In een kleine gymzaal staat een groepje kinderen te trainen met de man waarmee ik heb afgesproken: wereldkampioen Martial Arts Moreno Merhai. De zaal is precies zo’n gymzaal die iedereen zich herinnert van de basisschool – matten tegen de muur, ringen aan het plafond en er hangt een eeuwige zweetlucht.
Ik ga wat leren over de basis van kung fu. Moreno is eerst nog even bezig met de kindertraining, een niveau dat ik die dag niet zal bereiken. Met mijn lengte is mij ook een houterige en oncontroleerbare motoriek gegund. Op een avondje uit resulteert dat meestal in wat gesneuvelde biertjes en van mijn fiets vallen, maar bij vechtsport is het nog erger. Spastische slabewegingen en trappen die alleen hoog genoeg komen om een agressieve peuter uit te schakelen – beter wordt het niet. Dus als het op vechtsport aankomt, ben ik als een vis op het droge.
Videos by VICE
Sifu (vertaald: leraar) Moreno Merhai is pas vijfentwintig en heeft een paar weken geleden onder andere twee gouden medailles gehaald op het wereldkampioenschap voor Martial Arts. Hij heeft een fulltimebaan bij ABN AMRO, dus hij geeft een paar keer per week les in de avonden. In januari begint hij zijn eigen school, waar elke avond les zal worden gegeven.
Als de kindertraining is afgelopen, krijg ik de eerste basislessen van mijn nieuwe sifu. Ondertussen vertelt hij hoe hij ooit als vijfjarig jongetje begon. “Ik was klein van stuk en wilde graag van mij af slaan. Op het voetbalveld werd ik een beetje heen en weer geschopt omdat ik behendig was, dus ging ik met mijn vader op zoek naar een vechtsport en kwam uiteindelijk uit bij Kam-Lung in Heenvliet. Die stijl van kung fu had alles wat ik wilde. Maar natuurlijk trok het gezwaai met wapens mij als vijfjarige ook heel erg.”
Moreno won onder andere goud op het wereldkampioenschap met een traditionele vormloop met wapens. Er zijn binnen kung fu veel erkende en niet erkende toernooien, maar dit was van de World Kickboxing Federation. “Veel groter wordt het niet in de Martial Arts,” legt Moreno uit. “Ik ging erheen voor de leuk, zonder al te veel verwachtingen. Maar ik heb onverwacht allerlei toppers verslagen. Vooral toen ik terugkwam en er op Schiphol een grote groep stond om ons te ontvangen, voelde ik me echt een wereldkampioen. Dat was wel even fijn, want al onze wapens voor het WK waren achtergebleven in Rome. Die waren compleet uit elkaar gehaald en onderzocht bij de douane.”
In de korte training leerde ik de basis maar ook een paar standaard combinaties. Ondanks dat ik nog steeds alle Duitse naamvallen uit klas drie van de middelbare ken, had ik geen talent voor het onthouden van verdedigingstechnieken. Maar dat sluit niet uit dat ik nu, na een korte opfrissing, iemand in extreme slow motion kan uitschakelen, indien mijn tegenstander meewerkt natuurlijk. Na de training mag ik mijn nieuwe moves uitproberen tijdens een kort sparwedstrijdje met zijn dertienjarige leerling Rick. Van de aanwezige fotograaf moet ik erbij zetten dat ik beide potjes verloor, maar dat is irrelevant voor het verhaal.
Het lukt me niet om Moreno’s technieken toe te passen. Rick is snel en Moreno is nog veel sneller. De snelheid waarop Moreno beweegt kennen we alleen uit films. “Wat ze in films doen zijn officiële technieken,” geeft Moreno toe. “Eerst was Jackie Chan altijd mijn grote held, daarna vooral Bruce Lee omdat hij zo goed was in het snelle energie en kracht overbrengen. Bijvoorbeeld de film Drunken Master – die is geniaal. Tegenwoordig wordt kung fu in films veel gecombineerd met wushu, daar heb je meer vluchtelementen die er natuurlijk spectaculair uitzien.”
Kung fu heeft ook zonder de vluchtelementen nog een heel spectaculair karakter. Bij officiële wedstrijden worden er vormoefeningen gedaan met wapens als stokken, zwaarden en zwepen. “Ook dat moet er spectaculair uitzien,” legt Moreno uit. “Een jury weet niet precies wat je doet, want iedereen heeft zijn eigen bewegingen. De sport blijft zich continu ontwikkelen, en elke eigen bedachte beweging kan je punten opleveren. Je zal altijd basisbewegingen moeten laten zien, maar zeker bij de creatieve vorm kan je eigen bedenksels laten zien. Ook eeuwenoude technieken kunnen we gewoon aanpassen.”
Ondanks dat Moreno ondertussen op het gebied van kung fu een lopende encyclopedie is, zichzelf wereldkampioen kan noemen en alles tot in perfectie kan uitvoeren, zal hij zichzelf nooit een meester noemen. Als ik hem vraag ‘wanneer wel?’ antwoordt hij dat hij het nooit zal zijn. “In mijn visie bestaan meesters niet, je blijft altijd een leerling van de vechtkunst. Ik vind mezelf oke, ja, maar ik ben nog niet uitgeleerd. Ik haalde mijn zwarte band op mijn 17e, dat is echt een wereld van verschil met het niveau dat ik nu heb.”
Ondertussen laat hij mij een aantal technieken zien waarmee ik een aanvaller makkelijk de grond zou – nadruk op ‘zou’ – kunnen krijgen. Hij adviseert me om dit soort bewegingen nooit in het echt te proberen, maar gewoon weg te rennen als ik eens in een donker steegje word overvallen. Maar dit advies geeft hij niet alleen aan motorisch incapabele zelfverdedigers als ik.
“Iedereen die op straat wordt overvallen moet gewoon zijn portemonnee geven en weglopen,” vertelt hij. “Leraren – van welke vechtsport dan ook – zouden nooit tegen hun leerlingen moeten vertellen dat ze met bepaalde technieken een overvaller aankunnen. Hoe goed je ook bent, je moet heel veel geluk hebben om zonder kleerscheuren van een gevecht af te komen. Echte vechtbewegingen zou ik pas op het laatste moment toepassen, als ik door tien man in een hoekje wordt gedreven bijvoorbeeld. Maar ook dan zou ik eerst mijn stem gebruiken, of proberen via de zwakste van de groep te ontsnappen.”
Zelf gebruikt hij kung fu wel in het dagelijks leven, maar niet om voorbijgangers of belagers op grandioze wijze uit te schakelen. “Kung fu is een levensstijl. Zonder kung fu zou ik hier niet zitten. De zelfbewustheid, rust, concentratie en het analytisch vermogen heeft mij vaker geholpen,” legt hij uit. “Ik heb bijvoorbeeld een keer een bijna-verkeersongeluk overleefd dankzij mijn lessen kung fu. Ik werd afgesneden en kon, ondanks mijn schreeuwende bijrijder, heel rustig de auto tot stilstand krijgen in een greppel zonder rare dingen te doen. Direct daarna ging ik automatisch analyseren hoe ik het had gedaan, net als ik bij wedstrijden doen. Ook op mijn werk kan ik lastig rekenwerk makkelijker analyseren door het analysevermogen dat ik met deze sport heb opgebouwd.”
Het zijn echter niet alleen de mentale vaardigheden die Moreno in het dagelijks leven gebruikt. Ook de fysieke skills zijn vaker van toepassing. “Ik was nooit goed in skeeleren, maar mijn broertje wel. Op de fietsbrug hier in Lelystad viel ik een keer hard voorover. Uit een reflex viel ik in een perfecte valbreektechniek uit kung fu. Ik had geen schrammetje.” Ook staat Moreno altijd vooraan op het perron als de treindeuren opgaan, hij kan namelijk iedereen, waar jij normaal gesproken gewoon tegenop knalt, ontwijken. “Je hoort vaak dat er dan zakkenrollers actief zijn. Ik ontwijk soepeltjes iedereen, want dat moet ook als ik klappen wil ontwijken tijdens het sparren.”
Aangezien ik zojuist was verslagen door zijn 13-jarige leerling vraag ik hem of hij al jongeren heeft gezien die veel talent hebben. “Ik denk dat er veel mensen meer aanleg hebben voor deze vechtkunst dan ik, maar ik heb het verschil gemaakt door hard te werken. Ik heb al jongeren gezien die veel verder kunnen komen, want ik ben eigenlijk te laat begonnen. Ik begon op mijn vijfde, maar op mijn twaalfde ongeveer werd ik pas bewust van wat ik moest doen om goed te worden en werd ik bewust van mijn eigen lichaam. De jongeren van tegenwoordig worden veel eerder zelfbewust via social media, en dat helpt bij kung fu.”
Moreno heeft straks zijn eigen school en is wereldkampioen. Het lijkt dat hij al flink wat heeft bereikt in de wereld van kung fu, maar Moreno ziet dat niet zo. “Als je begint met kung fu, eindig je nooit. Het zal altijd bij je blijven. Zelf focus ik nu vooral op Chinees kickboksen, ik ben verliefd op die sport. Ik hoop daar mensen in mee te krijgen want Nederland stelt bij die sport niks voor op internationaal niveau. Dat wordt lastig, want de Nederlandse jeugd heeft niet echt een voorbeeld om naar op te kijken in de sport. Bij kickboksen heb je voorbeelden als Peter Aerts die goed kan trappen, of Badr Hari die ongelooflijk goed is – man met gouden hart trouwens, heb ik nog een paar keer mee getraind. Voor de media zet hij al snel een masker op.”
Als ik vraag of hij zelf een voorbeeld wil zijn, twijfelt hij. “Voor mijn leerlingen wil ik een voorbeeld zijn,” legt hij uit. “Maar ik ben te laat begonnen om zelf de sport te kunnen dragen. Op internationaal vlak zou ik Cung Le noemen, iemand waar ik nog heel erg naar opkijk in het Chinese kickboksen.”
Uiteindelijk vraag ik hem toch om een conclusie te geven over mijn eigen vechtkunsten. Hij houdt het op de conclusie dat je nooit moet zeggen ‘ik kan het niet’. “Natuurlijk moet je op jonge leeftijd beginnen omdat anders bijvoorbeeld je heupen vastgroeien. Maar dat betekent niet dat je de lessen van kung fu altijd nog kan leren en in het dagelijks leven kan toepassen. Iedereen kan wel een greintje kung fu gebruiken.”
—
Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.