Drugs

Mijn vader was tandarts, maar besloot op een dag lsd-dealer te worden

Illustraties door Ben van Brummelen

Het is 1988, als mijn vader in Frankrijk bij de grens met België stilstaat, en hij het raampje van zijn donkergrijze Volvo open draait. Er wordt hem gevraagd zijn papieren tevoorschijn te halen. Een van de wachten kijkt met een adelaarsoog de auto in. “Maar natuurlijk meneer,” antwoordt mijn vader.

Videos by VICE

Hij overhandigt de documenten en de grenswacht werpt een vluchtige blik op zijn paspoort. “Kunt u even uitstappen?” vraagt hij. Mijn vaders hart bonst, maar des te koeler is zijn gezicht – hierop heeft hij zich voorbereid. In de wielen zit een grote hoeveelheid lsd verstopt. Tot zijn grote schrik ziet hij in de hand van de agent vijf zegeltjes, die eruitzien als kleine postzegels. Alleen dit is lsd, en dat weet de grenswacht ook. Met een vileine blik kijkt de agent hem aan. “Wat zijn dit meneer? Ze vielen uit uw paspoort.” Hij hoopt dat hij kort genoeg twijfelt dat het bij de beambte niet opvalt.

Mijn vader reageert zo laconiek mogelijk: “Oh, dat zijn mijn vijf gelukszegeltjes! Ik was vorig jaar op vakantie in India, en toen ik in Goa was kreeg ik deze van een goeroe. Hij zei dat ze geluk gaven.” Hij wordt gesommeerd op een stoel plaats te nemen, terwijl zijn auto wordt onderzocht. Na twintig minuten komen ze terug, de grenswacht legt een hand op zijn schouder. “U bent aangehouden,” zegt hij. Mijn vader voelt zijn maag ineen krimpen – Franse gevangenissen staan erom bekend dat ze meedogenloos zijn. “Nee hoor, grapje,” zegt de wacht vervolgens. “U kunt gaan. Maar laat uw gelukszegeltjes voortaan lekker in Goa.” Mijn vader woonde in Londen, maar besloot in 1981 van de één op de andere dag naar Amsterdam te verhuizen, zonder een briefje achter te laten. Ik was toen nog niet geboren, maar mijn halfbroers, destijds negen en zeven jaar, wel. In combinatie met de scheiding die erop volgde, was het voor hen een vrij traumatische ervaring.

Hij was op dat moment een heel succesvolle tandarts, en had een kliniek in een van de duurste straten van Londen. Daarnaast had hij twee kinderen, een vrouw en een leven vol luxe, met mooie auto’s en motors. Waarom zou hij dat allemaal achterlaten, en inruilen voor een leven in de criminaliteit, in een andere stad? Ik heb dit nooit begrepen, en op een dag besloot ik hem er alles over te vragen.

Hij vertelde over zijn eerste aanraking met lsd. “Een Amerikaanse vriend me, Toby, kwam in 1971 met zijn vriendin naar Londen, met tienduizend hits lsd vastgebonden in blaadjes aan zijn benen. Daaroverheen droeg hij dikke sokken en bergschoenen, en liep zo de douane door. Ze namen veiligheid en drugshandel in die tijd nog niet zo erg serieus. Hij verkocht de drugs, kocht een witte cabrio, en gaf wilde feesten vol met seks, drugs, waar allerlei gekke kunstenaars op afkwamen. Londen was een vrije stad in de jaren zestig en zeventig.

Op één van zijn feesten zei Toby tegen mijn vrouw en mij: ‘Neem dit!’ We namen het, zonder te weten wat het was. Mijn vrouw ging er heel goed op, en zag overal kleuren. Ik had een duistere trip, de ergste van mijn leven.

Regelmatig had ik flashbacks naar die grimmige trip, vooral wanneer ik met hele serieuze en verantwoordelijke dingen bezig was, zoals het vullen van gaatjes. Ik begreep niet wat mensen zo leuk vonden aan lsd. Toch denk ik dat toen iets in me is ontketend, een verlangen naar een ander leven. Het zou nog jaren duren voor ik de stap durfde te zetten om alles achter te laten en naar Amsterdam te verhuizen.” 

In Amsterdam opende mijn vader een nieuwe tandartskliniek, maar het interesseerde hem niet erg meer. “Tandarts zijn vond ik saai,” vertelt hij. “Het paste gewoon niet echt meer in mijn nieuwe leven in Amsterdam. Ik vond andere dingen veel interessanter: de boeiende mensen, het gescharrel met Nederlandse vrouwen, wiet, de vrijheid die er was. In 1985 raakte ik in een coffeeshop aan de praat met een Amerikaan, Tony. Hij was een enorm charismatische man, een acteur, met zwartgeverfd haar. Hij handelde in drugs, zo bleek al snel. We werden vrienden en na een tijdje vroeg hij of ik weleens had overwogen om me op de handel in lsd te focussen.” 

Mijn vader ging erop in en plande zijn eerste smokkeltrip. “Het leek me spannend, zo’n duik in de onderwereld. Bovendien hoefde ik in die tijd aan niemand verantwoording af te leggen, en woonde ik in mijn eentje. In 1986, een jaar nadat ik hem had ontmoet, introduceerde Tony me in het drugsmilieu.

Ik begon met kleine smokkeltrips. De eerste twee jaren waren voorzichtige successen, maar daarna kwam het grote geld. Er waren twee mannen – waarvan ik op dat moment niet doorhad dat het hele grote guys in het wereldje waren – die me uitlegden hoe ik het beste kon smokkelen. De truc was om zo creatief mogelijk te zijn. Zo ben ik rond Kerstmis een keer naar Spanje gereisd met een grote tas met platen van The Rolling Stones, The Beatles en Bob Dylan. Het waren allemaal dubbel-lp’s, waarin ik per stuk een paar duizend doses in kon doen. Ik denk dat er wel 22 duizend hits in verstopt zaten. Ik kwam aan op Eerste Kerstdag, en er waren maar weinig mensen op het vliegveld. De douanebeambten waren allang blij dat ze wat te doen hadden, en pakten de tas met lp’s, om uitgebreid elke plaat te onderzoeken.

Toen keken ze me aan en zeiden ze dat ze zelf grote fans waren van de Stones en de Beatles. Vervolgens gaven ze me de platen terug. Ik kwam er later achter dat ik minstens acht jaar gevangenisstraf zou hebben gekregen als ik met zo’n grote hoeveelheid was gepakt. Ai!” 

Mijn vader was vaak in de Verenigde Staten te vinden, waar in de jaren tachtig op sommige plekken de hippie-mentaliteit nog erg aanwezig was. Er werd daar veel lsd geconsumeerd en geproduceerd, en er waren dus ook veel drugsdealers actief. Het wereldje paste bij mijn vader. Hij had ook wel eens geëxperimenteerd met cocaïne, maar vond die scene veel te luguber en gewelddadig. 

“De in Hawaii-hemden geklede ‘zakenlui’ wachtten me op met spandoeken. In die tijd hoefde het allemaal nog niet zo incognito. Ze hadden namen als Rainbow en Sunshine, en namen me mee naar prachtige huizen vol kunst, en met grote, groene veranda’s. De lui in de lsd-wereld waren vaak hele leuke, interessante mensen. Echt louche onderwereldfiguren waren het niet. Althans, zo kwamen ze niet op me over.”

Nadat hij enkele jaren actief was geweest als lsd-dealer, startte de politie in Nederland een onderzoek naar hem, en op een gegeven moment hadden ze genoeg bewijs om zijn huis te doorzoeken. Toen was hij erbij.

Ik sprak ook mijn moeder over dit alles. Al sinds haar twintigste werkt ze als ambtenaar, en ze is iemand die nooit door rood rijdt. Ze had geen idee van wat mijn vader uitspookte, tot ze op een dag in 1991 de krant pakte, en op de voorpagina een cartoon zag van een tandarts, die zijn patiënten lsd voert. De zaak was niet onopgemerkt gebleven en met name de Volkskrant besteedde er veel aandacht aan.

Ze zei erover: “We hadden een oer-Hollandse latrelatie, zagen elkaar hooguit een paar keer per week. Dat hij op cursus of zakenreis was, was voor mij normaal. Achteraf gezien had ik daar misschien meer vraagtekens bij moeten zetten, maar mijn moeder was in die tijd stervende, en ik was vooral met haar bezig.”

Toen mijn vader in voorarrest zat, kwam ze erachter dat ze zwanger was van mij. Dat was een loodzware tijd voor haar. Mijn vader heeft uiteindelijk een jaar in de gevangenis doorgebracht, een hele donkere periode, zegt hij zelf. Wel had hij goed contact met de cipiers, en met andere mensen die er werkten. Hij was geliefd, omdat hij veel kon vertellen over zijn interesses, zoals lezen, film en muziek. Ook gaf hij Engelse les aan zijn Hollandse medegevangenen. Slim als hij was zei hij dat hij claustrofobisch was, waardoor zijn cel als enige open mocht blijven.

In de gevangenis ontdekte hij zijn liefde voor tekenen, en na zijn vrijlating is hij kunstenaar geworden. Hij is nooit meer het verkeerde pad opgegaan.