Historicus en genealoog Antoinette Harrell heeft gevallen ontdekt van Afro-Amerikanen die honderd jaar na de ondertekening van de Emancipatieproclamatie nog steeds als slaven leefden. De 57-jarige inwoner uit Louisiana spendeerde meer dan twintig jaar aan het onderzoek. Ze legde pijnlijke verhalen bloot uit de zuidelijke Amerikaanse staten zoals Louisiana, Mississippi, Arkansas en Florida. In een reeks interviews vertelde ze Justin Fornal hoe ze een expert werd in de moderne slavernij van de Verenigde Staten.
Mijn moeder vertelde me altijd over onze familiegeschiedenis, en over degenen die inmiddels overleden waren. Ze kende eigenlijk maar een paar verhalen, dus veel verhalen vertelde ze steeds weer opnieuw. Elke keer wanneer ze een verhaal opnieuw vertelde, gaf ze me het gevoel dat ze me iets wilde zeggen. Alsof ze me probeerde te vertellen dat wanneer ik meer te weten wilde komen over onze familie, ik dieper zou moeten graven.
Videos by VICE
We wisten dat onze familie ooit slaven waren geweest in Louisiana. In 1994 begon ik met het doorzoeken van historische data en openbare registers. Ik kwam mijn voorouders tegen in de inventaris van 1853, die toebehoorde aan Benjamin en Celia Bankston Richardson. De namen van mijn betovergrootouders, Thomas en Carrie Richardson, stonden daar zwart op wit genoemd, tussen allerlei andere persoonlijk bezittingen, zoals lepels, vorken, varkens, koeien en een bank.
Carrie en haar kind werden op een waarde geschat van 1100 dollar. Het zien van dat ijskoude getal, het aantal dollars dat mijn voorouders blijkbaar waard waren, veranderde iets in me. Het was vreselijk pijnlijk, maar toch moest ik hier meer over te weten komen. Wat hadden ze gedaan na de Emancipatie in 1863? Waar waren ze naartoe gegaan? Ik vond Freedmen-contracten (contracten van vrijgelaten slaven) aan de Harrell-kant van mijn familie, waarop stond dat ze pachtboeren waren. Al snel wisten veel mensen in New Orleans dat ik door middel van genealogie bezig was met de eindjes van een verloren familiehistorie aan elkaar te knopen. Mensen vroegen me steeds vaker om te komen vertellen over hoe ik te werk ging, zodat zij hetzelfde zouden kunnen doen met hun familiegeschiedenis. Er ontstond opeens een mogelijkheid om erachter te komen wie we waren, en waar we vandaan kwamen, als afstammelingen van slaven. Het was een kans om te leren over een geschiedenis waar we op school nooit les over kregen.
Het enige feit waar we tot dan toe zeker van waren, was dat de slavernij voorbij was toen in 1863 de Emancipatieproclamatie werd getekend. Maar zelfs dat bleek niet te kloppen.
Op een dag kwam er een vrouw naar me toe die wist waar ik mee bezig was, en ze zei tegen me: “Antoinette, ik ken een groep mensen die nooit vrij zijn geweest tot aan de jaren vijftig van de twintigste eeuw.” Ze ontving me in haar huis, waar ik twintig mensen ontmoette die allemaal hadden gewerkt op de Waterford-plantage, in de staat Louisiana. Ze vertelden me dat ze het grootste deel van hun leven op het land hadden gewerkt. Op de een of andere manier hadden ze altijd schulden bij de eigenaar van de plantage, en mochten ze het landgoed niet verlaten. Deze situatie zorgde ervoor dat ze als twintigste eeuwse slaven door het leven gingen. Aan het einde van de oogst werd ze altijd verteld dat hun werk niet genoeg had opgeleverd om uit de schulden te komen, en dat ze het volgend jaar opnieuw konden proberen. Met ieder jaar dat voorbij ging kwamen de arbeiders dieper en dieper in de schulden terecht. Sommige arbeiders hebben tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw in deze situatie gezeten.
Ik kon niet geloven wat ik hoorde. Wat me het meest shockeerde was hun angst. Ik zag telkens opnieuw dat mensen bang waren om hun verhaal te delen. Zelfs achter gesloten deuren waren ze – decennia later – nog steeds vreselijk bang om er open over te vertellen. Ze waren ervan overtuigd dat ze op een of andere manier konden worden teruggestuurd naar de plantage, ondanks dat die ondertussen niet eens meer in gebruik was. Ik realiseerde me later dat mensen bang waren om hun verhaal te delen omdat veel van de witte families uit het zuiden die deze plantages ooit bezaten, nog steeds lokale overheden en grote bedrijven runnen. Ze hebben nog steeds de macht in handen. Het aankaarten van onrechtvaardigheden brengt daardoor veel te grote risico’s met zich mee. Voor velen is het het risico gewoon niet waard. Van de meeste onrechtvaardige situaties wordt daarom geen melding gemaakt.
Zes maanden na die ontmoeting gaf ik een lezing over genealogie en schadevergoedingen voor nazaten van slaven, in Amite, Louisiana. Daar ontmoette ik Mae Louise Walls Miller. Mae liep binnen aan het einde van de lezing en eiste dat ze me kon spreken. Ze kwam naar me toe gelopen, keek me recht in de ogen aan, en zei: “Ik was pas vrij in 1963.”
Mae’s vader, Cain Wall, had zijn landgoed verloren door een contract te tekenen dat hij niet kon lezen, en daarmee had hij het lot van zijn familie getekend. Als jong meisje had Mae geen idee dat haar familiesituatie anders was dan die van anderen. Het gezin had geen televisie, dus Mae ging ervan uit dat iedereen hetzelfde soort leven had als haar broers en zussen. Ze mochten het landgoed niet verlaten en kregen regelmatig klappen van de landgoed-eigenaars. Toen Mae wat ouder was werd haar gezegd dat ze met haar moeder in het hoofdgebouw moest gaan werken. Hier zou ze verkracht worden de man die op dat moment aanwezig was. Meestal werden zij en haar moeder tegelijk, naast elkaar, verkracht.
Haar vader, Cain, kon het lijden niet langer aan, en probeerde in zijn eentje het landgoed te ontvluchten, midden in de nacht. Zijn plan was om zich in te schrijven in het leger, en ergens ver weg geplaatst te worden. Maar hij werd gevonden door mensen die deden alsof ze hem wilden helpen. In plaats daarvan werd hij rechtstreeks teruggebracht naar de boerderij, waar hij voor de ogen van zijn hele familie totaal in elkaar werd geslagen.
Toen Mae een jaar of veertien was besliste ze dat ze niet langer het hoofdgebouw zou ingaan. Haar familie smeekte haar om dit niet te doen, omdat de hele familie ervoor gestraft zou worden. Maar Mae weigerde, toen de vrouw van de landeigenaar haar zei dat ze aan het werk moest. Bang dat Mae vermoord zou worden door de eigenaren, sloeg Cain zijn eigen dochter tot bloedens toe, in de hoop haar te redden. Die avond rende Mae weg, door het bos, nog helemaal onder het bloed. Ze verstopte zich in de bosjes naast een weg, totdat er een gezin langs reed met paard en wagen. De vrouw op de wagen zag iets in het struikgewas bewegen. Ze stapte af, en zag de bebloede Mae huilend en doodsbang op de grond liggen. Het witte gezin nam haar mee, en redde later die avond de rest van de familie Wall.
Dit soort verhalen komen vaker voor dan je denkt. Ook Poolse, Hongaarse en Italiaanse immigranten zaten in het zuiden van de VS lange tijd gevangen in deze situaties. De grote meerderheid van de twintigste eeuwse slaven stamde echter af van Afrikaanse origine.
Toen ik Mae leerde kennen leefde haar vader, Cain, nog. Hij was ondertussen 107 jaar, maar zijn geest was nog altijd enorm scherp. Een aantal keer zaten we samen met Mae en de andere broers en zussen. Als we het hadden over wat er gebeurd was op die boerderij liepen de emoties hoog op. Ik zal nooit de blik in hun ogen vergeten, wanneer iemand van hen vertelde over iets verschrikkelijks dat ze hadden doorstaan. Het was duidelijk dat ze er nooit met elkaar over hadden gepraat. Op een dag was Cain televisie aan het kijken toen een witte man met wit haar in beeld verscheen. De manier waarop de man keek herinnerde Cain aan iemand van de boerderij. Cain was ervan overtuigd dat deze man naar zijn huis zou komen om hem terug te brengen, omdat hij mij had verteld wat er was gebeurd op die boerderij. De onderdrukte herinneringen die boven kwamen maakten hem zo van slag dat hij in het ziekenhuis eindigde. Ik ben toen een tijdje niet meer bij het gezin geweest.
Maar Mae en ik werden goede vrienden en we zouden samen lessen gaan geven. Ze had vreemde ticks, die ze had gekregen sinds ze erover was gaan praten. Soms, als we op een evenement waren waar gratis eten werd aangeboden, kon ze niet stoppen met eten. Ze vertelde me dat dit kwam doordat ze jarenlang niet wist wanneer ze weer zou kunnen eten. Op andere momenten moest ze haar schoenen uitdoen. Ze was opgegroeid zonder schoeisel aan haar voeten en zei dat haar voeten soms heel oncomfortabel voelden als ze schoenen droeg. Alle uitingen van Mae’s PTSS, als gevolg van het opgroeien als een slaaf, gaven me een kijkje in hoe het leven moet zijn geweest voor onze voorouders die in zulke onmenselijke omstandigheden leefden.
Mae overleed in 2014. Ze was een mooie en onbevreesde geest die een gigantische leegte heeft achtergelaten. Ik ben blij dat haar broer Arthur de geschiedenis van de familie Wall blijft doorvertellen. Mensen die deze verhalen horen zullen vaak zeggen: “Je had naar de politie moeten gaan.” “Je had eerder moeten vluchten.” Maar het landgoed wordt van generatie op generatie doorgegeven. Deze plantages zijn voor hen een land op zichzelf. Het strekt zo ver als je kunt kijken – en verder. Zelfs als je erin zou slagen om te vluchten, waar zou je heen gaan? Tot wie zou je je richten?
Geloof ik dat Mae’s familie de laatste was die werd bevrijd? Nee. Slavernij zal zich de komende jaren blijven herdefiniëren voor Afro-Amerikanen. Het falende schoolsysteem dat mensen de gevangenissen in loodst, en de privatisering van gevangenissen, zijn slechts twee voorbeelden waarbij zwarte mensen nog steeds worden uitgebuit voor gratis arbeid. Daarnaast vermoed ik dat er in het zuiden nog steeds Afrikaanse mensen onvrijwillig aan boerderijen gebonden zijn. Als we hier geen onderzoek naar doen, en niet in kaart brengen hoe slavernij stiekem heeft kunnen voortbestaan, zou het zo weer kunnen gebeuren.
Ik ben een aantal keer langs gegaan bij de boerderij waar Mae en haar familie werden vastgehouden. Er is niet veel meer van over.
Op een dag liep ik met Mae diep het bos in, om de oude groene kreek te bekijken waar ze het altijd over had. Dat smerige water waar de koeien in pisten en kakten was hetzelfde water waar Mae en haar familie in baadden en van dronken. Terwijl we daar naar dat water stonden te kijken, werden Mae’s woorden voor eeuwig in mijn ziel gebrand.
“Ik vertelde je mijn verhaal omdat ik niet meer bang ben in mijn hart. Wat kan een levend persoon me nog aandoen? Er is niets meer dat me kan gebeuren wat me nog niet is overkomen.”