oude feministen
Identiteit

Hoe witte feministen de slavernij gebruikten om hun eigen strijd vorm te geven

Feministen in Europa verwezen vroeger veel naar de geschiedenis van de slavernij, om hun eigen strijd te rechtvaardigen. “Markant dat ze het nooit over de zwarte vrouwen in de antislavernijbeweging hebben”

“Antiracistisch feminisme is nog steeds niet vanzelfsprekend”, kopte het Parool vorig jaar. Het bijbehorende artikel gaat onder andere over de neiging van witte feministen om ervan uit te gaan dat ze antiracistisch zijn, maar tegelijkertijd nauwelijks oog te hebben voor de belangen van vrouwen van kleur - en ook weinig zin hebben om daar actief naar te luisteren.

Advertentie

Die soms beperkte blik van witte feministen is op zich niet nieuw. Vanaf het prille begin was er weliswaar een overlap tussen mensen die voor vrouwenrechten streden en mensen die vochten voor de emancipatie van zwarte mensen, maar tot intersectioneel activisme leidde dat lang niet altijd.

Vorige maand presenteerde literatuurwetenschapper Sophie van den Elzen (Universiteit Utrecht) haar proefschrift Antislavery in the Transnational Movement for Women’s Rights, 1832-1914: A Study of Memory Work. Ze bestudeerde daarvoor talloze pamfletten, tijdschriften, romans en andere schrijfsels die geproduceerd werden tussen 1832 en 1914, om zo in beeld te brengen hoe er langzaam maar zeker een internationaal feministisch discours ontstond. Die periode begon niet alleen de vrouwenbeweging van de grond te komen, het was ook de tijd dat er veel werd gediscussieerd over de slavernij, die in de loop van de negentiende eeuw stukje bij beetje wordt afgeschaft. 

Het viel haar op dat de vroege feministen in Europa ontzettend vaak naar de geschiedenis van de slavernij verwezen, ook al had die zich niet op hun eigen continent afgespeeld. Ze vergeleken hun eigen positie met die van tot slaaf gemaakten, of dweepten met (witte) vrouwelijke kopstukken uit de Amerikaanse antislavernijbeweging. Op die manier ontstond er een gevoel van een gedeelde identiteit, maar ook een aantal blinde vlekken.

Advertentie

VICE sprak Van den Elzen over slavernij als ongemakkelijke metafoor, wit feminisme en de herontdekte invloed van marginale figuren.

VICE: Hoi Sophie, had je zoveel verwijzingen naar de slavernij verwacht in de bronnen die je bestudeerde?
Van den Elzen:
Wat ik precies zou vinden wist ik van tevoren niet. Maar ik ben wel begonnen met de vraag: wat is de rol van slavernij als geschiedenis van onderdrukking waarnaar verwezen kan worden? De antislavernijbeweging was een soort voorganger van de sociale beweging waarbinnen vrouwen actief werden en waarin hun stem werd gelegitimeerd. Dus dat was een interessant spanningsveld om verder uit te zoeken.

Hoe kwam het eigenlijk dat vrouwen zo actief waren in de antislavernijbeweging?
Uit historisch onderzoek wisten we al dat er in Amerika, en in mindere mate ook in Engeland, een vervlechting was tussen de vroege vrouwenbeweging en de antislavernijbeweging. Dat kwam voor een belangrijk deel door de Quakers, een religieuze groepering die als eerste heel gestructureerd met ideeën over antislavernij aan de gang ging. Volgens het Quaker-geloof mochten vrouwen namelijk in het openbaar spreken. Daar zat dus al vroeg een begin van vrouwen die zich in het publieke debat gingen mengen en zich in het openbaar uitspraken tegen de slavernij, eerst alleen onder Quakers, maar later in heel Amerika.

Een paar van die prominente vrouwen, zoals Lucretia Mott, spraken voor de zaak van antislavernij en daarna ook heel sterk voor de vrouwenbeweging. Het verhaal werd daardoor: er was een versmelting tussen die twee bewegingen, en daarom gebruikten vrouwen in hun eigen retoriek zoveel verwijzingen naar de slavernij. Maar mijn onderzoek laat zien dat het eigenlijk anders zit.

Advertentie

Hoe dan?
In Europa, waar helemaal geen grote antislavernijbeweging was, werd even goed naar de geschiedenis van de slavernij verwezen en daar werd het ook als metafoor gebruikt. Dat zette me op het spoor dat er iets anders aan de hand was, een andere drijfveer dan alleen de persoonlijke overlap tussen die twee bewegingen.

In Amerika en Engeland was die verbinding er daadwerkelijk, maar in Europa was het meer cultureel. Aan het eind van de negentiende eeuw begonnen Europese feministen de antislavernij als legitimering van hun eigen politieke overtuiging te claimen. Ze wezen naar Harriet Beecher Stowe, de schrijver van De Hut van Oom Tom - die overigens zelf geen feminist was, maar dat terzijde- en andere vrouwen uit de Amerikaanse antislavernijbeweging om te zeggen: “Kijk, we hebben politieke successen geboekt en veel betekend voor de wereld, dus zouden we niet ook eens stemrecht moeten krijgen?” Het is markant dat ze daarbij alleen naar witte vrouwen verwijzen. Ik heb geen voorbeeld gevonden van een verwijzing naar Sojourner Truth (zwarte vrouwen-en burgerrechtenactivist, bekend van de toespraak Ain’t I a Woman in 1851, red.) of een van de vele andere zwarte vrouwen die actief waren in zowel de antislavernij- als de vrouwenbeweging. Daarnaast werd de slavernij ook ingezet als metafoor, vrouwen gebruikten het in dat geval om een bepaald punt te maken over hun eigen situatie.

Advertentie

Dus er werd op verschillende manier gebruik gemaakt van de geschiedenis van de slavernij?
Ja. Er waren eigenlijk drie verschillende vrouwenbewegingen: de burgerlijke, gematigde vrouwenbeweging, de socialistische vrouwenbeweging en de burgerlijk radicale beweging, waar Wilhelmina Drucker en Dora Haver toe behoorden. Daarin zie je een heel interessante verscheidenheid in hoe er naar het slavernijverleden wordt verwezen.

Drucker en Haver hebben het in hun tijdschrift Evolutie, dat uitkwam tussen 1893 en 1926, over een soort slavenmentaliteit onder vrouwen: het idee dat vrouwen net als zwarte mensen onderdrukt worden en zich daarom niet kunnen ontwikkelen. Daarom is er een voorhoede nodig, waartoe zij zelf behoren, om de vrouwen een beetje verstand bij te brengen. Dat is een heel specifieke manier van verwijzen naar slavernij, waarbij een claim wordt gemaakt over wat de slavernij is. Want eigenlijk zeggen ze daardoor dat het niet geweld is dat zwarte mensen eronder houdt, maar het feit dat ze zich nog niet mentaal ontwikkeld hebben.

De feministen in de burgerlijke beweging hebben juist moeite met die vrouw-slaaf-metafoor, en doen er een beetje lacherig over als anderen die vergelijking maken. In Ons Streven, een vrouwentijdschrift dat verscheen tussen 1870 en 1878, schrijven ze bijvoorbeeld in een bespreking van John Stuart Mills’ The Subjection of Women dat “het toch vrij gek om van de slavernij der vrouw te spreken” is.

Advertentie

In die beweging lag de nadruk meer op geleidelijke vooruitgang, met vrouwen als zieners met een warm hart die de bevolking er langzaam maar zeker van kunnen hebben overtuigen dat slavernij slecht is. Een artikel zegt bijvoorbeeld: “toen men eenmaal inzag dat de ene mens de ander niet mag bezitten, toen was het met de slavernij gedaan.” Onder de oppervlakte is de claim die ze maken dat burgerlijke activiteiten als schrijven en spreken genoeg zijn om heel belangrijke sociale veranderingen in gang te zetten. Weer gaat het eigenlijk niet over slavernij en de rol van witte mensen daarin, maar over hoe opgeleide burgerlijke vrouwen met schrijven en spreken een leidende rol nemen in de vooruitgang.

Ondanks al die verwijzingen ging het nooit echt over wat de slavernij precies was en welke kwalijke rol witte mensen daarin speelden?
Ja. In grote mate was dat inderdaad zo. Het is wel belangrijk om te noemen dat sommige feministen, zoals Drucker en Haver, anti-imperiale ideeën verspreidden. Zij hadden in Evolutie kritiek op het idee dat Europeanen beschaving brachten naar gekoloniseerde gebieden. Dat was in die tijd bijzonder; er waren veel feministen die juist beargumenteerden dat witte vrouwen mondiger moesten worden zodat ze ook een bijdrage konden leveren aan het imperiale project. Een voorbeeld van zo’n meer koloniaal-ingestelde feministe is Aletta Jacobs.

Advertentie

Eerder waren er ook wel feministen die zich daadwerkelijk bezig hielden met de strijd tegen de slavernij. Een voorbeeld is Anne Knight, een Britse vrouw die op een gegeven moment naar Parijs verhuisde en zich daar in de feministische cirkel heel druk heeft gemaakt. Zij was echt actief in de antislavernijbeweging en heeft haar standpunten daarover altijd hoog in het vaandel gehouden. Van haar kun je zeggen dat haar antislavernij niet alleen strategisch of instrumenteel was, zij was er ook echt op een filosofische manier mee bezig.

Vrouwen als Knight werden vaak gezien als marginale figuren. Een van de latere Britse feministen omschrijft haar als cracked, een beetje gestoord. Ze deed aanvankelijk werk op de achtergrond in de antislavernijbeweging, het verzamelen van middelen en borduurwerk enzo. Later, toen ze al wat ouder was, werd ze steeds mondiger over de vrouwenzaak - ik denk ook onder invloed van wat ze in Parijs had gezien. In haar tijd werd ze gezien als heel vreemd. Maar als we die historische context weglaten en in beeld brengen hoe bepaalde ideeën rondreizen, dan valt op dat ze heel belangrijk was, omdat ze zowel in Engeland als Frankrijk actief was. Ze was een vehikel waardoor pamfletten van Amerikaanse activisten in Parijs terecht kwamen. Zo zie je dat iemand met een wat zonderlinge reputatie ook erg veel invloed kan hebben.

Witte feministen krijgen nog steeds wel eens de kritiek dat ze bij hun activisme de belangen van vrouwen van kleur niet opmerken, en niet goed naar ze luisteren. Zie jij een verbinding met jouw historische onderzoek?
Daar zijn meerdere dingen over te zeggen. Ik denk dat mijn werk wel bijdraagt aan de discussie over uitsluiting. Wie er buitengesloten? En wat zijn de mechanismen van buitensluiting binnen de vrouwenbeweging? Wat daarbij goed is om op te merken, en dat komt ook in mijn onderzoek terug, is dat zwart feminisme een beweging is met eigen ideeën, die heel ver terug gaat. Er zijn nu ook veel feministen van kleur die daarop wijzen: het idee dat de vrouwenbeweging een voornamelijk witte aangelegenheid was waar zwarte vrouwen pas rond de jaren tachtig bij aanhaakten, klopt niet. Aan het begin van de negentiende eeuw waren er ook al zwarte vrouwen die kritiek uitten en hun eigen specifieke situatie analyseerden.

Advertentie

 Ik heb in mijn onderzoek gekeken naar wat er werd overgeleverd in Europa en dan moet je helaas de conclusie trekken dat er heel veel stemmen niet werden gehoord. Wat ik ook vond is dat er connecties waren waar we nu geen weet meer van hebben. Een voorbeeld daarvan is Anne Knight die Margaretta Forten aanschrijft, een Afro-Amerikaanse abolitioniste. Die brief is helaas niet bewaard gebleven, ik weet alleen dat ‘ie geschreven is. Dat is zo’n connectie die vergeten is, omdat ‘ie niet binnen het dominante verhaal paste van witte beschaafde vrouwen die de wereld vooruit hielpen. Er was wel contact, maar het is later vergeten. Of het is niet vergeten, dat is misschien niet het goede woord: het is er uitgeschreven. 

Was er misschien helemaal geen vrouwenbeweging ontstaan als ze niet die metafoor van de slavernij konden gebruiken?
Dat is een goede vraag, maar het is moeilijk om daarover te speculeren. Het is wel zo dat de slavernij-metafoor veel verder teruggaat, die vind je eigenlijk al in teksten uit de klassieke oudheid. In het oude Rome was ‘slaaf’ een scheldwoord, en in de Europese literatuur zie je dat dat idee blijft bestaan. Dat komt ook weer terug in nationalistische bewegingen in de vroeg negentiende eeuw. De tegenstelling tussen vrijheid en slavernij is een diepgeworteld idee in sociale bewegingen.

Maar wat mijn onderzoek wel laat zien, is dat de betekenis van het begrip slavernij van eeuw tot eeuw erg wisselt. Als de antislavernijbeweging opkomt, verschuift de associatie. Na het verschijnen van De Hut van Oom Tom en de burgeroorlog wordt er aan eettafels in Europa ook over slavernij in de koloniën gesproken. Dan denken ze dus niet meer aan de slavernij in klassieke oudheid, maar aan de tot slaaf gemaakten in de koloniën.

Advertentie

Dat  wil overigens niet zeggen dat mensen daardoor voor vrijmaking waren, helemaal niet zelfs. Er waren zeker in de late negentiende eeuw ook veel racistische ideeën over. Wel zie je dat het culturele plaatjes van wat een “slaaf” is en hoe je de slavernij eventueel bestrijdt per decennium eigenlijk veranderd.

Misschien nog steeds wel?
Je ziet inderdaad wel dat het een heel resonant voorbeeld blijft. Ook in het werk van Simone de Beauvoir komt dat weer terug, het idee van vrouwen die in slavernij leven. Dus het zit wel heel diep in de beweging, geloof ik. Daarom is het ook zo goed om er steeds kritisch naar te kijken. Op de middelbare school leer je dat je met een metafoor iets abstracts probeert uit te drukken in termen van iets concreets. Terwijl: dat concrete is natuurlijk ook maar een construct.

 

Bedankt Sophie!