Ik ben als de dood voor smalltalk. Die onbenullige praatjes waar niemand omheen kan. “Alles goed? … Lang niet gezien … Lekker weertje, hè…” Je kent het wel. Het oneindige trauma van vastzitten in de stoel van een praatgrage kapper, de auto’s die je in slowmotion op elkaar ziet inrijden zodra je in de supermarkt oogcontact maakt met een scharrel van vroeger, Kerstmis met de familie. Ik weet zeker dat jullie allemaal soortgelijke babbelzieke beproevingen hebben overleefd, maar mijn god – het is vaak kantje boord.
Gelukkig stuurde een bezorgde collega me een onderzoek van Harvard door dat suggereert dat mijn afkeer van koetjes en kalfjes weleens te wijten zou kunnen zijn aan het stellen van de verkeerde vragen. Blijkbaar moet ik, in plaats van genoegen te nemen met afgezaagde, beproefde klassiekers als “Alles goed?”, kiezen voor meer onderzoekende vragen – vragen die een vruchtbare bodem bieden om verder te komen dan de eeuwige praatjes in de kroeg. Dus in naam van het avontuur heb ik de smalltalk uit mijn leven verbannen.
Videos by VICE
Mijn eerste stap was het opstellen van een lijst van verboden opmerkingen.
1. “Lang niet gezien”.
Misschien heb je elkaar inderdaad al even niet gezien, maar daar is dan vaak ook wel een goede reden voor. Toch voel je de noodzaak om bij zo’n toevallig ontmoeting uitgebreide plannen te maken om de komende tien jaar weer dagelijks met elkaar te kunnen optrekken. Zo’n gesprek eindigt meestal met het obligate “we bellen gauw”, terwijl je elkaar nu al bar weinig te zeggen had.
2. “Hoe is het op je werk?”
Als je een gezellig gesprek wil voeren, dan is werk toch wel het laatste waar je over wil beginnen. Ik vind het krankzinnig dat iemand zijn schaarse vrije tijd (verdient onder het juk van het kapitalisme) zou willen besteden aan gebabbel over onbenulligheden op het werk. Oh, maar jij bent een gepassioneerde duurzaamheidsconsultant? Wat leuk voor je.
3. “Het weer…”
Als je echt niets anders kunt verzinnen, is er altijd nog het weer. En hoewel meteorologische observaties niemand voor het hoofd zullen stoten, is het bijna onontkomelijk dat het gesprek verzandt in een schrijnende herhaling van een mondeling examen Frans: speel je in het weekend ook voetbal in het park?
4. “Alles goed?”
De brutaliteit, het lef, de brutaliteit en het lef. Wat een angstaanjagend intieme vraag. Die steevast gevolgd wordt door hartkloppingen, vrijblijvend non-verbaal gemompel en een schichtige blik naar de dichtstbijzijnde brandtrap. Iedereen zal opgelucht zijn als je gewoon zegt: “Goed hoor, en met jou?: Waarmee je niets zegt over je echte gemoedstoestand die ergens tussen euforisch en suïcidaal in laveert, en bovendien de priemende vraag weer veilig terugkaatst naar de vragensteller.
5. “Druk zeker? / Hoe lang werk je nog?”
Het is onmogelijk om een Uber-chauffeur die eerste vraag te stellen zonder dat de tweede er op volgt, en voor je het weet zit je 45 minuten met geveinsde vriendelijkheid te luisteren naar diens steeds problematischer wordende politieke standpunten. Vergeet je koptelefoon dus niet volgende keer.
Zoals je je misschien kunt voorstellen, is mijn lijst met verboden zinnen nog veel langer en heb ik meer dan eens de helletocht naar de wereld van koetjes en kalfjes afgelegd voor dit onderzoek, maar ik zal jullie de verveling en het tweedehands trauma verder besparen.
Mijn volgende uitdaging: de verboden smalltalk-zinnen vervangen door de (enigszins twijfelachtige) vragen waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat mijn gesprekspartner me daardoor leuker zal vinden. Jippie.
De Harvard Business Review was zo vriendelijk om me een aantal voorbeeldenzinnen te geven om het ijs te breken. En dus kroop ik uit Plato’s grot van oppervlakkige smalltalk en stapte ik regelrecht mijn stamkroeg binnen om mijn nieuwe tekst te testen.
1. “Waar word je op dit moment enthousiast van?”
Het was geen geweldige start. Misschien lag het aan mijn manier van spreken. Misschien was de knipoog een slecht idee. De knipoog was zeker een slecht idee. Ik probeerde het nog een keer en kreeg een verward antwoord dat te maken had met het weer – missie afgebroken. Volgens een psychiater van Harvard “geeft deze vraag anderen de mogelijkheid om een werkgerelateerd antwoord te geven, of om over hun kinderen te praten, of over hun nieuwe boot, of eigenlijk over alles waar ze enthousiast over zijn”. Aangezien maar heel weinig van mijn vrienden kinderen hebben, geen van hen een boot heeft en slechts een paar zouden toegeven dat ze ooit enthousiast zijn geweest, begon ik te vermoeden dat dit onderzoek waarschijnlijk niet in een kroeg was getest.
2. “Waar kijk je naar uit?”
Hierop reageerden mijn gesprekspartners steevast met de wedervraag of ik vond dat ze er verdrietig uitzagen. “Nee, je kijkt niet verdrietig, ik wil gewoon weten waar je naar uitkijkt.” Het was geen groot succes – blijkbaar kregen mensen door deze vraag het gevoel dat ik ze wilde redden. Ik probeerde uit te leggen dat ze me ook gewoon over hun weekendplannen konden vertellen, maar het kwaad was al geschied.
3. “Waar ben je opgegroeid?”
Vraag dit aan iemand onder de 23 en ze zullen antwoorden dat ze “thuis zijn opgegroeid, denk ik?” Vraag dit aan iemand boven de 23 en ze denken dat je creditcardfraude probeert te plegen.
4. “Is er een goed doel dat je steunt?”
De hemel huilt. Deze vraag riep bij velen de verdenking op dat ik ze een of andere donatie zou willen aftroggelen. Hoe meer ik ze ervan probeerde te overtuigen dat ik echt alleen maar wilde weten of ze een goed doel steunden, hoe minder ze me geloofden.
5. “Wie is je favoriete superheld?”
Zoals je zou verwachten waren de reacties op deze vraag zo lauw als een verse fluim op een zomerse dag. Er was echter één Amerikaan die openhartig antwoordde – het startsein voor een vijftien minuten durende samenzweringstheorie over een striptekenaar genaamd Jamie Hewlett die stiekem Banksy is. Helaas vermoed ik dat een Amerikaan waarschijnlijk op alle vragen op deze lijst een positief antwoord zou kunnen geven, waardoor deze beperkt bruikbaar zijn als datapunten in dit specifieke sociologische onderzoek.
Ontmoedigd en uitgeput door de suggesties van de psycholoog, begon ik me af te vragen wat het alternatief voor smalltalk eigenlijk is. Misschien zijn er maar twee soorten gesprekken die niet als “gebabbel: kunnen worden beschouwd: emotioneel afmattende gesprekken enerzijds en pseudo-intellectuele (lees: onverdraaglijke) anderzijds. Wat die eerste betreft, er is een tijd en een plaats voor diepgaande gesprekken over je gevoelens en spiritueel welzijn, maar over het algemeen voelen ze tenenkrommend en zelfzuchtig, en kunnen ze dus beter bewaard worden voor honden, sterfbedden of betaalde professionals.
Dan is er nog het andere soort “diepgaande” gesprekken over de grote metafysische thema’s van het bestaan. Een gesprek dat waarschijnlijk nul antwoorden oplevert, maar met zekerheid resulteert in verlammende existentiële verveling bij beide deelnemers. Iedereen die die ene persoon wel eens heeft ontmoet op een afterparty (die met die ketamineneusspray en een stick-and-poke) weet dat beide “diepe” opties veel erger zijn dan oppervlakkige praatjes over het weer, voetbal of letterlijk ieder ander onderwerp.
Ik heb blijkbaar te snel geoordeeld over koetjes en kalfjes. Misschien zit er wel een bepaalde schoonheid in het verbale pingpongen dat gebeurt op eerste afspraakjes, conferenties en begrafenissen. Iedereen geeft immers om het weer en het verandert ook voortdurend. Smalltalk is er niet voor niets – het heeft regels en regels kunnen vakkundig worden gevolgd. Natuurlijk, kletspraat is goedkoop, maar zijn we dat niet allemaal? En na het doorstaan van deze lange schriftelijke getuigenis van de dwaasheid van diepgaande gesprekken, ben jij er misschien ook van overtuigd dat nietszeggende babbelpraatjes de enige gesprekken zijn die het waard zijn te voeren.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE UK.
Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.