Weinig mensen zullen de knokpartij tussen Badr Hari en Hesdy Gerges zo nauwgezet volgen als Thom Harinck. Onder de vaderlijke arm van de 74-jarige trainer hebben beide mannen zich ontwikkeld van straatvechters tot toppers die op het allerhoogste podium vechten.
Harinck geniet respect van zo’n beetje iedereen in de kickbokswereld, aangezien het de Amsterdammer was die het kickboksen 45 jaar geleden samen met Jan Plas introduceerde in Nederland. In de jaren daarna hielp hij verschillende vechters naar de top, zoals Peter Aerts, Badr Hari, Hesdy Gerges en Branco Cikatić.
Videos by VICE
Badr Hari keerde hem echter de rug toe, iets wat hem lang pijn heeft gedaan. Daarom zal hij het gevecht tussen Gerges en Hari van komende zaterdag met gemengde gevoelens toezien. VICE Sports sprak Harinck in aanloop naar het gevecht over de jonge Badr, de kansen van Gerges en werken met straatschoffies.
VICE Sports: Ha Thom, wie wint er 3 maart?
Thom Harinck: Dat kan ik niet zeggen, het wordt echt 50/50. Badr zal beginnen met zijn bekende overrompelingstactiek, maar als Hesdy koel blijft, maakt hij in de tweede en derde ronde zeker een kans. Zijn conditie is beter, maar iedereen weet dat Badr een knock-out in zijn handen heeft. In deze partij kan echt alles gebeuren, Hesdy kan absoluut niet gezien worden als een opwarmertje voor Badr.
Hoe komt het dat je niet met Hesdy aan het trainen bent?
Hij traint bij Mousid Akhamrane, een goede trainer met een hele mooie sportschool waar flink wat sparringpartners voor Hesdy rondlopen. Eigenlijk wilde Hesdy dat we hem samen gingen trainen voor dit gevecht, maar twee kapiteins op één schip werkt niet. Hij is bij Mousid in goede handen. Gelukkig maar, want Hesdy ligt me nauw aan het hart. Hij kwam hier als 18-jarig ventje binnenlopen en voor hem ben ik twee jaar geleden uit mijn pensioen gekomen. Hij belde me, wilde graag weer met me werken, miste onze klik. Ik heb hem de afgelopen jaren daarom getraind, als enige nog. Maar voor het gevecht met Badr is het alleen maar goed dat ik niet in zijn hoek sta, anders krijg je toch de controverse van Badr tegen zijn oude trainer.
U wordt gezien als een van de grondleggers van het kickboksen. Hoe bent u met de sport in aanraking gekomen?
Toen ik op mijn zesde in elkaar was gebeukt op school, ben ik begonnen met judoën. Judo kon ik goed en vond ik ook heel leuk, later ben ik andere vechtsporten gaan doen. Ik wilde gewoon heel allround worden. Toen ik aan een toernooi voor mannen met een zwarte band in karate meedeed en gediskwalificeerd werd omdat ik iemand vol in zijn gezicht sloeg, ben ik voor mezelf begonnen. Ik opende mijn eigen sportschool waarin we allerlei soorten vechtsporten combineerden, in rood geverfde karatepakken.
Met een groepje vechters wonnen we bijna alle titels in Nederland en Europa, voor free fighters. Maar toen we als eerste Europese team ooit werden uitgenodigd voor een toernooi in het Lumpini-stadion in Bangkok, leerden we pas echt wat vechten was. We kregen daar een verschrikkelijk pak slaag. Na dat toernooi ben ik gebleven om hun technieken onder de knie te krijgen. Ik kwam daar in aanraking met Muay Thai, heb dat geleerd en ben dat toen in Nederland gaan onderwijzen. Uiteindelijk kwam Japan met de K1, waar veel meer geld in viel te verdienen, dus heb ik me daarop gericht.
Hoe kwam u aan uw leerlingen?
Het begon met straatjongetjes uit de Kinkerbuurt, waarmee ik al die prijzen pakte in Europa. Toen ben ik bij een bijeenkomst voor vechtsporters in Zweden Branco Cikatić tegengekomen. Die had van mij gehoord en wilde graag onder me trainen. Met hem heb ik in 1993 in Japan de K1 gewonnen. Ik bleef vervolgens maar winnen bij de K1, met jongens als Peter Aerts, Lloyd van Dams en later Badr Hari. Ik had door de prijzen met de jongens uit de Kinkerbuurt en Cikatić een flinke naam opgebouwd, dus veel jongens wilden met mij trainen.
Hoe is Badr Hari bij u binnengekomen?
Hij was 14 jaar toen hij voor het eerst in mijn sportschool kwam. Het was toen echt een slungel, een lange, dunne jongen, die netjes aan mij vroeg of hij hier kon komen trainen. Hij begon in de B-groep, maar ik zag al snel dat hij daar te goed voor was. Het was een brutaal ventje, dat makkelijk trapte en stootte. Hij had wel de techniek, maar nog niet de kracht, werd daarom ook wel ‘The Snake’ genoemd.
Ik heb hem al snel naar de wedstrijdgroep gehaald, want hij ging veel te hard tijdens het sparren. In de wedstrijdgroep kreeg hij van de topjongens in het begin wel flink op zijn flikker. Maar hij toonde karakter en bleef terugkomen. Hij zette snel stappen doordat hij trainde met die toppers en won zijn eerste wedstrijden met gemak. Uiteindelijk is hij bij mij Nederlands kampioen geworden en heeft hij een stuk of dertig à veertig partijen gevochten. Ik heb dat ventje van toen – hij woog misschien net 86 kilo – naar de top gebracht.
Hoe was hij toen buiten de ring?
Het was een intelligente jongen, dat merkte ik wel. Hij had alleen geen interesse in school, zeker toen hij merkte dat hij met vechtsporten geld kon verdienen. In het begin heb ik hem nog naar school geprobeerd te sturen, maar toen ik zag dat hij echt het talent had, ben ik daar ook mee gestopt. Op straat had Badr weleens problemen. Als iets hem niet zinde, sloeg hij erop los. Ik zag vaak verkeerde jongens om hem heen dwalen, gasten die nog maar 18 waren maar al in een dikke Porsche reden. Die gaven hem weleens een klokkie, maar dan zei ik tegen Badr: “Ze geven dat niet voor niets, ze willen met je gezien worden.”
Hij was een soort tweede zoon voor me. Hij kwam ook geregeld bij ons over de vloer. Ik nam hem mee als hij weer op straat hing, dan at hij met ons mee. Ik was toen al een van de weinigen die eerlijk tegen hem was, hem corrigeerde waar nodig. Hij heeft altijd veel gasten om hem heen gehad die zijn kont likten en alles wat hij deed goed vonden, dan denk je op den duur dat je alles kunt maken. Zijn ouders, hele lieve mensen, hadden daar ook geen zicht op want hij was bijna nooit thuis.
Had hij respect voor jou?
Ja, alleen al door de namen waarmee ik trainde. En als straatschoffies zoals hij niet luisterden, dan nam ik ze wel even mee de ring in voor een rondje sparren. Dan haalde ik ze vol neer, op het lichaam. En als ik dat niet deed, deed Peter Aerts of een andere topper het wel voor me.
Waarom gaf je die straatschoffies überhaupt een plek in jouw sportschool?
Omdat ik altijd al tussen die gasten heb gelopen. Ik was in mijn jeugd een beetje het zwarte schaap van de familie, een rijke, Eindhovense familie vol zakenmensen en wethouders. Ik was juist altijd op straat, vond de sensatie opzoeken ontzettend interessant. Ik was ook wel een banjer, een brutaal kereltje. Van dat soort gastjes hou ik nog steeds.
Hoe komt het dan toch dat Badr en jij uiteindelijk uit elkaar zijn gevallen?
Dat gebeurde vlak na zijn doorbraak, een invalpartij tegen een 24 kilo zwaardere, ervaren vechter in de Arena. Hij verloor van die man, Alexey Ignashov, maar bood knap weerstand. Hij vocht later nog één wedstrijd bij mij, waarna ik opeens op internet las dat hij getekend had bij manager Simon Rutz van It’s Showtime.
Van de een op de andere dag was hij weg, zonder mij iets te laten weten. Ik denk dat het met geld te maken had, Rutz bood hem een huis en een auto aan, daar is hij waarschijnlijk voor bezweken. Dat is natuurlijk wel pijnlijk, je bent met zo’n jongen iets moois aan het bouwen, ik had alles voor hem gedaan. Gek genoeg is hij daarna nog wel een keer teruggekomen, maar vervolgens na één training weer vertrokken.
Hoe zat dat dan?
Hij belde me na een verloren partij, twee jaar nadat ik hem voor het laatst had gezien. Hij wilde met me praten. Toen hebben we het uitgesproken. Ik begreep ook wel dat hij als jonge jongen was gezwicht voor het geld. Hij heeft één training bij mij meegedaan, waarna hij weer verdween. Dat terwijl hij tegen de andere vechters – waaronder Hesdy – na die training in de sauna nog had gezegd hoe fijn hij het vond om weer ‘ouderwets knoerthard te trainen’. Maar daarna is hij nooit meer teruggekomen.
Ik ben niet het type dat iemand die weggaat achterna gaat bellen, maar mijn assistent sprak hem een paar maanden later wel. Toen vertelde Badr dat hij in mijn sportschool iemand van de Hells Angels tegen was gekomen, met wie hij een probleem had. Hij had het gedaan met het wijf van die man. Om problemen, zoals een schietpartij, in mijn gym te voorkomen, is hij verdwenen.
Hoe heb je de ontwikkeling van Badr Hari daarna bekeken?
Alles wat in het nieuws is gekomen, vind ik heel rot. Het zijn zwarte bladzijden in zijn carrière. Het is ook pijnlijk voor de sport. Ik snap niet wat Badr bezielde. Laat jezelf in de ring zien, niet door een portier of Koen Everink een lel te geven. Hopelijk kan hij dat soort fratsen vanaf nu echt achter zich laten.
En binnen de ring?
Zijn wedstrijden zijn altijd spectaculair, maar hij heeft niet alles uit zijn carrière gehaald. Hij heeft soms te ongecontroleerd gevochten, ging altijd maar voor de kill. Dat heeft hem titels gekost. Hij had de K1 meerdere keren kunnen winnen. Hij stond af en toe echt te gefokt in de ring en trapte bijvoorbeeld Remy Bonjasky of Hesdy na. Een trainer moet zo’n jongen eigenlijk temperen, maar dat gebeurde niet.
Over Badr is veel bekend, over Hesdy een stuk minder.
Hij is een trainingsbeest, iemand die je moet afremmen. Hij draait al heel lang mee, is nu 34 maar kwam op zijn achttiende al bij mij binnen. Hij is heel wisselvallig, echt iemand van de momenten. Maar hij is wel op z’n best tegen de toppers. Tegen mannen als Sem Schilt, Rico Verhoeven en Badr Hari deed hij het altijd goed.
Je praat nog altijd vol passie over de sport. Waarom ben je dan toch gestopt als trainer?
Dat heb ik in een paar minuten tijd besloten, tijdens een wandeling van mijn huis naar de sportschool. Ik was al in de zeventig, vond het genoeg geweest. Sindsdien heb ik veel lezingen gegeven en vechters bellen me nog weleens voor een advies. Ik ben ook jaarlijks in Brazilië te vinden, daar ben ik nog bekender dan hier door mijn samenwerkingen met kampioenen als Anderson Braddock Silva, Pedro Rizzo en Saulo Cavalari.
Ik heb daar mijn eigen sportschool, waar ik één keer per jaar naartoe ga. Dan kom ik ook in de favela’s – de echte favela’s, niet die je op televisie ziet. Wat je daar tegenkomt, is niet te bevatten voor een Nederlander. Je kunt daar ook beter maar niet rondlopen als onbekende westerling, want dan ben je zo je gouden kettinkje, schoenen en telefoon kwijt. Maar dat is weer een heel ander verhaal. Als ik hier thuis in Amsterdam ben, volg ik het kickboksen nog altijd nauwgezet. En ik ben heel benieuwd wat er 3 maart gaat gebeuren.
—
Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.