De meeste Bevrijdingsdagfestiviteiten gaan dit jaar niet door, maar een museum in Honselersdijk heeft toch nog iets leuks bedacht: een wedstrijd die je kunt winnen door de mooiste ‘bevrijdingsrok’ te maken. Zo’n rok bestaat uit een groot aantal aan elkaar genaaide lapjes stof, die samen de bevrijding en wederopbouw van Nederland moeten verbeelden. Ruim zeventig mensen doen aan de wedstrijd mee. “Ik denk dat ik in totaal drie, vier weken bezig ben geweest”, vertelt beleidsmedewerker en rokkenmaker Ingeborg van der Werf-Kortekaas aan het AD, “maar dan steeds een uurtje per keer.”
Het klinkt een beetje oubollig misschien, om in zo’n zelfgenaaide lapjesjurk te flaneren op Bevrijdingsdag. Er is in het verleden vaak lacherig over geschreven: “malligheid”, noemt Trouw het in 1970, “een van lapjes aan elkaar genaaid flodderding.”
Videos by VICE
Maar het verhaal dat achter de bevrijdingsrok schuilgaat is indrukwekkend en aangrijpend. In augustus 1943 werd de Amsterdamse verzetsvrouw Mies Boissevain-van Lennep opgepakt door de Gestapo en naar een gevangenis aan de Amstelveenseweg gebracht, waar ze in een bedompte cel moest afwachten wat er met haar zou gebeuren. Ze deelde de cel met acht andere vrouwen, waarvan er een erg ziek was en het enige bed bezet hield. Het rook er naar menselijk bederf, het was bloedheet, en door de krappe ruimte was er voortdurend ruzie.
Dat veranderde tot Mies een pakketje kreeg van een vriendin, waar een klein handgemaakt sjaaltje in zat, gemaakt van kleurrijke stukjes stof. “Op een dag werd die sombere tijd verlicht door een zending uit een vriendinnenhand,” legt de Volkskrant de gebeurtenis plechtig uit in 1947. “Een simpel dasje, gemaakt uit bonte restjes van allerlei lapjes, die de gevangene stuk voor stuk een herinnering wakker riepen.” Mies vertelde later op de radio dat ze zo vrolijk werd van de bekende stukjes stof, dat ze het niet kon laten om haar warme herinneringen met haar celgenoten te delen. De sfeer sloeg wonderbaarlijk genoeg om, en alle vrouwen begonnen op hun beurt te vertellen waar het dasje hen aan deed denken. Het werd daardoor zowaar gezellig in de duistere gevangenis.
Toen de oorlog voorbij was, vond Mies dat alle Nederlandse vrouwen zo’n bron van vreugde en veerkracht verdienden. Als enige vrouw was ze lid van een Nationaal Comité dat moest bedenken hoe de allereerste herdenking van de bevrijding eruit moest zien, en in die hoedanigheid bedacht ze de Bevrijdingsrok, ook wel Nationale Feestrok genoemd: een vrolijk bijeenraapsel van alle betekenisvolle stukjes stof die een vrouw in haar leven verzameld. Jolande Withuis, die veel over Mies en de Feestrok geschreven heeft, noemt voorbeelden van rokken waarin stukjes parachute van geallieerde soldaten, Jodensterren en de Nederlandse vlag verwerkt zijn. “Vlecht in de rok het patroon van uw wezen,” werd er destijds gezongen om de Nationale Feestrok te promoten.
De Nationale Feestrok nooit echt een traditie geworden, maar het was dan ook maar een van de vele initiatieven van Mies Boissevain-van Lennep, die haar hele bestaan lang een onuitputbare bron van geestkracht en ondernemingslust was. Aanvankelijk zat alles haar mee in het leven: ze werd geboren in 1896 in een vooraanstaande Amsterdamse familie – haar vader Karel was een neefje van schrijver Jacob van Lennep. Mies trouwde op haar vijfentwintigste met bankier Jan Boissevain, kreeg vijf kinderen en werd daarnaast al vroeg actief in de vrouwenbeweging, omdat ze vond dat mannen en vrouwen gelijk waren. In een aflevering van Het Spoor Terug uit 1992 vertelt haar dochter Sylvia over de letterlijke manier waarop die opvatting soms tot uiting kwam: als Mies’ echtgenoot kwaad werd en in zijn drift een groenteschaal kapot gooide, dan smeet Mies vervolgens met even veel kabaal een aardappelschaal aan diggelen.
Het gezin Boissevain-van Lennep woonde in een statig grachtenpand in Amsterdam. Op zolder runde Mies een schoonheidssalon, met de montere naam ‘Schoonheid+Gezondheid=Levenslust’. Dat deed ze niet omdat ze het geld nodig had, maar omdat ze aan haar man wilde bewijzen dat ze in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. Ze maakte zich hard voor het recht van de vrouw te mogen werken, en die strijd leverde ze op een vrolijke manier. Ze organiseerde vanaf 1936 bijvoorbeeld iedere maand een ‘hutspotavond’ in een restaurant aan het Rembrandtplein, waarbij werkende vrouwen “van alle rangen en standen” (dat wilde zeggen: van Bijenkorf-medewerkers tot gevierde actrices) samenkwamen om een bord stamppot te eten en elkaar te vertellen over hun beroep, voor steun en advies. Samen met vrouwen als politicus Corry Tendeloo en Willemijn Posthumus van der Goot (de eerste vrouwelijke econoom in Nederland) maakte Mies in de jaren dertig deel uit van de ‘moderne vrouwenbeweging’, die met daadkracht het werk voortzetten van de ‘oude feministen’ uit het begin van de twintigste eeuw en zich veel uitspraken tegen het wetsvoorstel van minister Romme, die een verbod wilde op arbeid van getrouwde vrouwen. Mies gaf haar protest tegen Romme vorm in pinnige limericks, die werden gepubliceerd in De Groene Amsterdammer. Kennisinstituut Atria heeft daar een voorbeeld van bewaard:
Een man met een pover salaris/
had een zoon met talent voor notaris/
Met aandoenlijke trouw/
slooft hier moeder de vrouw/
maar helaas, Romme komt vóór hij klaar is.
Mies was niet alleen bij de vrouwenzaak betrokken: vanaf 1933, toen Adolf Hitler rijkskanselier werd, hielp ze met het opvangen van Joodse Duitsers die hun land wilden ontvluchten. In de aflevering van Het Spoor Terug komt onder andere de violist Theo Olof aan het woord, die als negenjarig jongetje door Mies in huis werd genomen. “Dat was de gelukkigste tijd van mijn leven,” zegt hij daarover.
Toen de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk uitbrak, ging het hele gezin Boissevain-van Lennep het verzet in. Mies liet Joodse mensen onderduiken bij hun thuis, en was betrokken bij verzetsacties om Joodse kinderen te helpen ontsnappen. Jan Boissevain werd in 1941 al door de Duitsers opgepakt, vanwege zijn Joodse zakenrelaties. Het maakte Mies niet voorzichtig of bang. “Ze bleef in het goede van de mens geloven,” vertelt haar nicht Thea Nauta in Het Spoor Terug. “Misschien was het naïef, maar het werkte.”
De twee oudste zoons van Mies, Gideon en Jan Karel, waren ondertussen met hun medestudenten de beruchte verzetsgroep CS-6 begonnen. De heimelijke bijeenkomsten van de groep vonden plaats in hun ouderlijk huis, aan de Corellistraat 6. De groep bestond uit jonge, hoogopgeleide mensen, en hun verzetsdaden waren vaak even spectaculair als roekeloos: ze probeerden publieke gebouwen op te blazen en vooraanstaande NSB’ers te liquideren. Zelfs de huisdieren van nazi-sympathisanten waren niet veilig: Sylvia vertelt dat toen haar broer de kat van een buurman die bij de NSB zat aantrof in hun tuin, hij het beest ving en ophing. Mies wist er wel raad mee: van de pels maakte ze een bontmuts, en de rest van de kat verwerkte ze tot een feestelijke stoofpot. “Dat doen ze in Italië ook, katten eten,” zou ze gezegd hebben.
In de zomer van 1943 ging het mis: de Gestapo, die het gezin al langere tijd in de gaten hield, viel op een onverwachte moment het huis aan de Cornellistraat binnen en arresteerde iedereen die ze er aantroffen. Mies wordt gescheiden van haar kinderen en naar de gevangenis aan de Amstelveenseweg gebracht. Vanuit daar naar het concentratiekamp in Vught.
De indrukwekkendste getuigenissen over Mies en haar onverwoestbare vrolijkheid komen van haar medegevangenen uit die tijd. Terwijl ze naar Vught werd getransporteerd, hoorde Mies dat haar twee oudste zoons na een kort schijnproces zijn gefusilleerd. Volgens Thea Nauta, die ook op dat transport zat, stortte Mies na dat vernietigende nieuws niet in, maar hield ze haar gezicht in de plooi en knoopte een praatje aan met een angstige vrouw, die zich hardop zorgen zat te maken over wat er met haar meubels zou gebeuren. Thea vond het verbazingwekkend schouwspel: Mies was net twee kinderen verloren, en was nu iemand gerust aan het stellen die aan het jammeren was over een leren fauteuil.
Het kan zijn dat Mies juist op die manier met traumatiserende gebeurtenissen om wist te gaan: hoe benarder de omstandigheden werden, des te meer Mies zich leek toe te leggen op het troosten van de vrouwen om haar heen. Haar medegevangene Henny Voute herinnert zich de handen van Mies: ze kon heel goed masseren, en vertelde verhaaltjes over haar grote gezin om haar kampgenoten af te leiden van hun pijn en zorgen. Op 5 september 1944 is het Dolle Dinsdag, een pijnlijk verwarrende dag waarop door onder andere een foutief bericht op de Britse radio wordt gedacht dat Nederland op het punt staat bevrijd te worden. Mies en de andere gevangenen in Vught werden halsoverkop in veewagons geladen en per trein naar Duitsland vervoerd, de vrouwelijke gevangenen naar het concentratiekamp Ravensbrück. Zelfs tijdens dit mensonwaardige transport, dat drie dagen duurde, lukte het Mies om de vrouwen om haar heen op te vrolijken: tot verbijstering van omstanders klonk er gezang uit de wagon.
Mies overleefde de oorlog, al was er lichamelijk niet veel van haar over. Eind april 1945 werd Ravensbrück bevrijd door het oprukkende Rode Leger, en Mies werd door het Rode Kruis naar Zweden gebracht om aan te sterken. Ze woog nog maar 33 kilo. Toen het na een paar maanden weer wat beter ging, ging ze terug naar Nederland. Haar man Jan redde het einde van de oorlog niet: hij stierf in 1945 in het concentratiekamp Buchenwald.
Volgens Hester Boissevain, een zus van Mies, kondigde ze haar terugkeer op spectaculair vrolijke wijze aan. “‘Hallo Hes, daar ben ik weer!’, zei ze aan de telefoon, alsof er niets gebeurd was.” Dat betekende niet dat Mies haar oorlogstrauma’s probeerde weg te stoppen: ze praatte twee jaar lang over bijna niets anders. In Het Spoor Terug vertelt Hester dat ze er weleens gek van werd, maar dat ze ook inziet hoe die openheid van Mies ervoor zorgde dat ze haar ervaringen een beetje kon verwerken.
Als Mies Boissevain-van Lennep ergens talent voor had, dan was het talent voor blijdschap en een onstuitbaar optimisme. Ze stortte zich na haar terugkeer vrijwel meteen weer in het maatschappelijk leven. De oorlog had haar feministische opvattingen alleen maar versterkt: in 1946 richtte ze een Vrouwenlijst op om mee te doen aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen. ‘Praktisch Beleid’ heette die lijst, want daar ontbrak het mannen volgens Mies aan.
Ze kwam uiteindelijk negenhonderd stemmen te kort om in de gemeenteraad te komen, maar daar liet Mies zich niet door uit het veld slaan. Ze legde zich in plaats daarvan toe op haar idee van de Nationale Feestrok: ze bedacht liedjes en reisde zelfs door de Verenigde Staten om de rok te promoten.
‘J’ai ni regret du passé, ni peur de l’avenir’, had ze op haar eigen rok genaaid – ‘Ik heb geen spijt van het verleden en ook geen vrees voor de toekomst.’ Die familiespreuk had haar zoon in bloed op de muur van zijn cel geschreven, vlak voordat hij werd doodgeschoten. Haar nare oorlogsbelevenissen verwerkte ze geestelijk door erover te praten, en letterlijk door ze in haar Nationale Feestrok te naaien.