Identiteit

Deze kunstenaar kleit scooters, brandblussers en peuken

Brandblusser en asbak door Koos Buster

Koos Buster (30) werkt in een loods op een industriegebied in Amsterdam Noord. De straten hebben er namen als “printerstraat” en “softwareweg”, terwijl de kunstenaar niks van computers moet hebben. Hij kneedt liever met zijn blote handen vormen van het materiaal dat mensen al de prehistorie wordt gebruiken om zich te uiten: klei. Volgens Wouter van Galerie Fleur en Wouter, waar Buster recent exposeerde heeft hij “een ware keramiekrenaissance teweeg gebracht”.

Buster zelf (coupe quarantaine en een streepjesshirt) doet daar bescheiden over. “Ik wil niet zeggen dat het door mij komt, maar het is wel zo dat veel meer kunstenaars het zijn gaan gebruiken. Er is meer liefde gekomen voor het materiaal,” vertelt hij. Buster zelf roemt het materiaal om de eeuwige houdbaarheid. “Je maakt iets en het blijft er zijn. Het wordt meteen heel heilig, heel degelijk, heel chic. Terwijl het tegelijkertijd ook een soort klungeligheid heeft. Ik kan heel goed kleien maar ik vind het leuk als het schetsachtig is, als het net niet helemaal klopt.” Zo schept hij werelden die lijken op de dagelijkse realiteit, maar dan chiquer en klungeliger.

Videos by VICE

Koos Buster met zijn waterkoeler.
Koos Buster met zijn waterkoeler.

Op dit moment is hij bezig aan een installatie voor de Bijenkorf, die in de etalage van het Amsterdamse filiaal zal worden tentoongesteld. “Het wordt een etalage in aanbouw,” vertelt hij, terwijl hij me keramieke versies van standbouwgereedschap toont. Een hamer, een tube muurvuller en een gele schoonmaak-emmer. Het glazuur glimt, het knispert nog terwijl het afkoelt. “En ik ga ook een pinautomaat maken voor op de kassa.”

Buster noemt zijn werk voor de Bijenkorf een “ceramic intervention”. Hij wil met zijn kunst “een soort vervreemding” losmaken. “Gewoon een beetje…” Hij demonstreert de gewenste reactie door zijn mondhoeken en schouders omhoog te trekken in een schaapachtig glimlachje. “Een klein euforiemomentje, zoals wanneer twee mensen tegen elkaar opbotsen.” Hij laat een keramieken omgevallen scooter zien, zoals je die na een storm vaak op straat ziet liggen. “Toen ik die ergens had neergelegd hadden buurtbewoners de politie gebeld, omdat ze dachten dat het een echte was.” lacht hij. “Ik houd van objecten die een soort lulligheid hebben. De waterkoeler, waarbij je een praatje maakt. Of een brandblusser. Die worden ieder jaar gecheckt, voor het geval er ooit iets gebeurt. Maar meestal gebeurt er niks. Dan staan ze daar maar. Door ze te kleien geef ik ze een soort podiumpje.”

Waterkoeler door Koos Buster
De waterkoeler in werking.

Koos Buster viert liever de banale ongemakken en de alledaagse ervaringen dan grootse meeslepende toestanden. “Ik probeer een beetje weg te blijven bij politiek,” zegt hij terwijl hij een afwerend gebaar maakt. Dat lukt niet altijd. Toen hij eens werd gevraagd om werk te maken voor een expo met een uitgesproken politiek karakter sloeg hij de uitnodiging niet af, maar achteraf voelt hij zich er ongemakkelijk bij. Juist de momenten waarop er even helemaal niks belangrijks aan de hand is, zijn volgens hem Buster belangrijk. “Kunst maken is toch ook een beetje het vieren van de vrede.”

Zijn afstudeerwerken Sierborden van bijna alles wat Koos Buster niet leuk vindt lijken ook niet helemaal in dat idee te passen. Hij maakte bijvoorbeeld een bord van Donald Trump, van de katholieke kerk en van Saddam Hoessein, onderwerpen die op het eerste oog een vrij heftige politieke lading hebben. Toch is dat een misvatting. “Ik vind het interessant dat ik dingen niet leuk vind, zonder te weten waarom eigenlijk.” Er zijn natuurlijk genoeg redenen zijn om Saddam niet leuk te vinden, maar het gaat Koos juist om dat gevoel, dat niet per se rationeel is en waar je ook niet per se iets mee hoeft. “Een lieve manier van iets niet waarderen.”

Je hoeft geen dictator te zijn om door Buster geëerd te worden met een bord. Theatermaker Adelheid Roosen kreeg ook een bord toen ze haar toenmalige stagiair (en Koos’ vriendin) Rosa, had geknepen. “Een heel extrovert theatermens dat heel erg in andere mensen hun aura zit. Niet leuk.” Busters aartsrivaal van de basisschool, Arthur, kreeg ook een bord. “Hij kwam naar mijn afstudeerexpositie en vond het heel grappig. Nu spreken we elkaar vaker.” Ook zinnen die Buster opschreef toen hij depressief was eindigden als blauw glazuur, zoals “Ik ben zo leuk maar waarom voel ik me dan zo kut?”. Koos blijkt niet de enige die graag op zijn negatieve gedachten reflecteert: “Die had ik al dertig keer kunnen verkopen, maar ik houd hem. Doordat ik dit soort dingen op een bord schreef kan ik er nu wel om lachen.” In die zin werkt kunst voor Buster therapeutisch.

Koos Buster sierbord laksheid
Een sierbord met daarop het woord Laksheid.

Elk bord kost veel tijd en moeite, maar Buster heeft inmiddels honderden sierborden gemaakt. Een kunstwerk dat “bijna alles” dat hij niet leuk vindt viert, moet ook echt bijna allesomvattend zijn. Laksheid heeft namelijk ook een sierbord, met één kromme spijker op de rand. “De meest irritante eigenschap is laksheid.” Hij noemt de houding van sommige kunstenaars, die niet hun best lijken te doen om hun werk mooi te presenteren. “Op de afstudeershow van de Rietveld Academie heb ik het vaak gezien. Al voordat ik er zelf ging studeren had ik die irritatie. Je kunt gewoon afstuderen met een baksteen in een lege ruimte, met een leuk verhaal erbij.” Maar het minst kan hij tegen artistieke laksheid bij zichzelf. Hij illustreert het met een glazuurslordigheidje van nog geen vierkante millimeter op een keramieken stekkerdoos. “Had ik maar een rondje gemaakt om te checken of er nog ergens een stipje of een dingetje zit van een ander glazuur.”

Toewijding is voor Buster één van de belangrijkste voorwaarden voor goede kunst. Hij heeft zich vanaf het begin van carrière toegelegd op het materiaal keramiek. Toch was klei niet zijn eerste liefde. Hij wilde eigenlijk mime-speler worden, net als zijn vader. Vier keer deed hij toelating tot de enige mime-opleiding van Nederland, vier keer werd hij afgewezen. Hij was jarenlang een (eveneens toegewijd) barman, terwijl hij wachtte op nieuwe kansen om zijn droom waar te maken. “Ik was best wel ongelukkig. De beste vriend van mijn vader is artistiek leider van de mimeschool, en na die vier keer had ik met hem afgesproken om te vragen wat er fout ging. Toen zei hij: je moet gewoon iets anders gaan doen, dit is niet jouw school. Dat heeft mijn ego wel een beetje geknakt.”

Koos Buster expositie Stockholm
Een schets van Busters toekomstige tentoonstelling in Stockholm.

Toch koestert Buster geen wrok tegenover mimespelers. Zijn aanvankelijke theaterambities zie je nog terug in zijn werk. “Ik maak altijd een soort scenetjes, het is heel verhalend.” Hij laat een schets voor een tentoonstelling zien: “De objecten worden toneelspelers die je kan plaatsen in het theater dat dan de zaal is. Ieder object krijgt een karakter, en ook namen. Mijn waterkoelers heten Gert en Henk.” Net als een mimespeler streeft Koos ernaar om zijn gevoelens zo puur mogelijk te uiten. Om die naïeve, kinderlijke houding te bewaren tijdens het ouder worden draait hij tijdens het werken veel muziek uit zijn jeugd. Aqua, Gordon en Toybox op vol volume. Dat hij nu een eenjarige dochter heeft, helpt ook: “Haar eerste woordje is “kijk!” En dan wijst ze iets aan.”