“Eén dumpling om ons allemaal te gentrifiëren. Dit marketingproject van een of andere Euraziatische gast die zijn roots probeert te vinden is schattig, maar pas op jongen, want je betreedt het domein van alle Chinese grootmoeders.”
Die woorden las ik in de reacties onder een stuk van een gerenommeerd online blad waarin mijn eerste pop-uprestaurant werd besproken. Mijn maag draaide zich om toen ik die twijfel en onzekerheid weer door me heen voelde gieren. Het was 1 uur ’s nachts en ik was bezig om 40 kilo augurken klaar te maken voor een feest. Dit lezen was het laatste wat ik wilde.
Videos by VICE
Ik run in mijn eentje een bezorgdienst. Elke dag prop ik kilo’s buikspek in dumplings, vries ik ze in en breng ik ze daarna naar mijn klanten verspreid over heel Vancouver. Een feestje organiseren leek me goede manier om mezelf wat wat goede publiciteit te geven, maar in plaats daarvan kreeg ik ‘gentrifiëren’ en ‘toe-eigening’ naar m’n hoofd geslingerd: twee woorden die op dit moment een vaste plek in onze mondiale cultuur hebben veroverd. Ik was zo boos en teleurgesteld dat mijn vak en ik ermee in verband werden gebracht.
De taal die je spreekt en de manier waarop je eruitziet beïnvloeden je eigenwaarde als kind, en ik leerde pas later dat mijn anderszijn mijn grootste bron van kracht is.
Ik heb een gemengde achtergrond en toen ik opgroeide, had ik nooit echt het gevoel dat ik beide kanten van mijn afkomst eer aandeed. Mijn vader emigreerde in de jaren zestig vanuit Hongkong naar Canada en mijn moeder was een kind van Britse expats in Canada. Ik had het gevoel dat eten de enige manier was waarop ik me echt verbonden kon voelen met mijn Chinese identiteit, naast zoveel mogelijk te leren over mijn cultuur en geschiedenis. Niemand kon of kan die dingen ooit van me afpakken, of ze nu Chinees zijn of niet. Ik zie er niet echt Chinees uit en spreek maar een beetje Kantonees, maar door mijn opleiding en zelfstudie spreek ik tegenwoordig wel Mandarijn. Je taal en de manier waarop je eruitziet beïnvloeden als kind je eigenwaarde, en ik leerde pas later dat mijn anderszijn mijn grootste bron van kracht is.
Het maakt mijn leven soms gemakkelijker, omdat ik voor wit door kan gaan, maar volgens sommige mensen is het daardoor niet meer oké dat ik Chinees kook.
Laten we dat commentaar van Lords of Gastown Enthusiast, geplaatst op 8 februari 2017 om 13.41 uur, eens ontleden.
Tot op zekere hoogte heeft deze persoon gelijk. Ik verkoop dumplings, eten zonder franjes dat in de Chinese culinaire traditie thuis wordt gegeten (meestal gemaakt door je oma) of met korting wordt gekocht bij de supermarkt. Ik verkoop mijn dumplings voor een hogere prijs, omdat ik waarde toevoeg door ze allemaal met de hand te maken, ze zelf bij mijn klanten af te leveren en mijn varkensvlees te kopen bij een Chinese slager die al meer dan veertig jaar hier in Chinatown zit.
Zoals het Chinese gezegde luidt: “De rijkdom van een familie gaat verloren in drie generaties.” Nee, bij mij is dat niet zo. Nooit.
Toch schaam ik me nog steeds wel eens. Ik herinner me een oude middelbareschoolvriend, wiens familie uit Hongkong komt, die mijn dumplings bestelde op het adres van zijn ouders. Ik werd ontzettend bang toen ik de deur van mijn auto dichtdeed, mijn gekoelde tas pakte en naar het huis liep. “Wow, je eten is te duur,” zei zijn moeder. Ik wist niet of ze gewoon een oude vrek was, of dat er iets te leren viel van hoe je wordt gezien door de oudere generatie. “Het is eten voor guailo [buitenlanders],” zei ik tegen haar. “Ik verkoop het aan witte mensen. Zij betalen.” Ze glimlachte barmhartig, gaf me mijn geld en deed de deur dicht. Op dat moment voelde ik me een domme hipster die veel te moeilijk deed over een simpel Chinees gerecht.
Als je er op een bepaalde manier naar kijkt, is mijn bedrijf het toonbeeld van gentrificatie: ik pak iets nostalgisch en betaalbaars, en met een duidelijk merk, Instagram en kwaliteitsingrediënten maak ik er iets van voor de (hogere) middenklasse. De half-Chinese gast haalt zijn vlees uit de hood, verwerkt het en verkoopt het aan witte mensen. Ik had, en heb soms nog steeds, een sluimerend schuldgevoel dat ik dit doe. Is het acceptabel dat ik mijn zoektocht naar mijn culturele identiteit gebruik voor commercieel gewin? Het hangt er allemaal van af hoe je het doet. Er is niets mis met je kostje bij elkaar scharrelen, en een deel van mij vindt deze hossel het meest Chinese ooit: iets goedkoops en simpels nemen en daarop voortbouwen. Er je eigen draai aan geven en er iets mee verdienen; het is voor mij een beetje het voortzetten van de immigrantenhossel van mijn vader en zijn familie. Zij waren erop gebrand om verder te komen en zo financiële zekerheid te krijgen. Die mentaliteit is aan mij niet verloren gegaan. Zoals het Chinese gezegde luidt: “De rijkdom van een familie gaat verloren in drie generaties.” Nee, bij mij is dat niet zo. Nooit.
In plaats van een ‘marketingproject’, zoals die hater schreef, is mijn bedrijf een herontdekking en viering van mezelf. Ik verbind mezelf met iets wat voor mij veel te lang vaag en onbereikbaar leek. Ik voel me tegenwoordig meer op m’n gemak met mijn gemengde afkomst dan ooit. En doordat ik dit eten maak en omdat ik een eigen bedrijf heb, voel ik me ook Chineser dan ooit.
Sinds ik mijn dumplings op Instagram begon te verkopen, is het mijn doel geworden om op zoveel mogelijk niveaus met eten bezig te zijn: ik wil mijn verhalen en ervaringen delen, mensen goed eten voorschotelen en iets in ze losmaken. Ik heb wat shit over me heen gekregen (vooral op internet), maar mijn eten wordt meestal met trots ontvangen door mensen die “Ik voel me ook zo” tegen me zeggen.
Ik moet de moeder van die vriend van me credits geven. Ze vertelde me recht in mijn domme, besnorde gezicht wat ze dacht. Dat waardeer ik. Dank je.
Mensen in de Chinese, Taiwanese en gemengde gemeenschappen van Vancouver – en zelfs mijn collega-koks – zeggen tegen me dat ze zich identificeren met mijn verhaal. Het is een bevestiging dat ik door moet gaan met wat ik doe. Door mijn zelfbewustheid over mijn etniciteit heb ik overgecompenseerd, door een merk te beginnen dat gestoeld is op mijn ervaringen als Chinese Canadees en de drang heb ontwikkeld om te ontkrachten dat ik diegene ben waarvoor ik in de reacties wordt uitgemaakt. Dat ik moet laten zien dat ik mijn tradities, culturen en geschiedenis begrijp en dit op een herkenbare manier moet communiceren.
Uiteindelijk is geen enkele keuken volledig eigendom van wie dan ook, ongeacht hoe woedend je reageert of hoeveel boze artikelen je ook schrijft. Koks hebben het recht om zich bezig te houden met de culinaire tradities van elk volk ter wereld. Je kunt proberen de klassiekers na te bootsen of ermee te experimenteren – maar je moet het natuurlijk wel met respect doen. Als eten eerlijk smaakt, is het over de hele wereld succesvol. Ik kan het niet anders zeggen. Als het niet eerlijk is, zal er altijd een culturele toe-eigening/gentrificatie-heksenjacht ontstaan, die niet goed zal aflopen voor wie dan ook.
Er bestaan voorbeeldige gevallen in het moderne culinaire pantheon: koks Fuchsia Dunlop, Danny Bowien en Andy Ricker hebben allemaal niet dezelfde etniciteit als de keukens waar ze zo van houden. Maar ze doen het elke dag, en wij geloven in ze.
Zoals bij elk creatief proces verschilt het per geval. Hopelijk maakt dit kleine artikel in ieder geval duidelijk dat wanneer we iets niet leuk vinden aan bepaald eten, we even de tijd moeten nemen om te luisteren naar de kok. Misschien is het wel heel anders dan je had verwacht. Denk erover na, reageer en voel. Mijn gasten deden dat ook bij mij.