Tech

In 2020 draait een kwart van wereld op schone energie

Het in Parijs gelegen Internationaal Energieagentschap is misschien wel het meest gerenommeerde energieadviesorgaan ter wereld. Het werd opgericht in de nasleep van de oliecrisis in 1973, om voor landen over de hele wereld te adviseren over mondiale energievraagstukken. Afgelopen vrijdag brachten ze een rapport uit – het Medium-Term Renewable Energy Market Report 2015. Daarin stond dat in 2020 waarschijnlijk 26% van de wereldwijde energie gegenereerd wordt door duurzame bronnen. Het agentschap ziet het als een “opmerkelijke verschuiving.”

En dat is het inderdaad. Het rapport bevat zelf geen schokkende openbaringen, maar vormt wel een goede gelegenheid om even stil te staan bij het feit dat er – terwijl je overal de sombere berichten leest over de stijgende zeespiegel en de smeltende – wel degelijk goede ontwikkelingen plaatsvinden in het wereldwijde energiegebruik.

Videos by VICE

Volgens het agentschap ziet het er naar uit dat we in de komende vijf jaar 700 gigawatt aan capaciteit voor het opwekken van duurzame energie kunnen toevoegen. Of in de woorden van het agentschap: “In 2020 kunnen we wereldwijd waarschijnlijk meer elektrische, duurzame energie opwekken dan wat er – nu althans – nodig is om te voldoen aan de totale energievraag van China, India en Brazilie samen.”

Die hoeveelheid is ook meer dan twee keer zoveel als wat er nodig is om heel Japan te bevoorraden, en houdt in dat de wereldwijde capaciteit voor duurzame energie met tweederde wordt vergroot – dat zijn een hoop nieuwe zonnepanelen en windturbines. Dit betekent dat de belastingvoordelen voor schone energie in de Verenigde Staten, de prikkels voor zonne-energie in Duitsland en de gigantische investeringen aan panelenproductie in China – allemaal maatregelen om duurzame energie een zetje in de rug te geven – blijken te werken. Misschien niet heel snel, maar ze werken.

Op dit moment komt 22 procent van de wereldwijde energie van schone bronnen (vooral hydro- wind- en zonne-energie) en dat aandeel groeit – terwijl het tegenovergestelde geldt voor de vervuilende variant.

Voorbeeld: van alle nationale kolencentrales die vijf jaar geleden nog actief waren in de Verenigde Staten, is dit jaar 40% gesloten. En in energievretende landen als China en India worden nog altijd fabrieken gebouwd die werken met fossiele brandstof, maar het tempo waarin dat gebeurt neemt af, aardig hard zelfs.

“Duurzame bronnen hebben enorm veel potentieel voor de wereldwijde energievoorziening, maar er is nog genoeg werk aan de winkel,” zegt de Executive Director Fatih Birol tijdens de persconferentie in Istanboel, bij een bijeenkomst van de Energieministers van de G20, toen het rapport werd aangekondigd. “Overheden moeten minder twijfelen aan de potentie van deze duurzame bronnen, en ons energiesysteem op een zekerder en duurzamer pad brengen.”

Birol heeft daar gelijk in. De cijfers lijken veelbelovend, maar de snelheid waarmee schone energie haar intrede doet, is misschien niet eens snel genoeg om te voorkomen dat we door ons koolstofbudget heen gaan. De schone energie-industrie houdt goed stand, vaak zelfs zonder subsidiering, maar goed beleid en stimuleringen kunnen deze ontwikkeling alleen maar sneller laten verlopen. Misschien dat een wereld die volledig wordt bevoorraad door schone energie dan ooit een keer tot de werkelijkheid behoort.

Voorlopig kunnen we onszelf vasthouden aan het rapport van het Internationaal Energieagentschap – de 26% ligt binnen handbereik, ondanks dat de klimaatverandering door veel politieke machthebbers niet serieus wordt genomen – of erger nog, ontkend –, de fossiele brandstofindustrie nog altijd een machtige positie bekleedt, en dat het verbranden van koolstof zeer goedkoop is. Als ook dát verandert, dan is de reden voor optimisme alleen maar groter.