De ruimte in het Monument, het pand aan de Nieuwezijds Voorburgwal dat onlangs werd gekraakt door de groep Mokum Kraakt, is kleiner dan je van de buitenkant zou vermoeden. Daarom stonden de meeste mensen vrijdagavond buiten, in de ongewoon warme avondlucht, geduldig te wachten tot ze naar binnen konden om de driedaagse tentoonstelling te bekijken die daar was ingericht.
Binnen ligt, hangt en staat er overal kunst. Er staan monsterachtige figuren met verwrongen gezichten van klei, op een verloren wastafel liggen glimmende mosselschelpen. Er is een opgerolde banner van zeventig meter, waarmee drie kunstenaars actie voerden tegen hun b6c67c27/” target=”_blank” rel=”noopener”>De Key. Bij de trap hangt een in hout uitgesneden stripverhaal over een spook, er zijn posters van de kraakbeweging uit de jaren tachtig en wandkleed-achtige werken waarop ruimtes vol stretchers staan afgebeeld, zoals in sporthallen waar gevluchte mensen worden opgevangen. En boven alles uit klinkt een luid gesnurk, alsof er achter een wandje een reus ligt te slapen – het is een installatie van de Iraanse kunstenaar Nezhla Imanzadeh (1999), die er zowel het geluid van naderend onheil als het geluid van “gezegende onwetenheid” mee laat horen.
Videos by VICE
Alle kunst gaat in meer of mindere mate over politieke onderwerpen: tijdelijke huurcontracten, het precaire bestaan van Uber-chauffeurs en andere platformarbeiders, immigratie en racisme, het belang van een thuis. Dat is logisch, legt een van de organisators uit. “We hebben dit pand gekraakt als een politiek statement, voor woonrechtvaardigheid. Dus deze tentoonstelling ligt in het verlengde daarvan.”
Leden van Mokum Kraakt waren maandenlang bezig met het organiseren van de tentoonstelling, die Piep Knars Krijs Kraak heet – een verwijzing naar de stad uit de voegen barst van drukte en ellende, maar tegelijkertijd steeds meer leven verliest. Er werden zo’n 120 kunstwerken aangeboden, waaruit er uiteindelijk 13 zijn gekozen. Dat organiseren was een intense bezigheid, vertelt een van de organisators, vooral omdat de lokatie lange tijd onzeker was (het pand was namelijk nog niet gekraakt). Nu alles goed lijkt te gaan zijn ze blij en opgelucht.
“Ik zit zelf op de Rietveld, daar kan ik kunst maken,” zegt een van de organisators van de tentoonstelling. “Maar zo’n studie kost geld. Ook mensen die geen toegang hebben tot zo’n studie moeten ruimte hebben om kunst te kunnen maken en te experimenteren. Nu is daar bijna geen plek meer voor.”
Het opmerkelijkste kunstwerk was dan misschien ook wel de tentoonstelling zelf: een plek in de binnenstad van Amsterdam waar je voor een euro een biertje kan drinken terwijl je naar kunst kijkt.
Raymond van Mil was er ook en maakte foto’s.