Mijn ouders zeiden dat ik wit was – maar door een DNA-test kwam ik achter de waarheid

Er bestaat een bepaald gevoel van eenzaamheid en vervreemding dat alleen herkenbaar is voor mensen die opgroeien als raciale buitenstaander in hun eigen omgeving.

Het is de vieze smaak in mijn mond als een vriend zijn ongenuanceerde mening geeft over immigranten; de brok in mijn keel als ik mijn huisgenoot op racistische opmerkingen betrap; de grijze wolk van verwarring en boosheid die me bijna overspoelt als mijn moeder me vertelt dat ze “mijn kleur niet ziet”. Je kunt je niet voorstellen wat voor een gecompliceerd, eenzaam en boos gevoel je hiervan krijgt. Aangezien ik net de waarheid achter mijn bestaan als enige zwarte persoon in mijn witte familie heb ontdekt, ben ik nu pas begonnen het te bespreken met degenen die het dichtste bij me staan.

Videos by VICE

Dit is mijn vreemde verhaal: ik ben opgegroeid in de buitenwijken van Londen als een zwart-achtig meisje in een witte wereld. Mijn Engels-Ierse ouders hebben mij nooit uitgelegd waarom ik niet op hen leek, behalve dat ik – wanneer ik ze onder druk zette – een wonderbaby was met een bruine huidskleur en dat ik het pigment en de gemixte raciale kenmerken had geërfd had van mijn verre voorouders. Mijn broer en ik hebben het nooit gehad over onze verschillen; hij heeft blauwe ogen, is bleek en krijgt sproeten van de zon. Ik heb een bruine huid, kroeshaar, heb ronde vormen en ben fysiek niet in staat om te blozen.

Als kind zag ik mijn niet-witte reflectie in de spiegel, maar ik kon het idee niet aanvaarden dat ik eigenlijk zwart was. Zwartheid kwam met een hele hoop culturele kennis die ik niet had; van bepaald voedsel, kapsels, geschiedenis – en een soort trots die mijn jongere zelf gewoon niet voelde. Toen mijn ouders me vertelden dat ik net zoals zij Engels-Iers was, geloofde ik ze. Ik was maar een kind.

Naarmate ik ouder en cynischer werd, begonnen steeds meer mensen hardop vraagtekens bij mijn verhaal te zetten. Vreemden zeiden tegen me dat ik duidelijk geadopteerd was en kinderen die ik op vakantie ontmoette, vroegen of ik tijdens de geboorte verwisseld was of vroegen zich af of ik loog. “Jouw moeder en de melkboer verzwijgen iets voor je”, lachten de jongens. Toen ik veertien was, begon ik aan mijn ouders te twijfelen. Maar pas na mijn vaders dood in 2015 liet ik mezelf toe om op zoek te gaan naar de antwoorden die ik nodig had. Overmand door verdriet deed ik een paar DNA-testen en ontdekte ik wat ik al die tijd al vermoedde, maar niet onder ogen durfde te komen: dat ik niet aan mijn vader verwant was. Tenminste, niet in biologische zin.

In eerste instantie ontkende mijn moeder het en zei ze dat het waarschijnlijk een vergissing was. Iedere avond als ik thuiskwam van werk schreeuwde ik tegen haar, omdat ik antwoorden wilde. Uiteindelijk biechtte ze op dat ze een onenightstand had gehad met een zwarte man in West-Londen.

Het afgelopen jaar is onze relatie heel slecht geweest. Mijn moeder weigerde schuld te bekennen, omdat ze vond dat ze toentertijd de beste beslissing had gemaakt. “Je vader en ik hebben je een geweldig leven gegeven,” betoogde ze. En dat is waar. We waren niet rijk, maar we gingen twee keer per jaar op vakantie en mijn ouders hebben nooit een ouderavond of schoolvoorstelling gemist. Ze waren niet perfect, behalve dan in hun onvoorwaardelijke liefde voor mij en mijn broer. Mijn vader heeft het feit dat we niet op elkaar leken nooit ter sprake gebracht.

Maar iedere keer dat anderen me eraan herinnerden dat ik eruitzag als vreemdeling in mijn eigen familie, en het n-woord gebruikten, me vertelden dat ik “terug naar mijn eigen land” moest, voelde het alsof ik een deel van mezelf verloor. Het werd erger door het feit dat niemand om me heen wist hoe ze me moesten troosten. Toen ik achttien was, ontplofte ik bij vrienden, terwijl we op vakantie waren in Spanje toen er racistische grapjes werden gemaakt en we dronken in een bar zaten – sommigen ten koste van mij – terwijl niemand er iets van durfde te zeggen. Een onbedwingbaar gevoel van vervreemding maakte zich van mij meester; ik ontkroeste mijn haar met relaxer, probeerde af te vallen en schoot in de verdediging tegenover iedereen die vragen stelde over mijn etniciteit.

De auteur met haar vader

De vragen die ik aan mijn moeder stelde: hoe kon je niet door hebben gehad dat ik ermee worstelde? Waarom luisterde je niet toen ik zei dat iemand op school me “paki” noemde? Ik weet nog dat ze altijd wegliep; van onderwerp veranderde; het negeerde. En dat is het moeilijkste om te vergeven. Ze zegt nu dat ze deze acties betreurt en dat ze niet wist dat ik eronder leed, maar het duurde maanden voordat ze haar excuses aanbood. Ik moest haar een ultimatum geven: Als jij er niet over praat, ben je me kwijt. De stilte rondom mijn identiteit was oorverdovend en mijn angsten had ik te lang weggestopt.

Opgroeien binnen de veilige context van witheid – naar een katholieke school gaan en bijna alleen maar omgaan met andere rijke witte mensen – betekende dat ik verre van rassenkwesties opgroeide. Ik vond mijn witte mantel fijn als kind, ook al werd hij soms van me afgeslagen door grapjes of samenzwerend gelach. Ik had alleen relaties met witte jongens. Ik kende geen zwarte rolmodellen. Maar nu ben ik aan het onderzoeken wat het echt betekent om door het leven te gaan als vrouw met een gemengde etniciteit en loop ik weer tegen conflict aan met de mensen die het dichtste bij me staan.

“Denk je niet dat Black Lives Matter een beetje overdreven is?” vroeg een vriend me ooit.

“Niemand gebruikt het n-woord meer!” zei iemand afgelopen week tegen me.

“Weet je zeker dat je je ervaringen niet een beetje overdrijft?” vroeg mijn moeder toen ik haar dwong om te luisteren als ik vertelde over al mijn nare ervaringen die ik had onderdrukt.

“Maar je bent nog steeds heel wit!” zei een ouder van een vriend.

De auteur nu

De DNA-testen zorgden ervoor dat ik onderzoek ben gaan doen naar mijn eigen achtergrond en meer geïnteresseerd ben geraakt in identiteitskwesties en zwarte politiek. Mijn zwartheid is zo lang genegeerd, omdat dat het makkelijkste was. Nu weten sommige mensen niet hoe ze om moeten gaan met mijn behoefte om mijn zwartheid eindelijk onvoorwaardelijk te omarmen. Dat is voor sommigen soms moeilijk te verteren.

Meestal behandelde mijn eigen gemeenschap me alsof ik wit was. Als kind raakte ik de tel kwijt over hoeveel racistische opmerkingen ik te verduren kreeg van mensen die ik niet kende (of ze negeerden me compleet of voegde er vluchtig aan toe: “Ik heb het niet over jou, hoor, jij bent niet zwart!”) Ik weet niet of ze ooit zullen begrijpen waarom culturele toe-eigening mij irriteert, of waarom ik me zorgen maak om beoordeeld te worden op stereotypes over zwarte vrouwen als ik online aan het daten ben. Met mijn familie en vrienden kan ik het niet hebben over micro-agressie (subtiel racisme) of over discriminatie gebaseerd op huidskleur – ze weten niet dat dit bestaat. De meeste van hen zijn liefdevolle, maar passieve bondgenoten, en het is vervelend om het de hele tijd uit te moeten leggen en mensen te moeten informeren. Er is een kloof tussen ons en ik weet niet zeker of die ooit zal worden gedicht.

Toch ben ik oké met het feit dat we eindelijk dit soort gesprekken hebben. De ouders en neven van mijn vader hebben me ervan verzekerd dat ik altijd een deel van de familie zal zijn en oude schoolvrienden hebben weer contact met me gezocht om me te steunen. Ik heb excuses van exen en kennissen gekregen die mijn verhaal online hebben gelezen en mij verontschuldigende berichten stuurden om de ongevoelige opmerkingen die ze als kind hebben gemaakt, goed te maken. (Een ex als tiener noemde me “caramel queen” in bed. Op dat moment kon ik niet goed onder woorden brengen waarom ik er ongemakkelijk van werd.)

De waarheid onthullen over mijn etniciteit was als het omverblazen van een emotionele muur. Ik verdronk in een zee van raciale verwarring, maar nu kom ik erachter dat de waarheid me helpt om te praten met mijn vrienden en familie over wie ik echt ben.

Het duurt alleen een tikkeltje langer dan ik had verwacht.