Mijn brein heeft altijd al geraasd. Het vloeide over van ideeën, fantasieën en halve waarheden, met een tempo dat ik niet kon controleren. Daarom neem ik medicatie. Ik werd als jongvolwassene gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en daarmee probeer ik te leven. Ik heb altijd al een overactieve fantasie gehad. Mijn brein werkt op volle toeren. Ik probeer alleen nog te begrijpen hoe dit mijn geheugen aantast, en mijn perceptie van mezelf en tijd verandert.
Op sommige dagen voel ik me een beetje als Wile E. Coyote die de ongrijpbare Roadrunner achterna zit. Ik skate op mijn ACME raketskates richting een tunnel die op een bakstenen muur is geschilderd. En plots verandert de hypomanische episode in een depressie wanneer ik tegen het cement van de realiteit klap.
Videos by VICE
Maar net zoals bij Wile E. Coyote is mijn probleem niet dat ik van de klif af donder – mijn probleem is dat ik blijf hangen in de lucht, naar beneden kijk, maar niet val.
Het probleem met een brein dat alleen kan rusten wanneer het eerst oververhit raakt en daarna crasht, is dat mijn gevoel voor tijd niet klopt. Als je voortdurend scenario’s, vignetten en personages verzint, zijn de ingebeelde dingen in je brein constant in strijd met de realiteit. Daardoor krijg ik het gevoel dat mijn geheugen denkbeeldig en onbetrouwbaar is.
Het is moeilijk bij te houden wie ik ben. Er zijn gewoon te veel versies van mezelf. Ik heb het niet over gespleten persoonlijkheden, maar eerder over gespleten verhalen. Het in toom houden van deze verhalen is moeilijk. De verhalen uitleggen op een manier dat een ander het begrijpt is nog moeilijker. Toen ik jonger was, en enigszins dommer dan ik nu ben, probeerde ik mijn ‘ervaring’ te illustreren voor iemand die ik leuk vond. Ik tekende een rechte lijn met rechte vertakkingen – heel logisch. Ik legde uit dat een ‘normale’ gedachte er ongeveer op die manier uitziet – of hoe ik me dat voorstelde. Daarna tekende ik meerdere rechte lijnen met vertakkingen die parallel liepen, nooit echt samenkwamen maar wel over elkaar heen vlogen. “Dit is hoe mijn manier van denken werkt,” zei ik.
Ze vond het maar niets.
En dat is niet meer dan normaal. Het is immers een raar en tegenstrijdig fenomeen om uit te leggen. Zeker aan een vriend of partner. Hoe vertel je iemand dat je verschillende soorten ‘waarheden’ ervaart? Dat je geest voorkomt dat je nooit echt ‘aanwezig’ bent? Met een paar getekende lijnen op een servetje kun je dan ook op weinig begrip rekenen.
Maar sinds december loopt het pas echt uit de hand. Ik kan je niet precies vertellen wat ik tussen toen en nu heb gedaan. Ik zie dingen die echt zijn gebeurd, maar ze zijn gekoppeld aan verzinsels: ik ging naar een bruiloft van familie (gebeurd) waar mijn date een camgirl was (niet gebeurd). Mijn hond liep weg en blafte naar een yup (gebeurd), die hem vervolgens had gecast als ‘Young Moose’, in een prequel van Frasier, die over zijn vader gaat (niet gebeurd, nog niet tenminste).
We stellen ons allemaal dingen voor en we verzinnen allemaal onzin, maar als je het doet op een onbeheersbaar tempo (zonder medicatie), lijken je herinneringen (en dus de realiteit) op een reeks abstracte scènes waar je overheen zweeft. Je kan het vergelijken met de absurde finale van Twin Peaks: The Return.
Ik herkende mezelf in agent Cooper. Ook hij heeft een verkeerde of misvormde interpretatie van tijd en ervaringen. Je voelt stilte en rust temidden van een flinke roes, terwijl je vastzit in het ongewis.
Medicatie kan deze manier van denken uiteraard vertragen of veranderen, maar het is geen geneesmiddel. Het heeft ook bijwerkingen. Als ik aan de pillen zit wordt mijn mallemolen in toom gehouden. Maar als schrijver en comedian is die mallemolen mijn kracht. Hypomanische fantasieën kunnen lastig zijn. Maar dit is hoe ik in elkaar zit. Ik word er ook gelukkig van. Dus het volledig verliezen daarvan, zoals gebeurde toen ik mijn medicijnen nam, is eigenlijk een soort van zelfdoding.
Dus wat doe je dan? Hoe kan je beseffen wat realiteit is als je nooit zeker weet of je het ervaart? Hoe kan je rustiger aan doen?
Ik binge. Ik probeer mijn manisch-obsessieve symptomen op consumptie te richten. Jezelf verliezen in iets lijkt de beste manier om mijn gedachten te vertragen, de onzin te temperen en de verhalen vast te houden. In het verleden was dit zelfdestructief (denk aan drinken, seks, Warhammer spelen) maar naarmate ik ouder werd leerde ik die stroom aan gedachten om te zetten naar een doel. Boeken, films, muziek: ik gebruik ze als snoepjes die ik in een bos achterlaat, om te kunnen achterhalen waar mijn geest heeft gedwaald. Ook al kan ik me niet veel herinneren van wat er afgelopen jaar is gebeurd, ik kan je wel vertellen dat ik de afgelopen twee maanden de volledige filmografie van Akira Kurosawa heb gezien. Die, toevalligerwijs, grotendeels te maken heeft met een samenspel tussen tijd, waarheid en herinnering.
Er is een moment geweest in zijn meesterwerk Ikiru (1952), ook wel bekend als To Live, waarin Takeshi Shimura’s karakter Watanabe reflecteert op zijn leven dat zowel heel druk als statisch is: “Wat heb ik hier gedaan? Ik kan het me niet herinneren, hoe hard ik ook probeer. Alles wat ik me kan herinneren is dat ik druk bezig ben geweest. En zelfs toen was ik verveeld.”
Watanabe werkt dertig jaar als ambtenaar. De tijd vervliegt in zijn wanen en hij staat er niet bij stil. Totdat hij gediagnosticeerd wordt met maagkanker en nog zes maanden te leven heeft. Hij wordt uit zijn waan gerukt, en tijd en herinnering krijgen een nieuwe betekenis. Hij merkt de ondergaande zon op: “Oh, wat prachtig. Ik heb in dertig jaar geen zonsondergang gezien.”
Drukte en verveling. M’n brein wisselt constant tussen deze twee gemoedstoestanden. Mijn drukte vult verveling op, en de verveling beteugelt mijn drukte. Mijn herinneringen verschijnen in de kloof tussen deze twee uitersten, gedefinieerd door de een of de ander. Alles wat ik me kan herinneren is dat ik gewoon druk was. Maar zelfs toen verveelde ik me. Ik heb veel zonsondergangen gemist.
De ultieme les van Ikiru is: een man is wat hij doet, niet wat hij zich inbeeldt om te gaan doen. Dat is voor mij moeilijk te bevatten.
Ik vraag me vaak af wat mijn manische gedachtestroom zal stoppen (hopelijk is dat niet maagkanker). Ik word momenteel omgeven door manische constructies en vervaagde herinneringen. De tijd staat stil terwijl mijn gedachten op en neer gaan. De coyote kijkt naar beneden, voordat hij valt.