Het is tien voor half twaalf ‘s avonds in Taipei en ik heb zojuist mijn eerste garnaal gevangen.
Ik zal even een stapje terug doen om dit uit te leggen. Ik zit in een bar – nee, het is eigenlijk meer een pakhuis. Een ‘faciliteit’ als je de karakters op het neonbord buiten de deur letterlijk vertaalt. Op de deur staat in Pinyin: “Xin Hao Garnalen visplek.” De verlichting is fluorescerend, de ruimte is groot, de stoelen zijn van plastic en er zijn twee bassins ter grootte van een wedstrijdbad. Deze bassins zijn gevuld met levende garnalen, en wij zijn hier om ze te vangen.
Videos by VICE
Het is – volgens onze nieuwe vriend Ping – de Taiwanese variant op bowlen. Een familievriendelijke activiteit, iets wat je kan doen tijdens het zuipen en iets waar mensen geobsedeerd door kunnen raken, getuige de eenzame mannen van middelbare leeftijd die rond middernacht met hun eigen hengel en aas de zaak binnen komen lopen.
Wij niet. Wij zijn, op Ping na, twee dagen geleden in Taipei gearriveerd en zijn gesloopt door een combinatie van jetlag en een voedselcoma door de onophoudelijke stroom van pasteitjes, noedels, gefermenteerde tofu en varkensvlees.
Dit is ons avondje uit, en zodra we erachter komen dat er een plek is waar je op je eigen garnalen kan vissen terwijl je bier drinkt, wisten we genoeg.
Het is Anna’s verjaardag. Ze raakte via een vriendin uit San Francisco in contact met Ping en hij beloofde ons mee op stap te nemen. “We ontmoeten elkaar om half tien in de hotellobby,” stuurde hij. “Draag iets wat vies mag worden.”
Ik beeldde me een smalle, donkere bar in, met tonnen vol garnalen. Een smerige vloer die door het water snel modderig zou worden. Dronken Taiwanese mannen met een sigaret uit hun mondhoek, die schreeuwen, vechten en karaoke zingen.
De realiteit is positiever, en een stuk vreemder. We racen in een konvooi van twee taxi’s door de straten van Taipei. We arriveren bij twee pakhuizen net buiten het centrum. Behalve het neonbord branden er geen lampen.
Als we binnenkomen, bevinden we ons in een gigantische ruimte met twee grote baden. Er lijkt er maar één in dienst te zijn, omdat daar alle mannen, bijna allemaal alleen, in plastic stoelen omheen zitten. Behalve de baden zijn er ook een paar tafeltjes waar stelletjes aan zitten – nors kijkende mannen en zwaar opgemaakte vrouwen – die groenten, noedels en natuurlijk garnalen eten. Verder is de ruimte vrijwel leeg. Wat de beste tijd is om garnalen te vissen weet Ping niet. Hij bestelt voor ons twee uurtjes voor vijf vissers, twintig dollar per persoon.
Best duur, aangezien de drankjes – grote flessen matig Taiwanees bier en blikken perziksoju die smaken naar verzorgingsproducten uit 1999 – niet in de prijs begrepen zitten.
Maar dat maakt niets uit, we hebben onze hengels, waarvan ik het haakje steeds in mijn jurk krijg. We hebben aas, minigarnaaltjes om hun grote kannibalistische broers te verleiden. We hebben drank en muziek van Lady Gaga en Katy Perry blazen door de speakers. Nuchter zijn zou in deze situatie bijna beledigend, en in ieder geval heel verwarrend zijn.
We gaan in onze plastic stoelen zitten en doen het aas aan de haakjes. We drinken bier en trekken voorzichtig aan de lijntjes om te zien of de garnalen – grote alien-achtige wezens met grote blauwe klauwen – willen bijten. Er wordt aan mijn lijn getrokken en ik trek direct hard terug en raak in paniek. Hysterisch trek ik aan mijn lijn en gillend kom ik erachter dat ik mijn vangst kwijt ben, en mijn aas ook.
Alex en Tim hebben het meeste succes. Door een soort jager-verzamelaar instinct (of omdat ze rustiger zijn dan ik) halen ze regelmatig garnalen binnen. Ping heeft een redelijke vangst en Anna vangt er twee, een goede verjaardagsprestatie. Halverwege onze sessie gooit een chagrijnige medewerker een emmer nieuwe garnalen in ons bad. Eindelijk, tegen het einde van onze vistijd, haal ik een garnaal binnen. Met behulp van wat andere vissers trek ik hem uit het water en gooi hem in ons visnet.
Nadat de twee uur voorbij is wordt ons groepsnummer omgeroepen en moeten we stoppen met vissen. Tijd om te bakken. We nemen onze redelijke vangst mee naar de wasbakken waar we de garnalen levend villen.
We rijgen ze aan houten spiesen en bedekken ze met zout – de enige smaakmaker die beschikbaar is. Er staat niemand bij de ovens, niemand die we om hulp kunnen vragen terwijl we onze schalen met garnaal de gasovens in schuiven. We kunnen geen aansteker vinden, maar worden door een boyband-achtige vaste klant geholpen die twee keer zoveel gevangen heeft als wij. In een moment van inspiratie giet Tim, die zelf chef is, zijn bier over de garnalen. We zijn zo onder de indruk van zijn creatie dat we de aardbeving die ons om half twaalf treft, 4.7 op de schaal van richter, niet opmerken.
Het hele scenario, dat eerst zo gek was, is nu volkomen normaal geworden. Onze garnalen komen uit de oven en worden op een bord geladen. We eten ze met onze handen, pellen de schalen eraf en zuigen hersens op, onze lippen bedekt met zout en onze handen met vet.
“Net als bowlen,” zeggen we lachend. Nadat de borden zijn leeggegeten rest ons niets anders dan terug de inktzwarte nacht in te gaan voor rondjes whisky en voetmassages. Morgenochtend strompelen we de ontbijtzaal van het hotel in voor noedels en broodjes bacon en ei, maar dat is morgenochtend pas. Nu komt er nieuwe groep vissers binnen waar we ruimte voor moeten maken. Het is hun moment om te schitteren.