Ongeveer twee jaar geleden liep ik over het Weteringscircuit met mijn fiets aan de hand. Het leven was kut, want ik had een lekke band. Toen opeens stopte er een meneer op een wielrenfiets, inclusief bijpassende outfit en een gereedschapskistje. Hij vroeg me of ik een student was. Dat was ik. Hij vroeg me of hij mijn band mocht plakken. Ik antwoordde verbaasd dat dat mocht. Voor ik het wist waren we twee uur verder en had hij mijn afgeragde omafiets omgetoverd tot de Ferrari onder de tweewielers. Nieuwe binnenband, nieuwe buitenband, nieuwe spaken, alles had hij vervangen of gerepareerd. Geld wilde Lowie er niet voor—het leven van een student was tenslotte al duur genoeg, zei hij. Ik voelde me ontzettend schuldig, maar was God wel ontzettend dankbaar dat mensen zoals Lowie nog bestonden. We dronken samen nog een bakje koffie bij Café Mulder en daarna ging hij weer weg, op zoek naar andere lekke banden.
Ik hoopte Lowie ooit nog eens tegen te komen. Hij zou dan koffie en taart van me krijgen, want inmiddels studeer ik niet meer en kan ik dat best betalen. En toen, een paar maanden geleden, stond hij daar opeens. Ongeveer twee jaar na onze eerste ontmoeting zag ik hem langs de Amstel de band plakken van iemand anders met pech. Ik stopte en nodigde hem uit voor een stuk taart. “Daar heb ik nu geen tijd voor, dat zie je toch!”, antwoordde Lowie nors. Ik begreep hieruit dat ik hem beter niet kon storen tijdens zijn werk en vroeg hem zijn telefoonnummer, dat hij op moest zoeken in zijn agenda, en sloeg het op. “Als je dat nummer maar niet aan iedereen geeft die problemen heeft met een fiets, dan wordt het een gebed zonder end.”
Videos by VICE
Een maand later belde ik Lowie op met de vraag of ik bij hem langs mocht komen. Ik was benieuwd naar het verhaal achter deze man. Dat vond hij goed, en de volgende dag ging ik bij hem op bezoek.
Als ik de galerij van de flat op loop, is Lowie aan het sleutelen aan een fiets van een buurvrouw. Gisteren kocht hij onderdelen op Waterlooplein. “Ik werk voor mijn eigen, vrijwillig, dat is makkelijk voor de mensen. Vooral voor de mensen die het niet breed hebben. Deze fiets maak ik op de pof. Ik kijk dan zo door mijn vingers. Iedereen denk tegenwoordig aan zijn eigen ikke.” Ik vraag of ik een foto van hem mag maken. “Ga maar gewoon uw gang met uw camera, er is hier geen zwijgplicht en ik heb geen plantages.”
Lowie nodigt me uit in zijn woonkamer. “Ik rook hier een pakje shag in twee dagen. Een mens moet wat. Ik krijg als ik aan het werk ben zo veel triestige mededelingen, relaties die overlijden, noem het maar op.” Zelf heeft Lowie geen relatie. “Ik heb niet veel vriendinnen gehad, hou het maar op kennissen. Buiten mijn oevers treden doe ik niet, dat moet je niet doen. Ik wil zuiver op de graad wezen.”
In zijn woonkamer blikken we terug op die ene keer dat hij me hielp. “Was dat niet op 17 juli 2011? Kijk, dat staat hier in mijn agenda. Ik houd daarin alles bij, dat moet. Waar ik mensen geholpen heb, welke onderdelen ik koop. Op die manier houd ik de zaken bij en de kosten gedekt. Ik moet het echt allemaal opschrijven, want meestal help ik vijf mensen per dag en soms wel meer. Ik krijg die onderdelen ook niet voor niets en mijn vader zei dat ik nooit in de schulden mocht staan. Dus dat doe ik ook niet.”
Het is niet dat Lowie zelf stikt van het geld. Integendeel: hij is zuinig en hij leeft van zijn pensioen. En dat is geen vetpot, want Lowie werkt al veertien jaar niet meer. Jarenlang was hij klusjesman op begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam, maar toen alles gemechaniseerd werd en er computers kwamen, werd hij overbodig.
Lowie met zijn agenda
Lowie heeft het druk met zijn vrijwillige job. Ontspanning is daarom ook erg belangrijk voor hem, maar dat doet hij liever alleen op momenten dat mensen hem kunnen missen: “Als het weer met bakken uit de hemel komt, dan ga ik niet op straat repareren want dan is er toch bijna niemand. Ik ga dan mooie muziek draaien. Klassieke muziek, operettes, tophit, populair, André Rieu en lp’s doe ik ook nog. Ik spaarde ook mokken en pennen maar dat doe ik niet meer. Het werden er zoveel, dat werd dweilen met de kraan open. Je moet keuzes maken in het leven.”
De mokkenverzameling van Lowie
Lowie koos niet voor pennen en mokken, maar voor fietsen. De passie voor fietsen en alles wat daarmee te maken heeft begon al vroeg. “Ik ben al van jongs af aan veel aan het fietsen en ik werkte bij een fietsenmaker achter het Haarlemmermeerstation voor een extra zakcentje. In die tijd wilde iedereen alles uit mijn reparatietasje lenen. Daarmee is eigenlijk alles begonnen. In het klein. Je moet altijd klein beginnen.”
Zijn andere passie, mensen helpen, zat er ook al vroeg in. “Sinds mijn tijd bij de padvinders wil ik graag mensen redden.” Een redding die hem nog goed bijstaat is er een uit 1967, toen redde hij een vrouw uit een brandend huis. “Als je effe hebt, haal ik het artikel uit de krant tevoorschijn. Ik bewaar dat allemaal in een donkere doos, anders verbleekt dat. En dat mag niet, want het is niet meer te vervangen.”
“Het was brand, een juffrouw van mijn leeftijd waar ik geen rare dingen mee deed zat in dat huis waar ik toen langsfietste. Ik moest haar redden anders was ze in rook opgegaan. Er waren mensen die aan me vroegen: ‘En… was het een leuk vrouwtje?’ Maar daar geef ik geen antwoord op. Ik vind dat ik dat niet heb te doen, ik geef geen commentaar.” Lowie vertelt dat hij zich door deze redding is gaan interesseren voor de brandweer. Vol trots laat hij mij op zijn slaapkamer zijn verzameling brandweerboeken- en onderscheidingen zien.
Echt brandweerman werd Lowie nooit, maar hij heeft wel—door de redding—het erepredikaat van de Amsterdamse Brandweer gekregen. “Ik mocht een paar keer bij de brandweer op het hoofdkantoor komen en toen gaven ze me een rondleiding op plekken waar niemand mocht komen. Ook heb ik brandweerpakken gehad, een voor als er brand is en een voor officiële gelegenheden.”
Lowie in een brandweerpak dat hij cadeau kreeg van de Amsterdamse Brandweer.
De vrouw uit het huis is niet de enige persoon die Lowie heeft gered. “Ik heb meer dan honderd keer bloed gegeven en toen vond de dokter het welletjes. Toen ik voor de tachtigste keer kwam, kreeg ik deze onderscheiding. Niet verraden he, anders komen er straks inbrekers en moet ik de alarminstallatie aanzetten.”
De onderscheiding voor tachtig keer bloed doneren.
Als ik Lowie vraag waarom hij zo graag een held wil zijn, komt er geen ingewikkeld antwoord over onverwerkte jeugdtrauma’s of een roeping door God. “Ik doe gewoon niets liever dan mensen helpen.”
Inmiddels is de buurvrouw uit de flat teruggekomen om haar fiets op te halen, maar Lowie had er door het gesprek met mij nog niet echt de tijd voor gehad. Ze vindt het gelukkig niet erg. Ik neem afscheid van Lowie zodat hij verder kan met zijn werk en bedank hem voor zijn gastvrijheid. In zijn agenda noteert hij dat ik op bezoek ben geweest.