FYI.

This story is over 5 years old.

Cultuur

De belevingseconomie maakt jongerencultuur kapot

Waarom zou je een stamkroeg of een hobby hebben als je altijd iets nieuws kunt doen en elk weekend iemand anders kan zijn?

Ik weet wat je het afgelopen weekend hebt gedaan: wijnproeven met vriendinnen, sushi maken met je sportteam, een workshop lampenkappen ontwerpen met je broer en modderworstelen met Johan van sales. Je leeft met de dag. De zon schijnt dit weekend, maar ach, dat doet-ie volgende week ook wel. Je weet namelijk al wat je aankomend weekend gaat doen: een cursus kruisboogschieten in Utrecht. Dit is het leven.

Advertentie

Uit onderzoek blijkt dat onze generatie meer waarde hecht aan activiteiten dan aan het bezitten van spullen. Dat onderzoek, uitgevoerd door de Harris Group, geeft aan dat meer dan driekwart van de millennials (78 procent) liever geld uitgeeft aan een ervaring of activiteit dan aan het kopen van iets fysieks. Dit wordt de 'belevingseconomie' genoemd, en elke keer als je geld uitgeeft in de kroeg of aan een festivalticket in plaats van een boek of kleding, draag je daar aan bij. De impact ervan wordt gevoeld. Winkeliers zien hun winst jaar na jaar dalen, terwijl er juist meer geld wordt uitgegeven aan vakanties en uit eten gaan.

Veel mensen vinden dit geweldig en zien het als een afkeuring van materialisme. Het idee van eigendom wordt steeds minder betekenisvol, aangezien millennials minder snel en vaak een woning kopen. In een wereld waar mensen liever reizen dan sparen, is het 'van dag tot dag leven' een ideologie geworden van een generatie die alleen daarvoor leeft. Dat klinkt aanvankelijk wel goed, of op zijn minst romantisch – kinderen die de grote crisis meemaakten keren nu hun rug naar materialisme. Maar dat is het niet, toch?

Hoe carpe diem de belevingseconomie ook klinkt, de realiteit is anders. Workshops zeepjes maken, escaperooms, colour runs, opnamesessies, een koorddansles, flyboarding, karaoke, speurtochten, doolhoven en golfsimulatoren – er bestaat een nieuw soort sociaal leven dat elk weekend van locatie verandert en door deze belevingseconomie is er een nieuw soort jeugdcultuur geboren: tijdelijke levensstijlen gebaseerd op fantasie en nieuwigheid.

Advertentie

Einalem, Flickr

Ik leerde over de belevingseconomie via mijn ouders. Ongeveer vijf jaar geleden, na het jarenlang moeten onthouden wat mijn moeders favoriete geurtje was, bedacht mijn vader dat hij het zichzelf makkelijker kon maken door een cadeaubon te kopen voor een duur hotel. Elk jaar met kerst had hij een uitgeprinte e-mail die een nieuwe, luxueuze kans beloofde. Het was overduidelijk dat deze activiteiten waren gebaseerd op mijn moeders verlangen om bij iets 'beters' te horen dan de middenklasse. Ze konden zich geen nacht in het duurste hotel veroorloven, maar dankzij een voordelige kortingsbon konden ze in elk geval doen alsof. Sindsdien zijn ze verslaafd: een dagje naar een kuuroord, kaasproeverijen, tripjes naar Londen, dinershows, het houdt niet op.

Tegenwoordig heeft die Groupon-hype zich ook verspreid naar mijn generatie, door burgerlijke activiteiten voor een schappelijke prijs aan te bieden. Je kunt een avondje wijnproeven voor een eenmalige betaling van twintig euro, dim sum leren maken met twee gratis glazen prosecco voor zesendertig euro – waarschijnlijk hetzelfde bedrag dat je uit zou geven aan een nieuwe spijkerbroek of een vrijdagavond in het café. Het is ook makkelijk te delen. Elk weekend kun je je vrije geest tonen op Instagram: bij een terrariumworkshop in Rotterdam of in een ballenbad in Amersfoort.

Ik ben niet tegen het uitproberen van nieuwe dingen. Je moet erg cynisch zijn om te denken dat het leren van yoga of piano spelen je een lul maakt. Ik ben ook niet immuun. Ik heb ooit een kookcursus gevolgd in mijn vrije tijd – een leuke jongen leerde me hoe ik aubergines moest snijden, een echte aanrader – en ik geef liever geld uit aan vakanties dan aan een auto. Waar ik wel problemen mee heb, is dat de implicaties van deze ervaringscultuur zo dominant worden, dat onze sociale levens als gevolg worden gebouwd op 'alles een keer willen proberen'.

Advertentie

UrbanPromise, Flickr

Ik weet zeker dat alle Groupon-tijgers mijn cynisme bezwaarlijk vinden. Het zijn gewoon mensen die plezier willen hebben, wat is daar mis mee? En ja, ondanks de clichématigheid van de meeste activiteiten, lijken ze inderdaad onschuldig – op de gefrituurde kip-tour en de cocktailbar met een gevangenisthema na. Het zijn voornamelijk gewoon activiteiten voor vrijgezellenfeesten. Dat geeft al aan hoe algemeen de belevingscultuur aan het worden is. Survivallen is een leuke activiteit voor een vrijgezellenfeest, maar zodra het een dominante, socialere vorm krijgt, gaat het er somber uitzien.

Door continu het 'nieuwe' de hemel in te prijzen, beginnen we het belang van investeringen en consistentie te verwaarlozen. Subculturen, scenes, identiteiten en gemeenschappen zijn niet gebouwd op één avond. Als we alleen maar waarde hechten aan 'het nieuwe', hoe kan iets anders dan lang genoeg bestaan om te kunnen groeien? Mensen laten de koophuizen niet meer links liggen om hun dromen achterna te gaan, maar volgen in plaats daarvan een cursus pottenbakken met twee gratis glazen wijn.

Natuurlijk heeft niet iedereen een hapklare 'droom', maar deze vluchtigheid heeft meer gevolgen. Je ziet het ook terug bij lokale cafés of clubs: die zijn geen dominante aspecten meer van jongerencultuur. De beleveniseconomie moedigt ons aan om op te geven en gewoon iets anders te proberen zodra we ons vervelen. We fladderen van club naar club, op zoek naar de beste dj en veranderen elke vrijdag van kroeg, afhankelijk van wat online het beste wordt aangeschreven. Restaurants worden afgedankt zodra de glans en het nieuwe eraf is.

Alles wat we doen is 'ervaren', zonder onszelf ergens te wortelen. We lopen het risico om toerist in ons eigen leven te worden. We veranderen van vrijetijdsbesteding en beroep alsof we met glazige ogen door Amazon scrollen. Wat doe jij in je vrije tijd? "Dingen. Ik ervaar dingen."

Er zit iets onoprechts en onzekers aan de belevingseconomie. Omdat we toch geen eigen huis kunnen bezitten, verhuizen we jaarlijks van buurt naar buurt en volgen we de goedkope huurprijzen en de nog goedkopere cafés. Er is een gebrek aan waarneembare culturele identiteit, waarin we onze smaak in kleding en kunst kiezen uit alles wat er beschikbaar is. De belevingseconomie is hier het verlengde van. Waarom zou je een stamkroeg, interesses of rituelen hebben, als je altijd iets nieuws kunt doen en elk weekend iemand anders kan zijn?

Misschien is de belevingseconomie uiteindelijk goed voor het individu, maar niet voor de cultuur. Op dit moment voelt het als een bubbel die elk moment uit elkaar kan spatten, want wat is er meer 'modern kapitalistisch' dan 39 euro betalen voor een lesje manden vlechten terwijl je champagne drinkt? We moeten huiveriger zijn over onze obsessie met nieuwe dingen willen ervaren. 'Van dag tot dag leven en 'iets nieuws proberen' zijn momenteel onverwoestbare mantra's. Als je impliceert dat er nadelen zitten aan het willen verbreden van je horizon, word je gezien als geloofsafvallige. Maar juist het terugkeren naar dezelfde mensen en dezelfde locaties, is hoe we iets hebben opgebouwd – iets wat standhoudt.