Precies vijftig jaar geleden, tegen het einde van de jaren zestig, kwamen de eerste arbeidsmigranten uit Marokko naar Nederland. Mijn opa en oma verhuisden iets later, in de jaren tachtig, vanuit hun dorpje in Marokko naar Nederland om dezelfde redenen als een heleboel anderen: een betere toekomst en stiekem ook een beetje avontuur. Omdat er veel werkloosheid was in Marokko, en de banen in Nederland voor het oprapen lagen, vertrok hij in de hoop een beter leven op te kunnen bouwen voor zijn gezin.
Mijn opa Mokhtar is een intelligente man die rustig uit zijn grijsblauwe ogen kijkt. Mijn oma Halima is een kleine, pientere en sterke vrouw uit het Rifgebergte. Samen hebben ze Nederland zien groeien en veranderen in een tijdperk waarin ‘de kutmarokkaan’ en ‘de knuffelmarokkaan’ vaste begrippen werden in de Nederlandse maatschappij. Ik wilde weten hoe zij de migratie hebben ervaren, hoe ze zich nu nog verhouden tot Marokko en welke generatieverschillen er eigenlijk zijn tussen ons. We gingen in hun knusse woonkamer in Gouda – waar ze al die tijd hebben gewoond – zitten om het erover te hebben.
Videos by VICE
VICE: Hoi opa en oma! Wat voor beeld hadden jullie van Nederland voordat jullie hierheen verhuisden?
Opa: Ik was vijfendertig, jong, gezond, en ik was klaar voor een nieuw hoofdstuk in mijn leven. Europa was onbekend terrein voor mij – ik kon me er eigenlijk niks bij voorstellen. Het enige wat ik aan mezelf had beloofd was dat ik er het beste van zou maken.
Oma: Opa woonde er al een aantal jaar voordat ik met de kinderen kwam. Ik had mezelf voorbereid op een land dat open, mooi, schoon, welvarend en vriendelijk was. Ik maakte me wel zorgen, omdat ik niet kon lezen en schrijven. Er was me verteld dat ik de Nederlandse taal zou moeten leren van de gemeente. Maar hoe moest ik dat, als ik mijn eigen talen, Amazigh en Arabisch, niet kan lezen of schrijven?
Werden die verwachtingen waargemaakt?
Opa: Ik was erg onder de indruk van Nederland. Het was een warm volk, ze waren behulpzaam naar migranten toe. En het was zo groen! Het leek alsof mensen hier gelukkiger waren dan elders. Ze aten goed, kleedden zich goed, en vermaakten zich goed. De jaren tachtig waren welvarende jaren, en dat kon je zien en voelen aan alles in de omgeving. Nederland was na de Tweede Wereldoorlog ‘herrezen’, en op een zeer krachtige manier. Dat voelde ik.
Hoe werden jullie ontvangen?
Opa: Toen ik en andere Marokkaanse migranten aankwamen, in Venlo om precies te zijn, werd er [door de gemeente] een groot feest gegeven ter ere van onze komst. Dat ben ik nooit vergeten: een grote zaal vol met Marokkanen en Nederlanders. We konden niet goed met elkaar communiceren vanwege de taalbarrière, maar dat maakte niet uit – het gevoel van verbondenheid was sterk, er was wederzijdse nieuwsgierigheid en optimisme. Het was prachtig.
Oma: Onze buurt in Gouda waar we een huis toegewezen kregen was een warm bad. Ik kreeg van de gemeente Nederlandse les van een vrouw die bij ons thuiskwam. Omdat ik de taal niet goed sprak en verstond, durfde ik in het begin niet veel naar buiten te gaan, maar zodra ik doorkreeg dat de buurt het niet erg vond, durfde ik meer te doen – zoals boodschappen, of een klein rondje lopen.
Maar het was niet altijd leuk. Toen we hier een jaar woonden, werd ons huis bekogeld met stenen door iemand uit de buurt. Ik beheerste de taal niet genoeg om er wat van te zeggen. Ik heb een paar keer bij supermarkten gehad dat ik door klanten achterin de rij ben gedwongen voor de kassa, omdat Nederlanders vonden dat ze voorrang hadden. Dit heeft me veel pijn gedaan, maar gelukkig waren er altijd andere Nederlanders die het voor me opnamen.
Opa: Dat waren erg vervelende dingen, maar toch uitzonderingen op de regel. We hebben een fijne tijd gehad de eerste paar jaren.
Waarom word je nou emotioneel, opa?
Opa: Wij kwamen als vreemdelingen naar een nieuw land, zonder verwachtingen, maar we kregen enorm veel. In die tijd werd ons werk gewaardeerd – het was nu eenmaal vaak werk in fabrieken dat Nederlanders zelf niet wilden doen. Ik werkte bijvoorbeeld in een kalkfabriek, melkfabriek en tapijtfabriek. Als ik terugdenk aan die tijd, dan doet me dat zeer, omdat ik merk dat het nu anders is. De waardering voor het werk dat wij toen hebben gedaan, wordt nu niet erkend, of is vergeten. De warmte die ik toen voelde is ook niet meer echt voelbaar. Ik voel nog steeds de warmte van onze buurt, gelukkig, maar dat is het dan vaak ook wel – we worden nu anders gezien, wij Marokkanen.
Wat bedoel je precies?
Opa: Ik denk dat er bepaalde dingen gebeurd zijn in korte tijd waardoor dit warme sentiment verdween. Ik denk dat de media er veel mee te maken hebben gehad, en dat 9/11 echt een keerpunt was. Ik merkte dat ik hierna met meer achterdocht en wantrouwen werd benaderd – van de interessante vreemdeling ben ik getransformeerd tot de potentiële gevaarlijke vreemdeling, iemand die iets heeft afgepakt, iemand die een plek inneemt die hij niet hoort in te nemen.
Oma: Ik voel dit ook heel sterk, deze veranderde sfeer. Bijvoorbeeld: mensen waren eerst heel begripvol van het feit dat het Nederlands leren me moeilijk afging, en nu wordt me dit kwalijk genomen. Ik weet nog dat ik een keer Arabisch sprak op straat met jou, en dat iemand naar ons toekwam en zei: “Hey, spreek Nederlands, je bent in Nederland!” Dat was in het begin waarschijnlijk niet gebeurd.
Sommige mensen vinden dat Marokkanen niet genoeg geïntegreerd zijn in de Nederlandse samenleving, en dat het uiteindelijk daardoor komt dat Marokkanen op een negatieve manier worden gezien. Het is schijnbaar onze eigen schuld. Die mevrouw die deze opmerking maakte naar ons, zag het ook zo. Wij wonen in Nederland, en dus moeten we Nederlands kunnen spreken op straat. Wat vinden jullie daarvan?
Opa: Dat vind ik niet helemaal terecht. Toen wij hier kwamen, was er nauwelijks sprake van integratie, want we waren vaak niet eens van plan te blijven. De overheid zette ons allemaal bij elkaar neer: mannen uit een dorpje in Marokko werden dan bijvoorbeeld in dezelfde wijk gezet in Gouda. Hoewel er soms dingen in de buurt georganiseerd werden, was het niet zo dat meedoen in de Nederlandse samenleving bevorderd werd – van beide kanten niet. De Marokkanen zochten voornamelijk toenadering tot elkaar, omdat je met elkaar je eigen taal kan spreken, je eigen eten kan maken, en je elkaar toch wat beter begrijpt.
Mijn generatie kan vaak niet lezen of schrijven, maar ze hebben hard gewerkt. Ik vind dat mensen dat ook op die manier moeten zien. We kunnen misschien geen Nederlands praten, maar wij hebben op onze manier ook bijgedragen aan het bouwen van Nederland. En jullie, de jongere generatie, praten wel Nederlands. Jullie gaan naar school, werken, trouwen, en krijgen kinderen hier. Ik was de eerste generatie, maar we kunnen inmiddels al spreken van de derde generatie, en ik denk dat de positieve bijdragen die zij leveren aan Nederland overschaduwd worden door de negatieve media-aandacht. Als we het slecht doen, is het overal te zien en te lezen, maar als het goed gaat, hoor je het niet – dat draagt bij aan veel onbegrip.
Ik vind het lastig om te begrijpen wat integratie precies inhoudt. Ben ik geïntegreerd? Moet ik integreren? Ik ben immers geboren en getogen in Nederland. Ik heb gymnasium gedaan, drie universitaire studies afgerond, spreek goed Nederlands en deed vrijwilligerswerk naast mijn studie. Ik participeer op zeer actieve wijze in de samenleving. Toch word ik niet gezien als volwaardige Nederlander – ik blijf ‘de ander’. Maar ik kan me herinneren dat mijn basisschool z’n best deed. We hadden Kerstdiner, Paasbrunch, en Suikerfeest. Dat vierden we met alle leerlingen. Dat was mooi.
Oma: Je hoeft geen tradities op te geven. Er kunnen juist tradities bijkomen. Wanneer je zo denkt, dan zal dat zorgen voor meer warmte, begrip en nieuwsgierigheid.
Er zijn Marokkaanse jongeren die zeggen: “Ik zal toch nooit geaccepteerd worden hier, ondanks de moeite.” Ze verhuizen ‘terug’ naar Marokko, omdat ze daar kansen en mogelijkheden zien voor zichzelf. Wat vinden jullie daarvan?
Oma: Het is misschien soms moeilijk voor ze in Nederland. Ik zie dat ze een beetje verdwaald zijn. Ik denk dat het teruggaan naar Marokko een antwoord is op hun zoektocht naar identiteit. Dit is zeker terecht, maar zoals je opa zegt: je Nederlandse identiteit zit toch wel meer in je dan je vaak denkt. De maatschappij is soms misschien wel hard en discriminerend, maar je moet niet opgeven – je bent er, en je mag er zijn in Nederland. Zolang jij hard werkt en je vertrouwen in God legt, dan zullen andere goede mensen dit ook zien. De meningen van boze mensen moet je niet internaliseren.
Opa: Ik snap ze ergens wel. Als Marokko toen net zo welvarend was geweest als Nederland, dan waren wij hier niet naartoe gekomen. Als ze mooie kansen zien in Marokko, moeten ze daar zeker voor gaan. De kennis die jullie hier hebben opgedaan, kan daar goed van pas komen. Het is belangrijk dat we ook ons moederland helpen op te bouwen. Maar soms denk ik dat ze het onderschatten. De Marokkaanse bureaucratie, daar krijg je hoofdpijn van.
Wat is jullie verbintenis met Marokko nu precies? Wat verbindt jullie met Nederland, en wat met Marokko? Zijn die banden sterker of zwakker geworden de afgelopen jaren?
Opa: Marokko zal altijd ons land zijn, mijn band ermee is erg sterk. Ik mis het, en het mist mij ook. Ik zal Marokko nooit vergeten, ik voel me volledig Marokkaans. Wij hadden daar, ondanks het feit dat we niet veel geld hadden, ook een fijn bestaan – je kon overal rennen, alle deuren staan voor je open in het dorp, en de geur van lekker eten komt je overal tegemoet. Marokko staat voor gastvriendelijkheid, voor warmte, voor gezelschap, voor oude verhalen die je aan elkaar vertelt, opdat de geschiedenis niet vergeten wordt. Als je je wortels vergeet, heb je moeite met aarden.
Maar dat betekent niet dat mijn band met Nederland niet bestaat.
Wat is je band met Nederland?
Opa: Die is ook heel sterk, maar op een andere manier. In Nederland zie ik een land van mogelijkheden, waar mijn kinderen en kleinkinderen bijvoorbeeld studiekansen kregen die wij, als wij in Marokko waren gebleven, nooit hadden gehad. Ik zie een land van groen, van veel kleur, van mensen die over de hele wereld samen proberen te leven. Dat gaat niet altijd goed, maar het wordt geprobeerd. Het is alleen nog even zoeken naar hoe dat het beste werkt. Mijn band met beide landen is sterker geworden door de jaren heen, omdat ik waardeer wat Marokko voor mij heeft gedaan als jonge man, en ik koester wat Nederland voor mij heeft gedaan als vader en opa.
Oma: Mijn verbintenis met Marokko is sterker dan met Nederland, maar dat komt denk ik omdat ik niet echt heb mee kunnen doen in de Nederlandse samenleving; omdat ik niet werkte zoals je opa en ik de taal niet beheerste. Hierdoor is er toch altijd een barrière geweest voor mij. Mijn vrienden in Nederland waren voornamelijk andere Marokkaanse vrouwen en families. Maar ik hou echt van Nederland, vooral van pindakaas en kaas. Wij komen uit Gouda, wij hebben de beste kaas van de wereld!
Ik heb me soms wel verdwaald gevoeld, omdat ik het idee had dat ik zowel in Marokko als Nederland niet thuis was. Vaak word je gevraagd om te kiezen – of door andere Marokkanen (“Je bent toch geen kaaskop”) of door Nederlanders (“Je bent hier in Nederland”). Maar je kan net zo goed alles tegelijkertijd zijn.
Oma: En zo is het.
Mijn generatie beheerst de taal en heeft zich weten te wortelen in de maatschappij: we zijn dokters, advocaten, managers, politici, muzikanten, en artiesten. We laten onze sporen achter. Is dat het grootste generatieverschil?
Opa: Jouw familieleden die naar Duitsland zijn geëmigreerd spreken Duits, omdat de Duitse overheid daar meer een punt van heeft gemaakt. Taal is zo belangrijk, omdat het echt een toegangspoort is tot cultuur, tot mensen. Als je de taal eenmaal beheerst, volgt de rest vanzelf wel. Toen wij hier kwamen, beheersten we de taal amper. We werkten in fabrieken en leefden soms in moeilijke omstandigheden. Nu zien we hoe jouw generatie het al veel beter doet. Mensen roepen erg snel dat het slecht is of niet goed gaat, maar we moeten elkaar ook een beetje de tijd gunnen. Als ik zie wat het verschil is tussen mijn generatie en die van jou, ben ik heel blij en opgelucht.
Zou je er, met de kennis van nu, ook voor hebben gekozen om naar Nederland te komen?
Oma: Als ik zo naar jou kijk, dan weet ik zeker dat we de juiste keuze hebben gemaakt. In Marokko had je als meisje minder kunnen doen dan hier. Hier kan je als vrouw veel onafhankelijker zijn. Het is niet onmogelijk in Marokko, maar wel moeilijker. Ik zou zo weer dezelfde keuze maken om te verhuizen naar Nederland, al is het alleen daarvoor.
Opa: Ik ook. Hoewel het zeer doet dat de openheid en vriendelijkheid die we ervoeren in het begin steeds minder werd, en wij onszelf als groep ook meer afsluiten, haal ik veel inspiratie en optimisme uit de goede jaren tachtig – zolang we weer diezelfde nieuwsgierigheid opwekken naar elkaar toe, zoals wij Marokkanen en Nederlanders dat ooit gedaan hebben, dan komt het goed.