Ronaldo Kemble.
Foto's door auteur of via Ronaldo Kemble.
Sport

Zo wil de Surinaamse Ronaldo het Europese voetbal veroveren

"Vanaf het moment dat ik kon lopen schopte ik overal tegenaan. Het maakte me niet of het ui of knoflook was."
Dave Aalbers
zoals verteld aan Dave Aalbers

Suriname heeft door de jaren heen talloze grote spelers voortgebracht. De onlangs overleden Humphrey Mijnals was de allereerste in Oranje, en later zouden er nog veel meer spelers van Surinaamse afkomst volgen: van Frank Rijkaard en Ruud Gullit tot Clarence Seedorf en Georginio Wijnaldum. Veel van hen werden zelf in Nederland geboren, of verhuisden al vroeg deze kant op. Voor een speler die zijn hele jeugd in Suriname woont en voetbalt, is het echter een stuk lastiger om daarna een transfer naar Europa te maken.

Advertentie

De Surinaamse selectie verbleef de afgelopen twee weken voor een trainingskamp in Badhoevedorp, onder aanvoering van bondscoach Dean Gorré. De veelal piepjonge spelers hebben een gezamenlijk doel: ooit namens Suriname op een WK schitteren. Een van die talentvolle voetballers is Ronaldo Kemble, een 22-jarige centrale verdediger. Hij droomt ervan om vanuit zijn club SV Transvaal door te breken in Europa. Dit is zijn verhaal.

Ronaldo Kemble Jeremein Lens

Ronaldo Kemble ontmoet Jeremain Lens. Foto via Ronaldo Kemble.


Tijdens onze trip in Nederland hebben we meerdere bekende voetballers ontmoet. Jeremain Lens en Steven Bergwijn zijn bijvoorbeeld naar ons hotel gekomen, en we hebben ook een rondleiding in de Johan Cruijff Arena gekregen, waar we met spelers van Ajax konden praten. Ik heb zelf gesproken met Quincy Promes en Sergiño Dest, echt een eer om die mannen te ontmoeten. Alles was er gloednieuw: daar komt geen enkel Surinaams stadion bij in de buurt. In de kleedkamer zag ik dat iedere speler zijn eigen plaats heeft met zijn naam erboven. Ooit wil ik mijn naam daar ook zien.

Het is voor mij zeker niet makkelijk om een transfer naar Europa te maken, maar ik daag mezelf toch uit om de missie aan te gaan. Ik ben opgegroeid in Nickerie, de tweede stad van Suriname. Volgens mijn moeder schopte ik vanaf het moment dat ik kon lopen al van alles door het huis heen. Het maakte niet uit of het een ui of een knoflookstreng was. Zolang het maar een klein beetje rond was.

Mensen uit Paramaribo vinden het vaak heel saai in Nickerie, maar ik heb er echt genoten van mijn jeugd. Het is er veel rustiger, maar ik vond dat juist altijd wel relaxed. De meeste huizen liggen ver uit elkaar en veel mensen hebben er een klein stukje landbouwgrond. We voetbalden altijd met mijn neefjes en vrienden op een erf, waar we alle ruimte hadden. Er lagen altijd veel stukken hout en spijkers, waarmee we onze eigen doelen in elkaar timmerden. Als het regende, voetbalden we er vaak onder een afdakje. De spijkers kwamen er door het dak heen, dus er zijn daar aardig wat ballen gesneuveld.

Advertentie
1565355910835-fullsizeoutput_1bcb

Op dat erf voetbalden we soms ook maar met twee man, daar hadden we zelf een spel voor bedacht. De goals stonden dan tien meter van elkaar af, en het idee was om zo snel mogelijk vijf keer bij elkaar te scoren. De verliezer moest een liter water atten, en daarna speelden we weer verder. Dus met een slechte dag moest je soms meerdere literflessen achter elkaar opdrinken. Als ik zag dat ik aan het verliezen was, deed ik altijd alsof ik last had van een pijntje. Want geloof me: zoveel water drinken is geen pretje.

Als we met genoeg spelers waren deden we altijd partijtjes op dat erf. Iedereen wilde een Braziliaanse voetballer zijn, zoals Dida, Ronaldo, Cafú of Robinho. Mijn vader heeft me vernoemd naar de Braziliaanse Ronaldo, maar op straat wilde ik altijd liever Ronaldinho zijn. Ik hield van kleins af aan van zijn acrobatische trucjes en zocht altijd op YouTube naar compilatiefilmpjes van zijn schijnbewegingen. Als ik dan weer een nieuw trucje zag, zette ik het filmpje op pauze en ging ik naar buiten om te oefenen. Als ik hem onder de knie had, drukte ik weer op de playknop en ging ik op zoek naar een nieuwe schijnbeweging.

Toen ik negen jaar was vroegen vrienden me om bij FC Santos te komen voetballen, de grootste club uit mijn regio. De écht grote clubs van Suriname zitten verder vooral in Paramaribo. Toen ik inmiddels bij het eerste speelde, deden we het zo goed dat we de Eerste Divisie wisten te bereiken, het hoogste niveau van Suriname. Er was interesse van clubs uit Parimaribo voor mij, maar eigenlijk wilde ik in eerste instantie niet naar de grote stad. Dan zou ik al mijn vrienden moeten achterlaten. Mijn moeder vond dat ik daarin volwassener moest denken: in Paramaribo liggen meer kansen voor mijn voetbalcarrière, maar ook de studiemogelijkheden zijn beter. Daarom verhuisde ik toch maar die kant op.

Advertentie

Eerst ging ik een seizoen naar Nishan ’42, en daarna kon ik aan de slag bij SV Transvaal, een van de topclubs. De trainer was Wensley Bundel, die zelf ook prof is geweest. Na een partijspel wist hij genoeg: “Deze jongen gaat hier niet meer weg.” In Suriname wordt hard gewerkt om van het hoogste niveau ook daadwerkelijk een profcompetitie te maken. Nu werken of studeren de meeste voetballers er nog naast. Ik ben zelf ook druk bezig om mijn VWO af te ronden. Dat diploma wil ik toch achter de hand hebben.

Nederlandse scouts letten vaak op hele andere punten dan wij in Suriname geleerd krijgen. Daarom is het zo goed dat Dean Gorré nu onze bondscoach is. Hij was zelf ook een profvoetballer in Nederland, en elke training leer ik weer nieuwe dingen van hem. Doordekken bijvoorbeeld, of dat we er altijd voor moeten zorgen dat een speler meerdere afspeelmogelijkheden heeft. Dat we elkaar goed coachen en we met het team een eenheid vormen.

Bij SV Transvaal speel ik regelmatig op verschillende posities. Soms in de spits, soms op het middenveld en soms achterin. Dat verbaasde Gorré ook heel erg aan het begin. “Wat ben je nou eigenlijk? En waar speel je het liefst?” vroeg hij me. Hij vond zelf dat ik het met mijn lengte ver kan schoppen als centrale verdediger. Ook omdat er volgens hem in Europa maar weinig lange centrale verdedigers zijn die ook nog eens veel techniek en inzicht hebben. Bij de Surinaamse selectie speel ik daarom nu als centrumverdediger. Vroeger was ik echt van de trucjes, maar dat doe ik als verdediger bijna niet meer. Met die schijnbewegingen in de verdediging bezorg ik trainers alleen maar hoofdpijn.

Advertentie
Ronaldo Kemble

Er zijn genoeg voorbeelden van spelers die onlangs nog vanuit een Surinaamse club de oversteek naar Europa hebben gemaakt. Fernando Hoepel heeft bijvoorbeeld vanuit SV Transvaal stage gelopen bij Feyenoord, maar dat is uiteindelijk helaas niks geworden. En een van mijn teamgenoten bij de Surinaamse ploeg, Ivenzo Comvalius, heeft net een driejarig contract getekend bij AS Trencin in Slowakije. Zelf ben ik weleens via WhatsApp benaderd door scouts – ze zeggen dan “druk voor me bezig te zijn”. Tot die tijd blijf ik keihard werken en is het afwachten.

Deze trip naar Nederland was een ideale mogelijkheid om mezelf te laten zien. Het zure is alleen dat ik een knieblessure heb, waardoor ik mooie oefenwedstrijden heb moeten laten lopen, zoals tegen Almere City en Telstar. Ik had me graag aan de mensen hier bewezen. Aan het begin van de trip was ik er best down over, maar de trainer en de technische staf hebben gezegd dat ik geduldig moet zijn en niks moet forceren. Ik moet niet het risico lopen dat ik straks nog veel langer aan de kant sta.

Ik vind het heel interessant om nu voor het eerst in Nederland te zijn. Op het trainingsveld stond ik vooral te kijken van die plastic poppen, die je kunt gebruiken als muurtje om vrije trappen mee te oefenen. Of dan die netten die je in het doel kunt hangen, met gaten in de hoeken. Bij Transvaal hebben we wel een machine die ballen kan schieten, maar dit had ik nog nooit gezien. Alleen maar bij FIFA.

Wat me verder in Nederland opvalt is dat er vaak een koude wind staat en het veel langer licht is. De gebouwen en bruggen zijn hier ook heel hoog, en lijken allemaal een beetje op elkaar. Het verkeer is ook heel anders: het is hier veel drukker, en er zijn veel meer rijbanen. Ik weet niet of het mij zou lukken om hier te rijden. Maar als ik de regels eenmaal weet, is het vast een kwestie van wennen. Ik heb er sowieso alle vertrouwen in dat ik hier mijn draai weet te vinden, mocht het ooit tot een transfer komen. Het gaat zeker niet makkelijk worden om in Europa te komen, maar ik zal het nooit opgeven.

Ronaldo Kemble