Ik werd afgewezen door Sun Araw en voelde me vernederd

Ik had een interview geregeld met Cameron Stallone, die ook wel een beetje bekend is als Sun Araw. Ik vind hem echt ge-wel-dig. Helemaal top. Ik was superblij, we zouden platenwinkels in Rotterdam afstruinen, op zoek naar juweeltjes, en daar zouden dan prachtige verhalen uit voortvloeien. We zouden een speciale band krijgen met elkaar. Als goede bekenden, die elkaar soms een grappig plaatje sturen via e-mail.

Hij stond buiten, die avond. Het voorprogramma was net klaar. Ik liep op hem af, een beetje nerveus. Ik had van de zenuwen een half biertje over mezelf gemorst. De spanning hing voelbaar in de lucht, als een wollen deken of misschien een betere metafoor die iets zegt over iets dat in de lucht hangt. Hij wilde langs me lopen, maar ik had net al mijn moed bij elkaar geraapt en richtte me tot hem. “Hey man, ik had je een tijdje terug gemaild, over een interview, weet je nog?” Hij wist het nog. En hij zei sorry, omdat hij niets meer van zich had laten horen. “Geen probleem hoor!”, zei ik opgelaten. Gevolgd door een vreemd soort hyena-lachje. Haháháhah. Ik voelde hoe zijn imposante snor me gadesloeg. Gelukkig was de biervlek een beetje opgedroogd. “Ik moet alleen even aan de chauffeur vragen hoe laat we morgen vertrekken.” En weg was Cameron. Ik mompelde nog zoiets als: “Oké, cool, ik spreek je na de show wel.” Opluchting. De eerste stap was gezet.

Videos by VICE

De show was best wel kut. Dat is overigens niet alleen mijn mening, hoor. Ik sprak zeker vier mensen die dat ook vonden. Om te beginnen waren er zoveel technische problemen dat het bijna komisch werd. Om de vijf minuten moest de geluidsman het podium opklimmen om een of ander kabeltje te verwisselen, of wat het ook is dat geluidsmannen doen als het misgaat. Het optreden leek nog het meest op een soort jamsessie. Het deed me denken aan het jeugdhonk waar ik vroeger heenging om te blowen en AA-tjes te drinken. Daar was altijd een jamsessie op donderdagavond waar de lokale jeugd ritmisch uit de maat kon drummen, op een gitaar kon pielen of rustig een drie uur durende freestyle rap ten gehore kon brengen. Uit pure ellende begaf ik me naar de bar om mijzelf wat op te beuren door middel van excessieve drankconsumptie. Dat hielp.

Tegen de tijd dat Sun Araw en zijn band eindelijk klaar waren, was ik beschonken. Beschonken, maar optimistisch. Het zou lukken! Het móest lukken. Mijn oog was het oog van de havik, speurend naar een prooi om te verorberen. De havik excelleert daarin. Cameron Stallone, wünderkind uit de stad der engelen, ironische snor incluis, gelokaliseerd bij de garderobe. Een soort hink-stap-sprong bracht me binnen gehoorsafstand. “Hey man, weet je al iets meer?”, opende ik voorzichtig. Hij wilde me een hand geven, alsof ik een anonieme fan was. Een wanhopige blik mijnerzijds was gelukkig voldoende om ons weer op dezelfde golflengte te krijgen. “Oh. Uhm, we kunnen het ook wel per e-mail doen, misschien?” Nee! Nee! We zouden een betekenisvolle dag met elkaar doorbrengen! “Ja, maar, ik wilde voor het interview graag met je op zoek naar platen, weet je nog?” Het klonk wanhopig. Ik werd een beetje boos. Het mocht niet mislukken. Ik besloot er een complimentje achteraan te gooien over het optreden. Zo van “Hey man, good show.”, maar terwijl ik dat zei, realiseerde ik me dat het helemaal geen goede show was geweest. Dat wist hij natuurlijk ook, en hij zou denken dat ik hem aan het paaien was met zoete woordjes. “Ik heb nog nooit zo vaak een geluidsman op een podium zien klimmen!” Ik probeerde het nonchalant te laten klinken, alsof onze vriendschap met terugwerkende kracht al jaren bestond. Cameron zweeg. “Maar de momenten dat alles werkte, was het echt goed hoor!” Na die laatste zin zag ik zijn gezichtsuitdrukking veranderen.  Ik probeerde het nog één keer. “Zeg, als je nou even aan je tourmanager vraagt hoe laat jullie vertrekken, dan kunnen we iets afspreken voor morgen.” Maar het was al te laat.

Hij keek me aan. Recht in de ogen. Met een blik die ongeveer zoiets zei als: “Krijg Parkinson, jij kapotgeneukt condoom.” Maar ik was dronken. En zo enthousiast als een shih-tzu puppy die lekkere Pedigree Pal brokjes krijgt. Ik bleef Cameron hoopvol aankijken. Toen sprak hij de woorden die ik nooit meer zal vergeten. De woorden die de rest van mijn leven ‘s nachts zullen weerklinken, als ik wakker schrik uit een nachtmerrie. Met alle minachting die een mens mogelijk kan bezitten, sprak hij, terwijl hij zich al half wegdraaide om te vertrekken: “You know what man, this is not gonna work.” Ik bleef alleen achter. Verslagen. Vernederd. Alleen. Op weg naar huis bedacht ik hoe ik alles anders had gedaan. Hoe ik heel cool en nonchalant had overgekomen op hem. Hoe het dan wél was gelukt. Maar vooral, hoe we hadden afgesproken in een leuk koffietentje, om een uur of twee ‘s middags, zodat ik niet zo fucking vroeg mijn bed uit had gehoeven vandaag.