Volgende week maandag, 20 maart, is het weer zover: de Internationale Dag van het Geluk. Een feestdag die wereldwijd gevierd wordt en bedacht is door de Verenigde Naties. Een dag waarop alle mensen op aarde, mmmm, nou ja, gelukkig proberen te zijn?
Als je dat soms cynisch vindt klinken, dan heb je helemaal gelijk. Anno 2017 mensen opdringen om gelukkig te zijn, voelt op z’n minst een tikkeltje geforceerd, en is misschien wel gewoon een illusie. Heb je gezien wat er de laatste tijd allemaal gebeurt in deze kloterige wereld? In het Witte Huis zit een krankzinnige mafketel, mensen slaan elkaar de hersens in omdat ze een andere huidskleur of een bepaalde seksuele voorkeur hebben, Noord-Korea lanceert om de haverklap een raket – het einde der tijden lijkt met de dag dichterbij te komen.
Videos by VICE
Maar al deze misère heeft veel wetenschappers, filosofen, psychologen en geestelijk leiders er niet van weerhouden om toch te proberen de gelukscode te kraken. Veel van hen – zoals de humanitaire leider Sri Sri Ravi Shankar, Sir Richard Layard, co-auteur van de World Happiness Report, en de Bhutaanse directeur van Gross National Happiness Centre, Saamdu Chetri – komen in maart bijeen in Miami voor de eerste jaarlijkse World Happiness Summit om de resultaten van hun academische en klinische onderzoek naast elkaar te leggen.
Alle ellende in de wereld heeft veel wetenschappers, filosofen, psychologen en geestelijk leiders er niet van weerhouden om toch te proberen de gelukscode te kraken.
“Ze gaan deze ideeën vertalen naar bruikbare regels,” zegt Karen Guggenheim, een van de organisatoren van de conferentie. “Het zullen niet alleen maar academische gesprekken zijn. Dit onderzoek zal niemand helpen als we het alleen op papier zetten. Dat is niet genoeg.”
Eigenlijk is een groot deel van het onderzoek naar geluk in het afgelopen decennium al vertaald naar uitvoerbare regels. Het probleem is dat die regels meestal stom zijn.
Dankzij onderzoeken die uitgevoerd worden door echte instellingen en uitgegeven worden door serieuze wetenschappelijke tijdschriften, weten we nu dat geluk bereikt kan worden door meer te lachen. Of door je broek uit te trekken. Of door meer groente te eten. Of door geen klootzak te zijn. Of door acht knuffels per dag te krijgen – ja, precies acht knuffels.
Dan is er de grootvader van het geluksonderzoek, the Grant Study, die een paar honderd witte jongens van Harvard en de omgeving van Boston bijna een eeuw lang volgde, en hun gedrag monitorde om te bepalen wat de kern van een betekenisvol en gelukkig leven is. George Vaillant, een psychiater van Harvard, die het onderzoek drie decennia lang (van 1972 tot 2004) begeleidde, vatte de bevindingen als volgt samen: “The Grant Study wijst op een simpele conclusie van vier woorden: Geluk is liefde. Punt.” Super. Dus, met andere woorden: de Beatles hadden al die tijd gelijk?
Veel van de onderzoekers die de conferentie bezoeken zijn het eens over dat het moderne geluksonderzoek niet echt grote stappen heeft gemaakt. “Er is niet zoveel veranderd sinds 2007. Althans, niet als het gaat om de beginselen,” zegt Tal Ben-Shahar, een panellid van de geluksconferentie en voormalig Harvardprofessor, en zijn colleges over positieve psychologie waren de populairste in de geschiedenis van de universiteit. “De meest betekenisvolle vooruitgang is geboekt op het gebied van de neurowetenschappen. We leren steeds meer over de hersenen, en hoe die zijn gerelateerd aan de verschillende emotionele toestanden.”
Hersenscans hebben geleid tot opmerkelijke ontdekkingen – zoals dat het meest subjectieve geluk zijn oorsprong vindt in de rechter precuneus van de hersenen – maar dat verklaart meestal waarom je gelukkig bent en niet hoe je gelukkig kunt zijn. Een van de mensen die zijn hersenen heeft laten scannen is Ricard Matthieu, een Tibetaanse boeddhistische monnik en spreker op de geluksconferentie. Hij wordt aangeprezen als ‘de gelukkigste man ter wereld‘, een titel waar hij naar verluidt een hekel aan heeft. Toch is het een goed onderbouwde titel, omdat neurowetenschappers van de University of Wisconsin zijn hersengolven monitorden met een EEG en erachter kwamen dat zijn geest een “abnormaal grote capaciteit voor geluk” heeft.
Matthieu denkt niet dat hij de enige is. Hij houdt zelfs vol dat iedereen zijn staat van blijvend welbevinden kan bereiken als je jezelf bevrijdt van “kwellende emoties, zoals haat, begeerte, arrogantie, jaloezie en geestelijke verwarring. Het is ook de wijsheid die ons in staat stelt de wereld te zien zoals hij is, zonder wolken of verstoringen.”
Dit klinkt als de wijsheid van een man die geen sociale media gebruikt, of ooit gewerkt heeft op een gestoord drukke plek, of nog nooit naar een verjaardag is geweest met familieleden die hun stuitende politieke meningen met je willen delen, of die nooit slaande ruzie heeft gehad met partner of huisgenoot over wie de laatste keer de afwas heeft gedaan.
“Helaas is onze controle over de buitenwereld beperkt, tijdelijk en vaak een illusie,” vertelt Matthieu. “Onze geest kan onze beste vriend zijn of onze ergste vijand. Het trainen van de geest, de ware betekenis van meditatie, is cruciaal voor het effectief omgaan met misleidende gedachten en kwellende emoties die de oorzaken van het lijden zijn. Het is een vaardigheid die kan worden ontwikkeld.”
Dat is natuurlijk logisch. En uiteraard waar. Maar de reden dat veel van ons (wijst naar zichzelf) daar toch een allergische reactie van krijgen, alsof je iemand uitlacht met een ‘hang in there‘-poster op z’n werkkamertje, is dat er geen rekening wordt gehouden met verdriet. Alsof onze nare gevoelens “misleidende gedachten en kwellende emoties” zijn. Is verdriet echt een emotie waar we van moeten vluchten? Misschien is geluk helemaal niet zo goed als iedereen zegt.
Volgens Eric Wilson, professor van Wake Forest University en schrijver van Against Happiness: In Praise of Melancholy, is de manier waarop we depressie vaststellen veranderd. “Wat ooit gecategoriseerd werd als normaal verdriet, zoals rouwen om het verlies van een geliefde, kan nu worden gezien als een klinische depressie, als het een beetje te lang duurt,” zegt hij. “We zeggen veel sneller dat iemand depressief is.”
We leven in een cultuur die geluk, of op zijn minst de schijn van geluk, nogal hoog in het vaandel heeft. Wilson, die een bipolaire stoornis heeft, zegt dat hij zelf worstelt met de culturele verwachtingen van voortdurende gelukzaligheid. “Ik had altijd het gevoel dat er iets mis was, omdat ik niet de hele tijd gelukkig was,” zegt hij. “Gevoelens van melancholie worden gestigmatiseerd in onze cultuur.”
Veel denkers op het gebied van geluk lijken geluk en verdriet te behandelen als een of-of-propositie. Je bent gelukkig of je bent verdrietig, en dat komt allemaal neer op het maken van de juiste keuze.
“We moeten de zaadjes van geluk planten, terwijl nog niet iedereen daar klaar voor is,” zegt Chetri, die ook tijdens de conferentie zal spreken. “Geluk is toe aan een nieuwe definitie. Ik denk dat we gelukkiger zijn als we het verdriet kunnen uitschakelen. Volgens mij is vooruitgang daar de beste methode voor.
In theorie klinkt het in zijn geheel uitschakelen van verdriet als een geweldig idee. Maar in realiteit is het waarschijnlijk verschrikkelijk. Het is precies het tegenovergestelde van wat we onze kinderen toewensen. Herinner je de film Inside Out van Pixar? Een bezield betoog voor verdriet. Niet omdat verdriet ons helpt om geluk meer te waarderen, of ons laat terugkeren naar geluk, maar omdat verdriet een emotie is die de moeite waard is om te ervaren. Af en toe, of zelfs vaak verdrietig zijn, laat je je beseffen dat je leeft.
Ik zag Inside Out met mijn vijfjarige zoon, en huilde als een fucking baby. Niet omdat ik me realiseerde dat ik het verdriet in mijn leven moest toelaten, maar omdat ik wist dat mijn zoon dat moest doen. Ik maakte zelf geen deel uit van de vergelijking. Alle andere ouders met wie ik het erover had, hadden dezelfde reactie. De boodschap van Inside Out, pro-verdriet, was duidelijk alleen voor de jeugd, niet voor ons. Wij zijn volwassen. Het is onze taak om altijd gelukkig en voldaan te zijn. Laat de kinderen het uithuilen.
Emoties zijn normaal, het zijn geen dodelijke ziektes die moeten worden uitgeroeid. Sommige emoties vinden we leuker dan andere, maar we kunnen ons niet de hele tijd hetzelfde voelen.
“Uiteindelijk leren we om er op een genuanceerde en bruikbare manier over na te denken,” zegt Randy J. Paterson, klinisch psycholoog en schrijver van How to Be Miserable; 40 Strategies You Already Use. “Niet alleen dat geluk goed is en angst slecht. In plaats daarvan zullen mensen ideeën omarmen die bruikbaarder zijn, zoals ’emoties zijn normaal, het zijn geen dodelijke ziektes die moeten worden uitgeroeid. Sommige emoties vinden we leuker dan andere, maar we kunnen ons niet de hele tijd hetzelfde voelen.
Maar wat als de gelukswetenschap straks gaat stellen dat mensen er soms voor kiezen om verdrietig te zijn, omdat verdriet, in sommige gevallen, een oprechtere emotie is? Melancholie, als je het goed doet, kan diep bevredigend zijn. Zoals Victor Hugo ooit schreef: “Melancholie is de gelukzaligheid van het triest zijn.” Als die zin niet klinkt als waarheid, ben je nooit melancholisch geweest. Dan voelde je je gewoon een beetje rottig.
Afgelopen jaar voelde ik me het gelukkigst toen de Chicago Cubs de World Series wonnen, en ik huilde over hoe erg ik m’n vader miste, die bijna vijftien jaar geleden overleed. En dan bedoel ik niet: ik kreeg tranen in mijn ogen. Nee, de sluizen gingen open. Ik was een puinhoop. Alles dat ik meer dan een decennium lang had weggestopt, omdat ik zo gefocust was op gelukkig en positief zijn, brak eindelijk door die korst van opgedrongen volwassenheid heen. Ik was een spuitende geiser van mensentranen.
In de nacht dat de Cubs wonnen, liep ik door de straten van Chicago langs een tiental huilende mannen. Ik weet niet of ze ook om hun vaders moesten huilen, maar ze huilden om iets. We cry-fiveden elkaar. Dat is iemand een high-five geven, terwijl je onbedaarlijk aan het janken bent.
Ik had geen mindfulness nodig om op die plek van blij-verdrietigheid te komen. Ik kwam daar omdat ik besefte dat ik heel, heel erg boos, verdrietig en diep gekwetst was, omdat mijn vader niet lang genoeg had geleefd om zijn geliefde team te zien winnen.
Het was een opluchting om eindelijk een excuus te hebben om te zeggen: dit is klote. Ik haat dit. Doordat ik die pijn volledig over me heen kon laten komen, kreeg ik een endorfine-rush. Ik voelde dat ik leefde en was zorgeloos en dankbaar.
Misschien is dat hetzelfde gevoel als geluksexperts krijgen als ze yoga op het strand doen en gelukkige gedachten hebben. Als dat waar is, doen we allemaal hetzelfde, maar noemen we het gewoon anders.
Veel van de geluksonderzoekers en -deskundigen met wie ik sprak omzeilden de kwestie van verdriet, of drongen erop aan dat ongelukkig zijn niet nodig was, omdat iedereen die nare gevoelens kan verslaan als ze bereid zijn om te mediteren en positief te denken. Het kwam allemaal neer op “uit je verdriet opkrabbelen om weer gelukkig te zijn,” zoals Chetri het uitlegt.
Sommigen – zoals Neil Pasricha, directeur van het Institute for Global Happiness, en auteur van de bestseller The Happiness Equation – gaven toe dat dit een probleem was, niet alleen op het gebied van geluksonderzoek, maar ook onder gewone mensen die zichzelf door ingewikkelde emotionele mijnenvelden proberen te navigeren.
Je moet je realiseren dat het glas niet halfvol of halfleeg is. Je kunt het gewoon opnieuw inschenken.
“De vraag die mij het meeste gesteld wordt is: ‘Hoe kan ik altijd gelukkig zijn?’” zegt hij. “Dat is makkelijk, want dat kan niet, en dat moet je ook niet proberen. Het gaat er niet om de wereld te zien als ofwel helemaal positief, danwel helemaal negatief. Je moet je realiseren dat het glas niet halfvol of halfleeg is. Je kunt het gewoon opnieuw inschenken.
Anderen, zoals Ben-Shahar, denken dat ik uit mijn nek lul. (Dit zijn mijn woorden, niet de zijne.)
“Positieve psychologen – de wetenschap van geluk en het menselijk welbevinden – aanvallen omdat ze geen rekening met verdriet houden, is een drogreden,” zegt hij. “Heel weinig onderzoekers op dit gebied zullen zeggen dat we van verdriet moeten wegkijken. Dat is wat zelfhulp of new age-goeroes zouden zeggen. Het verwerpen van verdriet versterkt het gevoel alleen maar. Het is belangrijk om onszelf toe te laten om mens te zijn.”
Ik was 21 jaar met hem getrouwd en hij stierf door de griep. De fucking griep. Wie gaat er nog dood aan griep in Amerika?
Hij heeft waarschijnlijk gelijk. Maar nogmaals, het uitgangspunt voor de Happiness Summit lijkt niet veel ruimte te bieden aan het onderzoeken van verdriet. Er zijn paneldiscussies met namen als ‘Geluk uitstralen,’ ‘Geluk als een competitief voordeel,’ en ‘Vier het geluk: deel het!’ Als verdriet echt evenveel behandeld wordt, vul de panels dan aan met namen als: ‘De hemel weet dat ik me nu ellendig voel (en dat is oké)’ of: ‘Ik ga dood, jij gaat dood, we gaan allemaal dood.’
Ik pitch mijn ideeën bij de medeoprichter van de conferentie, Guggenheim, en op de een of andere manier vindt ze ze best leuk. “Absoluut,” zegt ze. “We hebben meer verdriet nodig in deze discussie. Dat is er waarschijnlijk niet genoeg.” En dan begint ze uit het niets te vertellen over haar echtgenoot, die vier jaar geleden overleed.
“Ik was eenentwintig jaar met hem getrouwd en hij stierf door de griep,” vertelt ze me. “De fucking griep. Wie gaat er nog dood aan griep in Amerika?”
In haar stem hoor ik de pijn. Het was dezelfde nauwelijks in te houden woede die ik hoorde bij mijn moeder toen mijn vader overleed. Het was het onuitgesproken ‘Fuck you, universum. Hoe durf je me dit aan te doen?’
“Mijn echtgenoot was een geweldige, briljante, aardige man,” zegt ze. “Hij was geen slecht mens. Het had hem niet mogen overkokmen, maar het gebeurde wel. Hij ging dood.”
“Hoe kom je van dat donkere dal, waar alles zinloos, wreed en verschrikkelijk lijkt, tot het opzetten van een geluksconferentie?” vraag ik.
“Dat is geen grote stap.”
“Het is een enorme stap,” zeg ik. “Het is alsof je van ‘Ik verloor de liefde van mijn leven aan een dronken chauffeur’ naar ‘Ik ben de koning van Oktoberfest’ gaat.”
“Weet je wat het is?” zegt ze. “Als ik een 4X4 heb en tegen je aan rijd, doet dat pijn. Als jij dan zegt, ‘Oh, wat fantastisch, dat voelt geweldig,’ zou dat krankzinnig zijn. Dan vertel je niet de waarheid.”
“Dat doet pijn als een motherfucker,” geef ik toe.
“Zeker,” zegt ze. “En dat doet het nog steeds. Het verdriet is er. Het is er altijd. Ik voel het op Thanksgiving, met Kerst, op mijn verjaardag, zijn verjaardag. Ik voel het iedere dag. Ik was in de kamer toen hij doodging. Ik zag hoe de dood eruit zag. Als je er doorheen gaat en er aan de andere kant uitkomt… ik kan het niet eens uitleggen. Het is zo pijnlijk en hartverscheurend.”
“Ik kan het me niet voorstellen,” zeg ik. En dat is zo. Als ik me bedenk hoe het is om mijn echtgenoot voor mijn neus te zien doodgaan… alleen al door het me in te beelden ga ik kapot.
“Maar het ding is,” vervolgt ze, “het moment komt en gaat, net als een golf. Je hoeft je er niet aan vast te houden. Je gaat je er niet aan hechten. Je kiest ervoor om je er niet aan te hechten. Je kiest ervoor het niet het label ‘mijn pijn, mijn verlies’ te geven. Je hoeft het je niet eigen te maken.”
Ik weet niet waarom ze er zo’n overtuigend punt van maakt. Misschien omdat ze me er steeds aan herinnert dat ze geen deskundige is, dat ze geen PhD heeft, en niet door de Dalai Lama is opgeleid in mindfulnessmeditatie. Misschien is het omdat ze niet probeert aan te dringen op het idee dat geluk ons allemaal te wachten staat als we maar ons best doen. Geluk is er, zeker, maar het verdriet gaat daardoor niet weg.
“Je zorgt ervoor dat ik mijn vader mis,” zeg ik.
“Dat is oké,” zegt ze met een wonderbaarlijk geruststellende stem. “Pijn kan een fantastische katalysator voor verandering zijn.”