Voor duidelijk werd hoe allesverzengend afgrijselijk de situatie met IS zou worden, keek ik met gepaste jaloezie naar de Europese Syriëstrijders. Hun zaak kon bijna niet verder van de mijne af liggen, maar de passie! Benijdenswaardig. Zij waren (schijnbaar) in staat daadwerkelijk te vechten voor een zaak waar ze in geloofden, terwijl ik een biertje dronk en passief-agressief dingen likete op Twitter. Then again: misschien zijn het gewoon volledige idioten allemaal, met een overdaad aan agressie?
In de jaren dertig was er een gebeurtenis die gelijkenissen vertoont met de begindagen van de strijd in Syrië. In het Spanje van de fascistische generaal Franco werd een burgeroorlog uitgevochten waarin, grof gezegd, de communisten tegen de fascisten vochten. Er stierven naar schatting meer dan 600.000 mensen in die oorlog. Net als in Syrië stroomden mensen vanuit heel Europa toe om strijd te leveren. Dat ook schrijver George Orwell daar aan communistische zijde vocht – hij schreef er het goede verslag Homage to Catalonia over – bewijst dat het niet de minsten waren die gingen. Maar wat ik niet wist is dat er destijds ook zo’n zevenhonderd Nederlanders heen waren gegaan. Dat leerde ik doordat ik een persbericht kreeg over de lancering van Spanjestrijders.nl, enkele weken geleden.
Videos by VICE
Dat archief staat vol met alle tot nu toe achterhaalde informatie over de circa zevenhonderd Nederlanders die tussen 1936 en 1939 afreisden naar Spanje om daar op een of andere manier betrokken te zijn bij de door de communisten gesteunde strijd tegen het fascisme. Het is een vette bron van verhalen, waar initiatiefnemer en journalist Yvonne Scholten onder de hoede van het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis en met behulp van stagiairs jaren aan werkte. Ik wilde weten wat die Spanjestrijders van toen bewoog, wat haar lievelingsverhalen zijn en of we iets kunnen leren om de Syriëgangers van nu beter te begrijpen.
VICE: Wat voor mensen gingen destijds naar Spanje?
Yvonne Scholten: Er zit veel diversiteit in de groep. Goed, het waren voornamelijk mannen, maar het waren lang niet alleen maar communisten.
Communisten?
Daar ging ik vanuit. Ik kom zelf uit een communistisch gezin, mijn vader had zelf naar Spanje willen gaan om te strijden. Hij zat altijd vol verhalen over Hollander Piet, de aanvoerder van de Nederlandse Brigade in Spanje. En omdat mijn vader zelf geen geld had om te gaan, had hij een bank willen overvallen. Heeft hij niet gedaan natuurlijk. Maar daardoor had ik het idee dat al die Spanjegangers waren zoals mijn vader: arbeidersmilieu, weinig scholing, lid van de communistische partij.
Maar dat is dus niet het geval?
Nee. In mijn zoektocht liep ik tegen uiteenlopende figuren aan. Van boerenjongens uit Emmen tot joodse meisjes die wilden verplegen, tot net afgestudeerde artsen uit Indonesië.
Is er ondanks die diversiteit in het algemeen iets te zeggen over wat voor mensen het waren? Radicalen? Idealisten?
Ik merk dat idealisme vaak de drijvende kracht was. Dat idealisme was het idee dat als Spanje zou vallen, heel Europa in handen van fascistische regimes zou komen. Dat was voor praktisch al die Spanjegangers doorslaggevend. Door het fascistische regime dat rond dezelfde tijd in Duitsland aan de macht kwam, kwam een enorme stroom Duitse vluchtelingen op gang. Die werden veelal in communistische gezinnen opgevangen, via organisaties als de Internationale Rode Hulp. Dat was een directe kennismaking met wat er in Duitsland aan de hand was. En dus ontstond het idee: we moeten naar Spanje.
Rechts: De man op de achterste rij, tweede van links, is Steef Grose. Hij was een machinebankwerker uit Amsterdam. Zijn strijdmakkers noemden hem ‘een fijne kameraad’ (via het archief van Yvonne Grose).
Zijn er parallellen met de Syriëgangers van nu en de Spanjestrijders van toen?
Laat me ten eerste het grote verschil benoemen: dat is de religie. Communisme is geen geloof, islam wel. Een ander verschil is dat die mensen destijds natuurlijk een beetje gelijk hebben gekregen: Europa werd overspoeld door het fascisme.
Maar qua overeenkomsten… als je je een beetje verdiept in terrorisme en de analyses ervan, dan zal je zien dat wat steeds terugkomt het gevoel van vernedering is. En dat speelde ook bij jongens die naar Spanje gaan een rol. Er waren veel werkelozen, jongens die zich inderdaad vernederd voelde. Ik weet van mijn vader: dat was een intelligente man, maar hij kon niet naar de middelbare school, want er was geen geld. Dat gevoel van uitsluiting, dat was een belangrijk motief. Dat motief van de vernedering, dat is belangrijk. Daar wordt nu nog steeds met een beetje gemak overheen gestapt. Hoezo vernederd? Ze hebben het toch goed hier? is de standaard reflex. Daar wordt te weinig mee gedaan.
Wat gebeurde er met ze als ze terugkwamen?
Deze mensen zijn allemaal in de gaten gehouden door politie en justitie. De Binnenlandse Veiligheidsdienst heeft ze tot in de jaren zeventig gevolgd in hun doen en laten. Als ze terugkwamen raakten ze hun nationaliteit kwijt. Die konden ze na een paar jaar goed gedrag wel weer aanvragen. Maar wat gek genoeg nog veel bedreigender was, is dat de Centrale Inlichtingendienst (een soort voorloper van de AIVD), een lijst had opgesteld van Spanjestrijders. Die lijst viel vervolgens tijdens de Tweede Wereldoorlog in handen van de Duitse bezetters, met als gevolg dat die Spanjegangers tijdens de oorlog eigenlijk vogelvrij waren. Zo zie je wat de verstrekkende consequenties zijn van een goed functionerende bureaucratie.
Van mensen die nu naar Syrië gaan wordt gezegd dat ze radicaliseren. Als ik dat lees voelt het altijd alsof ze een ziekte hebben, alsof het aberraties zijn. Hoe werd dat in die tijd gezien?
Het was toen anders dan nu. In de linkse pers was zelfs bewondering voor Spanjestrijders. De kritiek kwam van de rechtse pers: De Telegraaf, katholieke kranten. Daar las je benamingen als ‘avonturiers’, en zo werden die mensen afgeschilderd als gevaarlijk, als een soort tikkende tijdbommen. Men dacht: ze hebben daar geleerd bommen te maken, dat zal in Nederland wel doorgaan. Maar zo algemeen als de veroordeling nu is, was het niet.
Hoe kwamen die Spanjestrijders terug? Zaten er daadwerkelijk ‘tijdbommen’ tussen?
Ironisch genoeg waren het wél tikkende tijdbommen, maar niet perse ten kwade. Toen de Duitsers Nederland bezetten, waren de Spanjestrijders zo’n beetje de eersten die het verzet in gingen. Toen kwam dat bommenmaken inderdaad van pas. Dus veel Spanjestrijders kwamen in het verzet, en velen werden vervolgens ook opgepakt doordat ze geregistreerd stonden.
Tegenwoordig worden gefrustreerde jongeren vooral warm voor de strijd elders door middel van social media en fora. Hoe ging dat in die tijd? Door de kranten
Nou, zoals ik zei: een deel kwam vanuit de oprechte angst voor het fascisme in Europa. Maar een ander gedeelte kwam denk ik door de vluchtelingen in Nederland. Er waren ongelofelijk veel joodse verpleegsters die naar Spanje trokken. Dat moet samenhangen met de opkomst van Hitler. In die tijd had je al heel veel joodse vluchtelingen uit Duitsland die door Nederlandse gezinnen werden opgevangen. Je ziet aan die verpleegsters dat het meestal jonge meisjes waren die enorm gestimuleerd werden door wat er gebeurde. In Spanje konden ze daadwerkelijk iets doen.
Tot slot gaat geschiedenis natuurlijk om het vertellen van verhalen. Wat waren voor u de mooiste verhalen die u in het archief tegenkwam?
God, er zijn zoveel prachtige verhalen. Ik voelde vaak ontroering. Ik stuitte bijvoorbeeld op brieven van een boerenjongen uit Emmen. Die schrijft dan zijn ouders met de vraag of de rogge al binnen is, om daarna te beschrijve hoe de boeren in Spanje bezig zijn, hoe ze helpen in de strijd en hoe ze met liefde met het veld om gaan, terwijl de fascisten het veld plattrappen. Zo’n jongen zit middenin een oorlog, en is dan alsnog met het land bezig. Ook is er het verhaal van de oom van Ischa Meijer (wijlen de beroemde journalist). De broer van Ischa’s moeder was het. Hij was een net afgestudeerde student medicijnen, Ies Voet. Hij ging erheen en sneuvelde. Net afgestudeerd, arts, komt niet meer terug uit Spanje. Tragisch. Je ziet dan ook brieven van ouders van kinderen die tot in de jaren vijftig op zoek blijven naar hun jongens die niet zijn teruggekomen. Mensen die de hoop koesteren dat zo’n knul in de bergen nog ergens tegen Franco aan het vechten is.
Of neem het verhaal van Tio Oen Bik, een van origine Indonesische-Chinese jongen die naar Nederland was gekomen en arts was geworden. Na zijn strijd in Spanje ging hij naar China, en sloot hij zich aan bij Mao. Die man liep van de ene revolutie naar de andere. God, het is zo’n rijkdom aan verhalen.
Bekijk die rijkdom aan verhalen zelf eens op www.spanjestrijders.nl