FYI.

This story is over 5 years old.

gevangenis

Zo zijn de laatste minuten in de gevangenis

Toen ik vast kwam te zitten waren wijde, flodderige kleren in de mode; nu zitten alle jeans heel strak. Is dit wat mensen die vrij zijn nu dragen?
DS
illustraties door Dola Sun

Hoeveel nachten heb ik op deze manier versleten? Wakker liggen, nadenken over het leven en proberen te ontsnappen aan het gevangenschap door middel van de verbeelding. Ik stel me de dingen voor die ik ga doen als ik eenmaal vrij ben. Beelden flitsen voorbij in mijn hoofd: ik, lachend met familie en vrienden bij een diner, ik, genietend van het gezelschap van een mooie vrouw.

Ik herinner me ook de beelden die ik zag tijdens de eerste nacht van mijn gevangenschap, en die in geen enkel opzicht op bovenstaande lijken. Hopeloosheid, verdriet, zelfmedelijden en spijt stonden tussen mij en mijn toekomst. Samen met de stalen tralies die me gevangen hielden natuurlijk. Ik kon het gewoon niet geloven dat ik de komende zestien jaar zou doorbrengen in een cel, die zo klein was dat ik het wc, bureau en de wastafel kon aanraken terwijl ik op mijn slaapbank lag. Ik was levend begraven.

Advertentie

Plots gaat de deur van mijn cel open en zegt de cipier, “Wright, ben je er klaar voor?” Terwijl ik opsta van mijn slaapbank, vraag ik mezelf af: “ Meent hij dit nou?” Ik ben er al klaar voor sinds de dag dat de voorzitter van de jury het oordeel “schuldig” voorlas van een aantekeningenbriefje tijdens mijn proces.

Ik graai een paar persoonlijke eigendommen bij elkaar - fotoalbums, vakantiekaarten en persoonlijke brieven - en pak ook het matras op, want dat moet. Dan wandel ik uit mijn cel. Ik draai me om en neem in gedachten afscheid van de tombe waarin ik de afgelopen negen jaar heb vastgezeten. Ik heb maar aan een paar medegedetineerden verteld dat ik vrij zou komen. Hoe vertel je zoiets aan een man die waarschijnlijk de rest van zijn leven in gevangenschap zal doorbrengen? ‘Doei!’? We waren kameraden in verdriet. Wat ons bij elkaar hield, was pijn. Wat kan ik nu tegen deze vriend zeggen om hem ervan te overtuigen dat we nog steeds samen strijden?

Terwijl ik langs de cellen loop en afscheid neem van alle gezichten die zo vertrouwd zijn als die van mijn eigen familie, voel ik me erg verward. Ik voel me extatisch, maar ook bang en schuldig. Het schuldgevoel komt doordat ik mensen achterlaat. Mensen met ik zoveel jaren heb geleden, en zij met mij. We hadden steun van elkaar. We vonden redenen om te lachen terwijl we pijn hadden. Terwijl ik ze voorbij loop, valt het me op hoezeer deze gekooide mannen op honden lijken. In een kennel je lot afwachten. Ze kijken me aan met ogen vol pijn. Ze willen gered worden, hopen dat iemand hun gebeden zal verhoren.

Advertentie

Ik stop voor de deur van de cel van een van mijn oudste maten. Hij kijkt me aan, wendt zijn gezicht af en wenst me het beste zonder me in de ogen aan te kijken. Ik geef hem mijn contactgegevens, zodat we elkaar nog eens kunnen spreken. Wanneer ik hem het papiertje in zijn handen schuif zie ik dat hij tranen in zijn ogen heeft en er alles aan doet om zich groot te houden. Hij kreeg 40 jaar gevangenisstraf. Ik heb hem tijdens de afgelopen tien jaar nog nooit zó emotioneel gezien. Nu ga ik weg, en breekt hij. We geven elkaar een knuffel door de tralies heen. Ik loop weg, hij kijkt toe door zijn spiegeltje dat hij buiten de tralies heeft gestoken. Het laatste beeld dat hij van me zal hebben.

Hadden ze me maar middenin de nacht vrijgelaten, terwijl iedereen lag te slapen. Ik voel bijna de nood om me te verantwoorden. “Ik ben nog steeds een van jullie!”, wil ik uitroepen, maar ze zouden me nooit geloven, omdat het een leugen zou zijn. Terwijl zij hun families missen, zal ik met de mijne herenigd worden. Hun kijk op de wereld zal geblokkeerd blijven door de tralies die hen ‘s nachts opsluit, terwijl mijn nieuwe blik eindeloos zal zijn, in welke richting ik mijn hoofd ook maar draai. En om een of andere reden heb ik het gevoel dat ik daar mijn excuses voor moet aanbieden.

De cipier die me naar buiten leidt wordt ongeduldig omdat ik om de haverklap van iemand afscheid neem. Een paar cipiers lopen voorbij en wensen me veel geluk. Ik voel me een beetje beledigd. Met geluk overleef je de gevangenis niet. Ik ben met de grond gelijk gemaakt, zoals zoveel mannen die ik achterlaat. Dat doorstaan en overwinnen vergt moed en trots, geen geluk.

Advertentie

“Kom op Wright, wil je niet vrijgelaten worden ofzo?” zegt de cipier terwijl hij me opwacht aan de centrale poort die naar de verwerkingsruimte leidt. Ik negeer hem terwijl ik moeite heb om de matras op mijn schouder te houden. Ik word overvallen door een déjà vu. In elke nieuwe gevangenis die ik in de loop van de jaren binnenkwam moest ik een matras naar de cel dragen waarin ik zou worden gehuisvest. Plots word ik overstuur. Zelfs op de dag dat de staat heeft vastgesteld dat ik mijn schuld heb terugbetaald, word ik nog steeds met dezelfde minachting behandeld als toen ik deze plek binnenliep. Ik laat de matras vallen en blijf lopen

De officier die me begeleid kijkt verward. Ik blijf doorlopen terwijl hij mijn naam roept. Ik geef hem geen aandacht. Ik ben een vrij man, nu. Ik ben te ver gekomen en heb zoveel overwonnen. De matras staat voor de kettingen die mijn polsen zo strak vastbonden dat mijn polsen dagenlang pijn deden. Het staat voor elke fouillering waar ik gevisiteerd werd. Weg met die matras.

De laatste loodjes van mijn vrijlating duren nog eens twee uur. Mijn angst en opwinding over de eerste hap buitenlucht die ik straks in vrijheid zal nemen, wordt steeds onderbroken door gevangenen die gewoon afscheid willen nemen. Ik denk dat ze zich door mij vrij willen voelen. Ze verplaatsen zichzelf in mijn schoenen om het moment te ervaren waar ze zo hopeloos naar verlangen.

Enkele formaliteiten volgen. De verwerkingsambtenaar noteert mijn geboortedatum en andere informatie. Dan mag ik de kleding aantrekken die mijn familie een week eerder heeft opgestuurd. Dit is de eerste keer in vijftien jaar dat ik normale kleding heb gedragen. Het voelt raar aan. Vóór mijn opsluiting was mijn kleding erg wijd en flodderig, dat was toen de stijl. Nu zit mijn broek ineens erg strak. Ik staar naar een van de cipiers om mezelf ervan te verzekeren dat ik er cool uit zie. Hij knikt instemmend en zegt: "Dat is wat de mensen nu dragen." Ik ben niet overtuigd, maar andere gevangenen zijn het ermee eens.

Advertentie

Ook een gevangen naast me komt vrij. Omdat zijn familie geen kleding voor hem heeft verstuurd, krijgt hij van de gevangenis wat kleren. Die bestaan uit een oversized wit t-shirt en een bruine broek die te klein is. We praten nauwelijks tegen elkaar terwijl we wachten tot de beambte ons naar het treinstation brengt. We hebben teveel aan ons hoofd om de ander te entertainen met een oppervlakkig gesprek.

Nadat er nog een uur verstreken lijkt te zijn, worden we in een gevangenisbusje geplaatst –alleen ben ik nu niet geboeid. Toch voel ik nog altijd de zenuwen. Herinneringen aan alle keren dat ze mij in zo’n busje vervoerden van de ene naar de andere faciliteit komen terug. Misschien laten ze me wel niet echt vrij. Misschien is het een valstrik.

Juist wanneer mijn gedachten me gek beginnen te maken zie ik een slanke vrouw met een wollen hoed aan de ingang van het treinstation staan. Terwijl het busje vertraagt herken ik het prachtige bruine gezicht. Ik begin krampachtig aan de deurklink trekken, maar die opent voor geen millimeter. De officier stapt uit en schuift de deur van het busje open. Hij zegt iets tegen me terwijl ik hem probeer voorbij te lopen om mijn moeder in de armen te vliegen.

Eindelijk, ik kan ademen.

Robert Wright is onderzoeksassistent bij het Centrum voor Justitie aan de Columbia University . In maart werd hij vrijgelaten uit de Sing Sing Correctionele Faciliteit in Ossining, New York, na bijna 15 jaar opgesloten te hebben gezeten omdat hij was veroordeeld voor zware mishandeling.