In Restaurantontboezemingen lees je over dingen die zich achter de schermen van de horeca afspelen. Smakelijke verhalen die je als bezoeker van je favoriete eet- en drinkplekken normaal gesproken niet krijgt voorgeschoteld, worden op deze plek anoniem gedeeld. Deze keer doet een 22-jarige vakkenvuller uit de doeken wat er achter de schermen van je favoriete supermarkt zo allemaal gebeurt. Na sluitingstijd op een grote stapel wc-papier springen zoals deze jongens in Den Bosch deze week nog deden , blijkt maar een peulschil van alle ongein te zijn.
Ik was vijftien toen ik voor het eerst in de supermarkt begon te werken als vakkenvuller. Het management had al gauw door dat ik meer kon dan emotieloos zakken chips in een schap dauwen, dus na een jaar werd ik gepromoveerd tot vulploegleider. Onlangs, na zeven jaar, ben ik ermee gestopt.
Videos by VICE
Ik ben me ervan bewust dat mijn bijbaan door het gros van Nederland wordt gezien als een kutbaantje waar tieners na een jaartje of twee mee kappen. Als ik mensen vertelde dat ik het al zo lang deed keken ze me vaak minachtend aan. Dat zorgde wel voor een bepaald onderbuikgevoel, maar dat verdween snel weer wanneer ik aan het eind van de maand naar mijn loonstrookje keek. Tegen het eind van mijn vakkenvullerscarrière aan verdiende ik dertien euro per uur, wat meer is dan je van andere horecabanen kan zeggen, en op zondag schoot dat nog meer de hoogte in.
“Om verveling tegen te gaan gingen we bowlen met watermeloenen, honkballen met een bloemkool en een knuppel van oud karton, of hielden we voedselgevechten met het overgebleven gebak van de versafdeling.”
Ik snap dat mensen denken dat vakkenvullen klote is. Er lag altijd wel een vervelend klusje op me te wachten: kartonnen dozen stampen, lege flessen sorteren, schoonmaken, winkelkarretjes boenen tot ze blinken. Ook was het lastig om vroeg op te staan. De vrachtwagens met leveringen stonden soms om zeven uur ‘s ochtends al voor de deur, dus ik ook. Toch heeft de tienerversie van mezelf er hoogtij gevierd. Ik heb beestachtige goede herinneringen overgehouden aan de avonden en weekenden die ik in de gangpaden en het magazijn heb gesleten.
Tijdens rustige shifts kon de verveling nogal eens toeslaan. Dan gingen mijn collega’s en ik op zoek naar creatieve manieren om de tijd te doden. Het gekloot begon vooral tegen het einde van de dag, tussen acht en tien, wanneer het rustiger was in de winkel en de vaste krachten al naar huis waren. We verzonnen de gekste supermarktspelletjes. We gingen bijvoorbeeld bowlen met watermeloenen en plastic flessen in de gangpaden, of stonden in het magazijn te honkballen met een bloemkool en een knuppel van oud karton. Met het overgebleven gebak van de versafdeling hielden we voedselgevechten. Ik heb vaak zat hele klodders bakkersroom uit m’n haar moeten plukken na zo’n dienst.
“De stress van een drukke zaterdag spoelden we, zodra de deuren van de winkel dichtzaten, weg met een ruime hoeveelheid alcohol die we stalen uit de supermarkt.”
Klanten die voorbij liepen keken ons dan een beetje gek raar aan en bij de kassa noemden ze ons ‘de gekkerds van de groentenafdeling.’ Onze vulploegleiders vond dat soort ongein allemaal prima, als het werk maar gedaan werd. Ik was er het levende bewijs van toen ik zelf vulploegleider werd: ik was meestal zelf degene die het startsein gaf, waarna de rest volgde. Het begon met een lege doos naar iemand gooien en een halve minuut later vlogen de kroppen sla of tomaten door de lucht.
Over het management maakten we ons nooit echt zorgen, die bekeken de camera’s enkel als er echt iets ergs was gebeurd. Dat gebruikten we wel vaker in ons voordeel. De stress van een drukke zaterdag spoelden we, zodra de deuren van de winkel dichtzaten, weg met een ruime hoeveelheid alcohol die we stalen uit de supermarkt. Dat konden we gemakkelijk.
In het magazijn is een speciale zakcomputer waarmee we in een computerprogramma konden waarin de voorraadstanden van alle producten stonden. Als een product wordt gescand aan de kassa, gaat dat daar automatisch vanaf. Wij zetten het getal gewoon een beetje lager en namen een paar flessen drank. Om na sluitingstijd van de kantine (de ruimte waar personeel pauze houdt en chillt) in het magazijn te komen, hoefden we maar langs één camera. Iemand hield dan voor de zekerheid een stuk karton voor de lens, terwijl de rest kratten bier en flessen drank richting de kantine droegen. Met de buit gingen we via de nooduitgang van de kantine naar het dak, waar we ook sigaretjes konden roken. Vlak voor een uurtje of twaalf, wanneer het automatische alarm in de winkel aanging, sloot de vulploegleider af (die had een sleutel) en rolden we de kroeg in.
“In mijn periode als vakkenvuller heb ik vaak zat een kratje bier buiten neergezet, om de hoek waar de leveringen binnenkwamen. Die werd dan een minuutje later opgepikt door mijn vrienden.”
Het falende voorraadsysteem was trouwens ook voor mijn vrienden van buiten de supermarkt een voordeel: in mijn periode als vakkenvuller heb ik vaak zat een kratje bier buiten neergezet, om de hoek waar de leveringen binnenkwamen. Die werd dan een minuutje later opgepikt. Veel vakkenvullers deden dit en er is nooit iemand betrapt. Iedereen besefte dat als een iemand een ander verlinkte, de rest ook de sjaak zou zijn.
Hoeveel zeventienjarige vakkenvullers kotsend op het personeelstoilet naast de kantine zijn geëindigd, kan ik niet meer op twee handen tellen. Één keer is iemand katjelam de trap richting de kantine afgedonderd, zeker twintig treden omlaag. Hij heeft zes weken met z’n arm in het gips gezeten. Ook is er op zo’n avond wel eens iemand tijdens het roken met één been door het dak heen gezakt. Dat dak was gammel als de pest, dus je moest precies weten waar je wel en niet kon staan. Het gat was gelukkig niet te zien vanuit de winkel, dus hebben we het afgedekt met een houten plaat en een plastic zeil en onze mond gehouden. Er is nooit meer iets over gezegd.
Het was niet gemakkelijk om na zo’n supermarkt-afterparty weer fris en fruitig op werk te verschijnen. Vaak slenterde ik als een emotieloos wrak door de winkel en verdween ik daarna in het magazijn om de rest van de ochtend winkelkarretjes schoon te maken en mijn braaksel in te houden, weg van sociaal contact met klanten. Begrijp me niet verkeerd, de meeste mensen laten ons rustig ons werk doen, maar er komen ook heel wat vervelende mensen boodschappen doen. Er zijn van die ouderen die de supermarkt zien als een soort clubhuis waar ze heen gaan om hun sociale contacten te onderhouden. Wij maken daar deel van uit. Dan beginnen ze ineens te lullen over vroeger, terwijl ik ze voor de vierde keer die week laat zien waar hun favoriete merk eiersalade staat.
“Ik betrapte eens een klant die bij de broodafdeling stond en systematisch alle broden van een flinke klodder spuug voorzag. Stap voor stap, brood voor brood.”
Een van die oudjes stond bij ons in het team bekend als Hamster, een vervelende vrouw in een scootmobiel. Als Hamster de winkel binnenkwam, vluchtte de helft van het personeel meteen het magazijn in. Degene die de lul was moest haar helpen bij de boodschappen. Het is niet dat ik dat niet wou, maar ik hoefde echt niet te weten van welk merk roomboter haar darmproblemen opspeelden. Supermarktbezoekjes zijn voor sommige mensen echt een soort bezigheidstherapie, en als vakkenvuller ben je op zo’n moment de therapeut.
Ook alcoholisten zijn geen pretje. We hadden er eentje die drie keer per dag een fles jenever kwam halen. De gangpaden waardoor hij had gelopen roken vervolgens een half uur naar pis en kots. Ook zie je een boel rare dingen. Zo betrapte ik eens een klant die bij de broodafdeling stond en systematisch alle broden van een flinke klodder spuug voorzag. Stap voor stap, brood voor brood. Daarna kreeg hij een jaar lang supermarktverbod. Maar de allervervelendste klanten zijn degene die dreigen naar de concurrent te stappen als een product op is. ‘Oh, dan ga ik wel naar hiernaast.’ Als iets mij niet boeit is het waar jij je boodschappen haalt.
“Ik zou die zeven jaar in de supermarkt voor geen geld ter wereld inruilen.”
De band met het team is ook iets wat ik me altijd zal herinneren. We hadden een onofficiële groepsapp waarin we vanalles bespraken, van knappe winkelaars tot dingen die gebeurd waren met vervelende klanten. Door het gezellige dollen tussen en na de shift en de afters gebeurde het ook weleens dat personeel met elkaar aanpapte. Als er gerommel uit het bestelkantoor of het hoekje van het magazijn kwam, dan wist ik hoe laat het was. Als dan even later een vulploegleider en een kassameisje met rode kop de kantine binnen kwamen lopen, was het lastig om mijn lach in te houden.
Één keer is het voor zo’n koppeltje wat minder goed afgelopen. Op een rustige zondag waren we een vulploegleider en een kassameisje kwijt. De nieuwe bedrijfsleider, net een weekje in dienst, ging op zoek en belde de regiomanager nadat hij boven gekreun uit het damestoilet hoorde komen. Toen het stel terugkwam en de bedrijfsleider hen vertelde dat ze betrapt waren, probeerde ze er nog onderuit te komen met een smoesje. Zij was zogenaamd misselijk, en hij hield haar haren vast terwijl ze moest overgeven. Het management heeft toen wel de camerabeelden gecheckt en daar waren hele andere dingen te zien.
Twee weken later zou bij haar het jaarcontract verlengd worden, maar daar zijn ze van teruggekomen. Hij had een nul-urencontract en werd na het voorval alleen nog op de zaterdagochtend ingepland voor drie uurtjes, om alle kutklusjes te doen die vijftienjarigen doen. Dat is in de supermarktbranche de makkelijkste manier van iemand wegpesten. Hij heeft het nog geen maand volgehouden. Als ik daaraan terugdenk prijs ik me toch gelukkig dat ik nooit ben betrapt. Die baan heeft toch een basis gelegd: hard werken, communicatieve vaardigheden trainen, planningen maken, mensen aansturen – allemaal dingen waar ik ook nu tijdens mijn studie en het verdere verloop van mijn leven wat aan zal hebben. Ik zou die zeven jaar in de supermarkt voor geen geld ter wereld inruilen.
Zoals verteld aan Arjan Ranjbar