elf. En je mag ook niemand vermoorden.
Videos by VICE
Onze leraar heet Davide. Hij lijkt op Boeddha – bol en mollig, met die eeuwige glimlach die kenmerkend is voor heiligen en mensen die geblowd hebben. Hij kijkt wat rond en scant de aanwezigen op twijfelaars, bibberende handen of knikkende knieën. Niemand valt door de mand, en dus vraagt hij ons om onze telefoons, notitieboekjes en portemonnees te overhandigen. Ik breek de eerste regel door mijn telefoon in mijn zak te houden. De vipassana kan beginnen.
Een vipassana is een soort gevangenis van stilte die je uit vrije wil binnenstapt. Gedurende het kamp imiteer je het leven van een monnik: je werkt niet, hebt niks te doen, en je enige verantwoordelijkheden zijn ademhalen, slikken en niet in je broek pissen.
De standaard duur is tien dagen, maar zware jongens doen er zo negentig – het dichtst in de buurt bij dood zijn dat je als levend wezen kan komen. De techniek werd 2500 jaar geleden door Boeddha zelf ontwikkeld, maar verdween in de jaren vijftig. In de jaren zeventig maakte vipassana een comeback, en verschenen er overal in Californië en Europa centra waar mensen kwamen om hun levens te beteren. John Frusciante kickte af van een heroïneverslaving na een vipassana, om eens iets te noemen.
Ongeveer een half jaar geleden begon ik regelmatig psychedelica te nemen. Deels voor de lol, maar ook omdat ik benieuwd was naar de therapeutische effecten. Toen ik hoorde dat meditatie een vergelijkbaar effect kon hebben, zocht ik meer informatie, en leerde ik over vipassana. Ik vond een tiendaagse stille meditatiecursus in Italië waar ik me bij aan kon sluiten. Hun wachtlijst is tekenend voor hoe populair het is: het duurde zeven maanden voordat mijn verzoek ingewilligd werd. Ik zette mijn e-mail op out-of-office, trok me nog één keer snoeihard af en stapte op een vliegtuig richting Toscane en richting hopelijk een hoop mentale openbaringen.
Op dag één van de vipassana begint het hele gedoe eigenlijk nog niet echt serieus, want je mag nog gewoon met elkaar praten. De vrouwen en mannen – ongeveer tachtig mensen in totaal – zitten, kletsen en eten soep in een grote gemeenschappelijke kamer. Het gelach ketst van de kale muren af. Hier en daar wordt wat geflirt terwijl er een tweede ronde soep wordt gehaald.
De volgende ochtend klinkt er al om 4 uur een luide gong, en lopen we de duisternis van de meditatiehal in. Mannen en vrouwen worden gescheiden. Je weet vervolgens alleen maar dat de vrouwen er zijn door hun gedempte voetstappen aan hun kant van het gebouw, of door het geluid van een eenzame föhn, in de stilte van de koude Toscaanse ochtenden.
Ik deel een kamer met vijf gasten van in de twintig, die aan hun kleding en puddingbuiken te zien allen Italiaans zijn. Zeker weet ik het niet, want ik hoor ze alleen maar snurken – we mogen inmiddels niet meer met elkaar praten. Wel maak ik kennis met hun lichaamsgeur. Tijdens een vipassana draag je elke dag dezelfde kleding, en slaap je er ook in, want ‘s nachts is het koud. Daarnaast wassen we alleen ons gezicht met een klein beetje water, omdat er van je verwacht wordt dat je water bespaart. Binnen ruikt het warm, soms muf, en soms naar de natte poten van een boerenhond die de hele dag door de mest heeft geploeterd.
In het begin is het stilzitten het allermoeilijkst. Ze geven je een kussen en een handdoek, en verwachten dat je daar in de kleermakerszit je dagen doorbrengt. Je krijgt last van je rug, je knieën branden, en je stuitje – dat normaal alleen lijkt te bestaan als je uitglijdt in de douche en er op valt – begint te kloppen onder de druk van je gewicht. Op de tweede plaats komt de tijd. Je zit daar, terwijl je lichaam uitelkaar lijkt te vallen, te wachten totdat de minuten uren worden zodat je je benen kan strekken en een kopje thee kan drinken. Ik heb een horloge om mijn pols. Elke keer dat ik mijn ogen open en ernaar kijk is er niks veranderd. Is hij stuk? Ik doe hem af, haal de batterij eruit, blaas erin, stop de batterij er weer in en doe hem weer om. Hij werkt perfect. Blijkbaar is niet het horloge, maar de tijd stuk.
Die avond haal ik in het donker stiekem mijn telefoon tevoorschijn. Geen bereik. Ik hou mezelf voor dat ik morgenochtend in plaats van om 4 uur naar de meditatiehal te gaan, naar buiten zal sluipen en ergens bereik zal vinden op de heuvel achter het gebouw.
Helaas ben ik de volgende ochtend te duf om een ontsnappingsplan te smeden. De gong klinkt weer, en voordat ik het weet zit ik weer op mijn kussen, te luisteren naar instructies over het concentreren op je ademhaling. Er staat me wederom een dag vol martelingen te wachten.
In de meditatiehal zit ik naast een wat oudere man. Hij draagt een felrode trui met een paar holle woorden als print: ‘Surf, Life, Love. Est. 1987’, staat er.
Om de tijd te doden maak ik hier een code van, waarin elke letter het nummer van de plaats in het alfabet krijgt, plus één. Surf wordt dus 19,21,18, 6. 1987 is A, I, H, G. Hoewel de tijd er niet zozeer sneller van gaat, converteer ik alle nummers en letters die ik zie. Ondertussen ben ik er volledig van overtuigd dat ik mijn missie ga staken en weg zal gaan, en ik heb ook al een plan gesmeed. Morgenochtend ga ik met mijn telefoon op een heuvel staan, bel ik een paar vrienden en ga ik wijn drinken, mozzarella eten, praten, rukken en op avontuur in Italië.
De volgende ochtend word ik wakker in oorlogsmodus. Ik trek mijn jas aan, en terwijl de rest van de dromerige mediteerders de hal in lopen, spring ik over het hek, en ren ik over het natte lange gras richting de heuvel. Het eerste wat ik merk is dat mijn benen het niet echt goed meer doen, na twee dagen zitten in de kleermakerszit. Mijn knieën klikken als goedkope deurhendels, en mijn heupen kraken als oude traptreden. Eenmaal aangekomen bij de heuvel, is het bereik zo slecht dat ik alleen kan whatsappen. Ik stuur een berichtje naar een vriendin in Italië.
‘Ik ga morgen weg. Kan ik bij jou slapen?’
Na het sturen van dit bericht voel ik me opgelucht. Ik loop de heuvel af, en ga terug naar bed. Tijdens het gezamenlijke ontbijt lepel ik de pap weg en drink ik de oploskoffie met de flair van een man die een toekomst vol cappuccino en croissants tegemoet gaat. Als de gong even later klinkt, loop ik richting de meditatiehal en ga ik de 49 treden op (die telde en converteerde ik ook) en ik ging zorgeloos weer op mijn plek naast de oudere man in de rode trui zitten. De uitleg begint weer: “Concentreer je op je ademhaling.” Omdat ik de volgende dag toch weg ga besluit ik de instructies te volgen. Ik sluit mijn ogen en concentreer me op mijn ademhaling. Ik concentreer me zo hard dat ik mijn hoofd voel zinken.
Toch is het niet mijn hoofd dat zinkt, maar iets binnenin. Voordat ik het weet is de kamer ongelooflijk stil; elke eerdere sessie werd verstoord door ten minste twee hoesters, 3 niezers en een hele hoop keelschrapers. Nu is het doodstil. Mijn hoofd zinkt nog dieper, en er gaan allerlei lichten aan in mijn schedel. Ik zie vormen die op mandala’s lijken, vliegende raketten en dan ineens een bliksemschicht die zo fel is dat ik mijn ogen open doe, mijn balans op het kussen verlies, en bovenop de man in de rode trui val.
“Sorry,” zeg ik uit reflex. Hij kijkt me vriendelijk aan en legt zijn vinger op zijn lippen.
Tijdens een vipassana mag je in noodgevallen met Davide gaan praten, de leraar. Na de sessie zoek ik hem op in zijn kamertje. Hij zit op een hoge witte troon. Als je voor hem zit voel je je als een peuter die Sinterklaas een handje mag gaan schudden in het winkelcentrum nadat je veertig minuten in de rij hebt gestaan met een zwakke blaas.
“Davide,” zeg ik, “Ik tripte net echt keihard.” “Je wat?” antwoordt Davide. “Ik hallucineerde net in de meditatiehal. Het was zo heftig dat ik van m’n kussen viel. Wat betekent dit?” “Dat betekent dat het begint te werken,” antwoordt Davide, alvorens te gebaren dat ik weer verder moet gaan.
Het is lunchtijd. Het eten is erg simpel: veganistisch, zonder al te veel smaak, maar het eten is het enige moment waarop je even iets te doen hebt, dus daar kijk je al snel enorm naar uit. Het menu is elke dag min of meer hetzelfde: rijst, groenten, bouillon, wat groene bladeren en fruit als toetje. We eten in complete stilte. Tegenover me eet een man in een poncho een banaan met mes en vork. Drie stoelen verderop houdt een man een blaadje sla tegen het licht, en likt hij eraan. Mijn mond zit vol koude linzen. Als ik mijn ogen sluit keren de mandala’s terug. Ze glijden m’n gezichtsveld in als veertjes uit een kapot hoofdkussen. Ik heb geen idee hoe het komt, maar ik ben duidelijk in het ‘gratis drugs’-deel van mijn brein beland.
Ik keer terug naar de meditatiehal, en concentreer me weer op mijn ademhaling. Deze keer voel ik elektriciteit door m’n armen schieten. Mijn buik begint te rammelen, en een grote luchtbal reist van mijn buik naar mijn nek en schiet door mijn hoofd als een klopboor. Het is net als xtc, alleen dan zonder muziek, zonder dansen, en zonder een onophoudelijke drang om te kettingroken. Het enige wat ik hoef te doen is mijn ogen sluiten en me concentreren.
Ik besluit om toch te blijven. Dit alles voelt toch te goed om te missen. Als we ‘s avonds terug naar onze slaapkamers wandelen, sluip ik weer richting de heuvel om nog een berichtje te sturen.
‘Ontsnappingsplan gestaakt. Tutto bene.’
In bed sluit ik mijn ogen. Tot aan de volgende ochtend lig ik te trippen.
Een vriend van me die ervaring heeft met vipassana’s had me hiervoor gewaarschuwd. Dit is waarom mannen en vrouwen aparte ruimtes hebben. Ledigheid is des duivels oorkussen, vooral als je ook nog eens tien dagen niet kan rukken.
Na de pauze ga ik weer naar de hal. Ik ben vastberaden om niet meer aan seks te denken – ik wil weer hallucineren. Die vastberadenheid verandert iets, maar niet op de manier waarop ik hoopte. Nu schieten beelden van seks met mannen door mijn hoofd. Harige figuren met lange baarden en klitten in hun borsthaar. Langzaam veranderen de harige borstkassen in hondenhaar, en zie ik een hond. Het is de hond van mijn buren, Rascal, een klein luidruchtig kutbeest . Voordat ik het weet kruipt Rascal over me heen, hangt hij zijn tong uit zijn mond en heb ik een stijve. Ik sta op, laat mijn handdoek vallen en loop de hal uit.
Het is een prachtige lentedag in Toscane. In de vallei buiten het complex sturen boeren hun tractors door de verse modder en plukken oude vrouwtjes muntbladeren naast het beekje bij de heuvel. Ik realiseer me dat vier dagen van intense meditatie me duidelijk hebben gemaakt dat ik een seksjunk ben, of dat ik er hier een ben geworden.
Ik zoek Davide op. “Ja?” zegt hij. “Davide, er is iets helemaal misgegaan. Gisteren was pure euforie en vandaag voel ik me gevangen in een wereld van seksuele verlangens. Het is vreselijk.” Davide antwoordt: “De wet van vergankelijkheid. Niets is eeuwig, dat is de les van vipassana.” “Dus morgen is het over?” vraag ik. “Niets is eeuwig,” herhaalt Davide met een grijns.
“Bedankt,” zeg ik tegen hem, terwijl ik in mijn hoofd 20, 8, 1, 14, 11, 19 zeg en me afvraag of Davide gelijk heeft en of ik ooit terug zal keren naar een tijd waarin ik geen letters meer naar nummers converteer en fantaseer over het neuken van alles dat een gat heeft. Als diner eten we penne. Honderden kleine, natte gaatjes staren me aan. Ik eet ze met een harde pik.
Op de vijfde dag vertrekt er nog iemand. Het is een van de flabberige Italianen van mijn kamer. Als ik terugkom van de ochtendmeditatie zie ik dat zijn bed is opgemaakt en zijn spullen zijn verdwenen. Zijn gesnurk klonk als een automatische grasmaaier. Hij rook naar oud rubber en talkpoeder. Ik weet niet eens hoe hij heet, maar ik mis hem nu al.
Weer terug in de meditatiehal voelen mijn benen nog steeds alsof er een heftruck over me heen is gereden en duren de eindeloze seksuele fantasieën voort – gelukkig niet meer over huisdieren en harige mannen. De hallucinaties blijven uit. Het voelt alsof ik weer helemaal opnieuw ben begonnen. Na de lunch trek ik weer richting de heuvel. Ik stuur nog een berichtje:
‘Deze keer ga ik echt weg, ik zie je snel. Un bacio.’
Ik verlaat de heuvel en zoek Davide weer op. Hij noemt me ondertussen bij mijn voornaam. Voordat ik mijn verhaal kan doen wijst hij naar mijn been. “Kijk,” zegt hij. Ik trek mijn broekspijp op, en zie een kleine teek zich in mijn huid begraven. De heuvel ligt in een hertengebied, en er staan waarschuwingsborden (die ik al vaker dan me lief is naar cijfers heb vertaald) die zeggen dat je het lange gras moet vermijden. Davide leunt over me heen, pakt de teek tussen twee nagels en trekt hem eruit alsof hij een verleden als boswachter heeft. Hij laat me de teek zien. Dit ding heeft vast een gat, bedenk ik, maar echt geil word ik er niet van.
“Wat was je vraag?” vraagt Davide. Ik zeg maar niets.
Na deze gebeurtenis weet ik dat ik moet blijven. Op dag zes en zeven begin ik het mediteren als een sport te zien, en zet ik me volledig in. De eerste die in een vuurbal transformeert wint.
De komende twee dagen regent het. Ik weet niet of het aan het weer ligt of aan het feit dat onze onderlijven langzaam wegrotten, maar mensen beginnen zich nogal gek te gedragen. Een Italiaanse jongen in mijn kamer begint tegen spullen te praten. Hij zegt ‘welterusten’ tegen zijn bed en als hij ‘s ochtends zijn schoenen aantrekt moedigt hij ze aan door ‘andiamo!’ tegen ze te roepen. Een andere gast loopt de meditatiehal in met zijn trainingsbroek achterstevoren met zijn bilnaad er bovenuit. De koordjes hangen over zijn kont waardoor hij lijkt op een kat met twee staarten. Later op de dag begint een vrouw aan de andere kant van de heuvel te snurken. Haar leraar wekt haar keer op keer, maar ze blijft in slaap vallen. De pijn in haar benen houdt haar niet wakker en de honger ook niet. Dit is de vermoeidheid van langdurige, extreme verveling.
Die nacht verlaten we de meditatiehal, en dwalen we wat rond de heuvel voordat we teruggaan naar onze slaapkamers. Het is een heldere nacht met veel sterren, die fel schijnen. Er schiet er één door de lucht en laat een lang spoor achter. De mooiste vallende ster die ik ooit heb gezien. Niemand zegt iets in de trant van ‘wauw’.
Op de achtste dag sta ik op nog voordat de gong klinkt, en ben ik als eerste in de meditatiehal. Mijn benen voelen gebroken. Mijn kont voelt alsof iemand zijn voet diep in mijn anus heeft getrapt. Mijn rug trekt samen van de pijn. Ik concentreer me op mijn adem. Ik analyseer de gevoelens als een chirurg, geheel volgens instructie, en plots gebeurt er iets wonderbaarlijks. Kleine golfjes ontspanning rollen door mijn verzuurde ledematen. Mijn lichaam voelt belachelijk licht. Zelfs mijn beurse kont doet geen pijn meer, en is één geworden met mijn kussen. Het voelt alsof ik zweef, en ik ben mijn eigen zak vlees en botten ontstegen. Dit blijft een uur doorgaan, en als de gong klinkt voor de lunch sta ik niet op, maar blijf ik huilend zitten.
Bhanga Nana is de term die ze in de vipassana gebruiken om de ontstijging van het eigen lichaam te beschrijven. Het is een zeer krachtige ervaring waarbij je lichamelijke pijn achter je laat. Dit is hoe ik dag negen en tien doormaak: in een soort hypergevoelige staat met een hoop tranen.
Als Davide ons eindelijk het signaal geeft om weer te mogen praten, lopen we gezamenlijk de heuvel op alsof we net uit coma’s zijn ontwaakt, totdat iemand de moed verzamelt om “buon giorno” te zeggen. Aangezien het ongeveer net zo moeilijk is om Italianen stil te houden als over het strand te lopen zonder zand in je schoen te krijgen, breekt het geroezemoes los.
Het blijkt dat sommige mensen erg weinig hebben gevoeld. De man die tegen zijn bed praatte – hij blijkt Raphael te heten – vertelt me dat hij geen visioenen of golven van ontspanning heeft gevoeld, maar alleen het gevoel van een gebroken reet heeft ervaren. Ik vraag hem waarom hij niet weg is gegaan.
“Het eten was gratis,” zegt hij, “en ik kon geen treinkaartje betalen.”
Ongeveer twee uur voor vertrek mogen we de vrouwen weer zien. Die twee uur was precies genoeg; iets langer en het pittoreske klooster zou veranderd zijn in een geile swingersclub.
Toscane is prachtig, misschien wel een van de mooiste plekken in Europa. In de trein naar het vliegveld heb ik het gevoel dat we door de tuin van Eden reizen, hoewel de enige tuin van Eden die ik ken een bloemist op een rotonde in Dublin is, waar ze plastic rozen verkopen.
Op het vliegveld kijk ik naar een groot scherm waarop beelden van de aardbeving in Nepal worden uitgezonden, en ik kan niet stoppen met huilen. Een vrouw vraag me of ik wel oké ben. “Heb je je vlucht gemist of zo? “vraagt ze. Ik kijk haar aan, en zie dat ze een flinke overbeet heeft. Haar tanden vallen als een set lamellen over haar onderlip. Ik moet denken aan hoe moeilijk het voor haar moet zijn geweest als kind, waardoor ik nog harder ga huilen. Ergens in de verte hoor ik haar vader haar troosten. Het is alsof de onophoudelijke erecties zich nu tegelijkertijd manifesteren tot een soort optische ejaculatie. Of ‘een herbewustwording van de compassie’, zoals ze in vipassana zeggen.
Tien dagen lang stilzitten en leren mediteren bleek uiteindelijk, na alle weerstand, lichamelijke pijn en een bijna-besmetting met de ziekte van Lyme, toch een prachtige ervaring. Terug in het dagelijks leven helpt het je dingen te relativeren. Zowel pijn als plezier zijn slechts tijdelijk, en je wordt alleen maar ongelukkig als je achter een van de twee aan gaat. Hoewel dit misschien heel makkelijk klinkt, is het niet makkelijk uit te voeren. Maar als je je er tien dagen lang echt op concentreert, neem je het vanzelf over, en wordt het iets eigens, net als je accent of de overbeet van die vrouw. Als het dan misgaat in het leven, denk je terug aan de pijn in je benen tijdens de vipassana, en weet je dat je de keuze hebt om erover te stressen of om het gewoon te accepteren.
Op de korte termijn denk ik dat een dergelijke ervaring de vluchtigheid van het leven tegengaat. Naderhand voelt alles langzamer. In de eerste dagen na een vipassana maak je je niet druk om onnodige dingen, waardoor je zeeën van tijd en energie overhoudt. Beslissingen maken wordt ook ineens een stuk makkelijker. Hoe zweverig het ook klinkt, je lichaam vertelt je precies wat je moet doen, omdat je er op zo’n diep niveau een hechte band mee hebt ontwikkeld.
Wat betreft al die vreemde seksuele dagdromen kan ik opgelucht zeggen dat de eerste bebaarde man die ik zag niks in me losmaakte, en de tweede ook niet. Hetzelfde gold voor Rascal. Toen ik mijn mormel weer zag kuste ik hem op zijn hoofd en dat was het.