Asian Raisins is een Nederlandse belangenorganisatie die zich inzet voor representatie en tegen anti-Aziatisch racisme. Op hun website vind je onder andere een discriminatiemeldpunt en columns geschreven door Nederlandse Aziaten. Op dit moment zoekt de organisatie nieuwe schrijvers. Het onderstaande verhaal is een aangepaste versie van een artikel dat Lisanne Ouwehand (17) publiceerde op Asian Raisins.
Ik ben een Nederlander op papier, al sinds mijn eerste. Mijn familie is wit en in dit land geboren. Vrijwel alles in mijn leven is Nederlands: van het eten dat ik iedere dag op mijn bord krijg tot de naam op mijn paspoort. Alles behalve mijn uiterlijk, want ik ben als baby geadopteerd uit China. Ik heb me weleens afgevraagd of ik mezelf écht Chinees kon noemen of dat ik er alleen zo uitzie.
Als klein kind was ik er namelijk altijd van bewust dat ik er niet uitzag zoals de gemiddelde Nederlander. Ik had geen blond haar en blauwe ogen, zoals de meeste leeftijdsgenoten in mijn omgeving. Ondanks dat, was ik er een tijdje heilig van overtuigd dat ik gewoon uit de buik van mijn adoptiemoeder kwam. Dat leek mij meer dan logisch. Ik ben toch gewoon van mijn ouders?
Videos by VICE
Toen mij verteld werd dat ik uit China geadopteerd ben, had ik daar totaal geen probleem mee. Ik wist niet beter en had geen idee wat het precies inhield. Ik ging er eigenlijk gewoon vanuit dat mijn biologische ouders overleden waren en dat ik daarom ben afgestaan. Veel mensen stelden mij vragen zoals:
“Dus je weet echt niet wie je ouders zijn?”
“Wil je niet eens terug naar waar je vandaan komt?”
“Ben je niet benieuwd naar je ouders?”
Wanneer mijn ouders met mij in de kinderwagen liepen, kregen we soms blikken. Toen mijn broertje (een biologisch kind van mijn adoptieouders) werd geboren, werd dat alleen maar erger. Er liepen zelfs wildvreemde mensen op mijn moeder af om te vragen of ik een andere Chinese vader heb of hoe het anders in elkaar zit.
Ik woon en ben opgegroeid in een klein dorpje waar de diversiteit vroeger ver te zoeken was. Er zat één meisje in mijn klas dat toevallig ook uit China geadopteerd was. Wij waren de enige niet-witte Nederlanders in de groep en je zou denken dat wij het daarom goed konden vinden met elkaar. Helaas was dat niet zo. Ons verschil? Zij zette haar Chinese etniciteit compleet van zich af. Ik kon dat niet, hoe graag ik het soms ook wilde. Ik voelde toch enigszins een connectie met China.
Mijn ouders hadden thuis een grote doos vol spullen van hun reis naar China. Alle tickets, bonnetjes en verpakkingen waren in een plakboek bewaard. Ook hadden zij een groot deel van hun reis vastgelegd op film en hebben ze meerdere fotoalbums hiermee kunnen vullen. Dit vond ik super boeiend, en ik kreeg veel interesse in China en mijn afkomst. Ik wilde ook graag Chinees leren en naar het land terugkeren. Mijn klasgenootje wilde niks met deze dingen te maken hebben en praatte ook niet graag over haar afkomst. Daar had ik wel begrip voor.
De gevolgen daarvan? Iedereen zag mij als ‘die Chinees’. Als het op school over China ging, werd ik aangekeken, mensen zongen ‘Hanky Panky Shanghai’ wanneer het mijn verjaardag was en wanneer ik ruzie had, werden mijn ogen altijd als belediging gebruikt. Ik vond het zo ontzettend oneerlijk, want ik was niet meer of minder Nederlands dan dat zij waren. Het leek erop dat ik mijn etniciteit van mij af moest zetten om zo min mogelijk als ‘anders’ beschouwd te worden.
Ik begon daarom een hekel te krijgen aan mijn uiterlijk en wilde mijn etniciteit niet meer met trots dragen, zoals ik als klein kind deed. De Chinese vlag verwijderde ik uit mijn bio op social media en ook mijn Chinese naam wilde ik niet meer gebruiken. Ik zou haast zeggen dat ik me schaamde voor mezelf. Ik wilde er niet meer Chinees uitzien. Hierdoor raakte ik geïnteresseerd in make-up, ik wilde namelijk mijn features verbergen. Natuurlijk was dit als elfjarig meisje dat zich net begon op te maken geen succes. Toch gaf het mij een soort comfort.
Ook liet ik de fotoalbums van China links liggen. Ik toonde geen interesse meer in alles gerelateerd aan mijn afkomst. Iets waar ik eerst trots op was, werd een deel van mijzelf dat ik weg wilde stoppen. Het verdrietige hieraan is dat het leek te werken. Ik had het gevoel dat ik door klasgenootjes meer geaccepteerd werd wanneer ik me zo min mogelijk met mijn afkomst associeerde.
Gelukkig werd ik er niet van. Het maakte niet uit hoe erg ik probeerde te verbergen dat ik Chinees was, want het was natuurlijk altijd te zien. Mensen die ik niet kende riepen me nog steeds na op straat met woorden als ‘babi pangang.’ Het maakte niet uit hoe erg ik mijn best deed om erbij te horen, voor hen zou ik altijd een buitenstaander blijven omdat ik er anders uitzie.
Op de middelbare school kwam ik pas voor het eerst in contact met leeftijdsgenoten met Aziatische ouders. Met hen kon ik soortgelijke ervaringen delen. Ondanks dat ik als Nederlands opgevoede tiener niks begreep van hun taalgrapjes of herkenbare situaties in een Aziatisch gezin, voelde ik me toch thuis. Ik werd met open armen ontvangen. Ook kwam ik voor het eerst in contact met K-pop, wat mij het belang van representatie heeft laten inzien. Ik zag jarenlang alleen maar westerse schoonheidsidealen. Het ontdekken van de Oost-Aziatische popcultuur heeft mij geholpen om mijn etniciteit en uiterlijk weer te omarmen.
Door social media zag ik in dat ik niet de enige was met deze ervaringen en dit verhaal. Dingen die ik eerder beschouwde als akkefietjes waar ik mee zou moeten leren leven, waren eigenlijk deel van institutioneel racisme. Niemand zou anders behandeld moeten worden gebaseerd op afkomst of uiterlijk. Het was geweldig om erachter te komen dat mensen daar momenteel voor strijden.
Mijn eerste stap in dit gevecht, was toen ik voor het eerst mijn mond opentrok door een brief te schrijven naar de schooldirectie namens de Aziatische gemeenschap. Tijdens de eerste golf van COVID-19 werd ik nageroepen in de gangen en ik was blijkbaar niet de enige. Mijn brief werd serieus genomen en er werd iets aan het probleem gedaan. De leerlingen die dingen naar mij riepen moesten naar school komen voor een mentorgesprek met hun ouders. Ik ben nog nooit zo trots geweest.
Ik ben erachter gekomen dat het niet uitmaakt hoe Nederlands ik mezelf presenteer. Mensen die mij niet persoonlijk kennen, zullen mij als buitenstaander blijven zien. Ik heb besloten om me niet meer aan te passen om erbij te horen. Ik ben geen Nederlander in een geel jasje, maar iemand die haar Nederlandse en Chinese nationaliteit met trots wil dragen.