festival guide 2019

Festivals zijn een zure bedoening als je een kotsfobie hebt

"Ik krijg doemscenario’s van bedorven voedsel en het effect dat dat op mijn lichaam zou hebben."
T
door Tim
kk
illustraties door kid kura
Djanlissa Pringels
zoals verteld aan Djanlissa Pringels
kotsen op podium
kostende man

Geen zin om dit verhaal te lezen? Beluister dan hieronder de ingesproken versie.

Te lui om te lezen? Je kunt dit artikel hieronder ook beluisteren!

Tim* (28) is de frontman van een Vlaamse noiserockband en drumt in een punkbandje. Ook lijdt hij aan emetofobie, een fobie voor overgeven, waardoor hij als de dood is om geconfronteerd te worden met kotsende mensen, stank, smerig eten en alles wat ervoor zorgt dat hij misselijk zou kunnen worden. Kortom: ongeveer alles wat een festival inhoudt.

Advertentie

Lijden aan emetofobie, de diepgewortelde angst om te moeten overgeven, is geen pretje. Maar als je zoals ik ook nog eens muzikant bent en soms dagenlang moet touren langs smerige punkhokken en festivals waar vreselijk veel gedronken wordt, is het een ware hel.

Het begon op mijn zestiende nadat ik een verkeerd biefstukje had gegeten en ‘s nachts misselijk wakker werd. Ik probeerde rechtop te slapen, omdat ik dan ietsje minder misselijk werd en mijn maag minder rommelde, maar niet veel later moest ik toch overgeven. Daarna was ik voorzichtig met wat ik at, maar na een tijdje kreeg ik last van een sluimerende angst om over te geven. Daar kreeg ik weer buikpijn van, en uiteindelijk werd het een vicieuze cirkel, waar ik nog jarenlang in zou blijven. Ik drumde toen al in een paar bandjes, maar de misselijkheid verdween altijd als ik op het podium stond. Als bezoeker op een festival ging het ook redelijk goed, zolang ik me focuste op de concerten. Rond etenstijd stak de angst om over te geven weer de kop op, dus koos ik steevast voor het eetkraampje waar de langste rij stond, en ik experimenteerde zo weinig mogelijk met voedsel. Op dat moment vond ik het allemaal nog niet zo problematisch; iedereen kende me gewoon als ‘die moeilijke eter’.

Rond mijn twintigste werd het erger. Ik ging naar Pukkelpop terwijl er een hittegolf door Europa trok. Er was amper schaduw op het festivalterrein. Op een gegeven moment waren er Hollanders met volle conservenblikken en afvalzakken door een festivaltent aan het smijten. Het ging steeds erger stinken, waardoor mijn maag extra gevoelig werd. Ik stelde me voor hoe het vlees dat op het festival geserveerd werd door de hitte zou gaan rotten. Het idee van rottend vlees maakte me misselijk, en ik moest mezelf voldoende afleiden met drank en optredens om niet in die neerwaartse spiraal van overgeefangst en buikpijn terecht te komen. Als ik zweterige mensen zag, of mensen die eruitzagen alsof ze elk moment konden gaan overgeven wilde ik het liefst weg. Sommige mensen met emetofobie kunnen niet in een auto zitten omdat ze bang zijn om misselijk te worden. Ik krijg doemscenario’s van bedorven voedsel en het effect dat dat op mijn lichaam zou hebben. Na vier bloedhete dagen op dat festival kreeg ik het gevoel dat ik in een apocalyptisch schouwspel was beland. Ik besefte dat meerdere dagen doorbrengen op een festival, overnachten op een smerige camping en de constante aanwezigheid van chaos, smerig voedsel en dronken mensen niet echt iets voor mij was. Ik zei tegen mijn vriendin dat ik alleen naar Pukkelpop zou terugkeren als ik er als artiest geboekt werd.

Advertentie
1561546221141-kotsen2

Ik begon in die periode zittend te slapen, zodat ik niet zou stikken in het geval dat ik ‘s nachts zou moeten overgeven. Ik begon cafébezoekjes met drinkende vrienden te mijden, omdat de kans bestond dat er iemand misselijk werd. Op het hoogte- punt van mijn emetofobie vermeed ik überhaupt zoveel mogelijk contact met mensen, waardoor ik vaak alleen thuis zat. Ik werd zo gevoelig voor prikkels, geurtjes en situaties die me misselijk maakten, dat ik de buurman door de deur heen kon ruiken. Mijn zintuigen werden sterker, mijn angst om te kotsen groter. Uiteindelijk sloot ik mezelf wekenlang op in huis. Mijn toenmalige vriendin ging bezorgd op onderzoek uit, en kwam na wat googelen de term ‘emetofobie’ tegen. Ik besloot dat het tijd was om in therapie te gaan. Ik was bang dat de therapeut zou zeggen dat ik weg moest blijven van de muziekwereld, de smerige locaties, en de drank en festivals die daarmee gepaard gaan. Dat ik mijn carrière als muzikant moest inruilen voor een kantoorbaan. Het tegenovergestelde bleek waar: volgens haar moest ik mezelf juist blootstellen aan alle prikkels, omdat ik op die manier zou ontdekken dat mijn fobie puur in m’n hoofd zat. De maanden daarna hadden we talloze gesprekken over mijn fobie en waar het vandaan kwam, en leerde ze me om mijn paniekreactie in de kiem te smoren. Ook leerde ze me hoe ik mijn leven als muzikant weer kon oppakken. Ik moest bijvoorbeeld leren eten op tour. Het vooroordeel dat ik had was dat je in smerige punkvenues vooral ziektes zou oplopen van het eten, maar ik ontdekte dat je zelfs op de meest aftandse punkplekken vaak gezonde, soms zelfs lekkere dingen kon eten. Ook moest ik juist naar festivals blijven gaan. Hoewel ik door de therapie besloot om me niet langer af te sluiten voor elke prikkel die m’n maag zou kunnen activeren, was het niet eenvoudig om weer op te treden en na afloop te drinken en tussen andere drinkende mensen te zitten. Ik lette erop dat ik niet te veel at voor een optreden, en probeerde mezelf te kalmeren op momenten dat ik misselijkheid voelde opkomen, zodat ik niet weer in die neerwaartse spiraal terecht zou komen. Zo moest ik eens gitaar spelen op een podium dat vol met planten stond. Ik vond dat nogal pretentieus en ik ergerde me er zodanig aan dat ik met mijn tanden die planten kapot begon te scheuren. Plots proefde ik de bittere plantensmaak en ik kreeg een flashback naar de basisschool, en de les over over giftige planten. Ik begon te kokhalzen en voelde blinde paniek opkomen. Het was doodeng. Gelukkig was het optreden niet lang daarna afgelopen.

Niet veel later moest ik op Pukkelpop spelen, maar als artiest is het toch al snel wat minder goor omdat je een backstage hebt en je ‘s nachts gewoon naar huis kan. Toch viel de smerigheid van het festivalterrein me zwaar. Niet dat het hele terrein onder het braaksel zat, maar als ik iemand hoorde kokhalzen, maakte ik dat ik wegkwam. Als ik toch een plasje kots zag liggen, keek ik snel weg en dacht ik gauw aan iets anders. Dat doe ik nu nog steeds eigenlijk. Als ik een dixi in loop, steek ik altijd een sigaret aan – ook al rook ik niet – zodat ik alle walgelijke geur niet hoef te ruiken. Mensen die naar oud zweet of eten ruiken vermijd ik als de pest, omdat ik er kotsmisselijk van word. En geloof me: dat is knap lastig als je punk maakt voor mensen die graag met hun zweterige lijven tegen elkaar aanschuren.

Van mijn emetofobie ben ik nu verlost, hoewel het altijd blijft sluimeren. Soms besef ik dat het beter zou zijn om soms te kunnen overgeven. Ik ben nogal een stevige drinker en soms, als ik het te bont heb gemaakt, zou ik willen dat ik even mijn vinger in m‘n keel kon steken, zodat de alcohol niet de hele nacht door m’n lijf suddert.

Na een jaar intense therapie, belandde ik op een afterparty van een grote show waar ik had opgetreden. Ik dronk snel en veel en voelde me misselijk worden. Toen ik later die nacht thuiskwam, begon de kamer te tollen. Ik rende naar de wc om over te geven. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik moest kotsen van de drank, en hoe vreselijk het ook was, ik was ook trots dat ik eindelijk bevrijd was van mijn angst.

Wil je meer van dit? Volg ons dan ook op instagram.