Identiteit

Moet je binnenkort rijk zijn om in Brussel te wonen?

wooncrisis brussel gentrificatie

Was het een uitgemaakte zaak dat het een fortuin zou kosten om in grote steden te wonen? In Brussel is de gemiddelde kostprijs voor het huren van een appartement ondertussen bijna gestegen tot 1100 euro per maand. Zelfs steden die best beschermd zijn van die trends zien ook een prijsontploffing, kijk maar naar Marseille. Daarbij kunnen we niet zeggen dat de huisvesting op de markt ons echt doet dromen (dat kan mijn dagelijks bezoekje aan Immoweb me wel bevestigen), noch diens eigenaren. Eerlijk gezegd, je zou je er bijna bij neerleggen, het voelt alsof we alleen maar machteloos staan tegenover deze hele situatie. 

Mathieu Van Criekingen, docent-onderzoeker in geografie en stedenbouwkunde aan de ULB en schrijver van Contre la gentrification (La Dispute 2021), deelt die mening niet. In zijn boek stelt hij de onvermijdelijke gentrificatie van de arbeiderswijken – en de stijgende huurprijzen daar – aan de kaak. 

Videos by VICE

Voor hem is het een kwestie van de stedelijke problemen te herpolitiseren en huisvesting uit de marktlogica te halen. Zijn discours ligt daarmee mijlenver weg van degenen die deze problemen los zien van sociale conflicten. Wij spraken af met Mathieu om te praten over de onvermijdelijke prijsstijging van de huur die vooral politieke machtsrelaties vertegenwoordigen.

VICE: Zullen we binnenkort rijk moeten zijn om in Brussel te wonen?
Mathieu:
Ja, toch zeker om te wonen in omstandigheden waar huisvesting niet 40, 50 of 60% van een budget inneemt. Dit is een trend die we de laatste 15 tot 20 jaar hebben zien ontwikkelen. We zien dat het deel van een huishoudelijk budget dat wordt gebruikt voor huisvesting enorm aan het stijgen is. Hoewel niet even snel, zien we ook een stijging in dakloosheid. Dat betekent dat de meesten wel onderdak hebben, maar steeds meer en meer ervoor betalen en daardoor minder kunnen uitgeven aan andere zaken zoals gezondheid, school, vrije tijd of voedsel.

Welke reacties zien we ten opzichte van dit vooruitzicht?
Sommigen verlaten de stad, maar de meesten blijven. Dus de enige optie is om huisvesting te accepteren die minder past bij onze noden. Drie kinderen? Steek ze allemaal in één kamer. Het is duidelijk dat de druk op de omstandigheden voor arbeiders die het financieel niet breed hebben – en dit gaat om verschillende profielen – stijgt en het elk jaar steeds moeilijker wordt. Daarbovenop komen ook nog eens de energiekosten van een woning, wat een extra dimensie toevoegt.

Welke trends zien we op vlak van de steeds grotere toename aan gegentrificeerde buurten in Brussel? 
Er zijn heel wat tendensen die tegelijk op elkaar inspelen. Enerzijds is er de druk op vastgoed die stijgt in de arbeiderswijken van de stad, wat hand in hand gaat met politieke strategieën om die buurten aantrekkelijker te maken. Anderzijds is er ook weerstand tegen die druk, soms georganiseerd en zelfbewust – collectieven die vechten door te squatten, protesten en petities, bijvoorbeeld – en soms ook niet. Het gaat om doorgaans verzet. De arbeiderswijken zullen niet zomaar ineens verdwijnen.

“De stad is een echt belangenconflict gezien van dit punt. Het is een strijdperk, niet in de zin zoals wat we vandaag zien in Oekraïne, maar een conflict van normen, waarden en wereldvisies…”

Hoezo?
Er zijn een heleboel factoren die deze plekken sterk maken tegen gentrificatie. De belangrijkste daarvan is het feit dat deze ruimtes een hoge graad van bevolkingsdichtheid hebben, er leven veel mensen die er verblijven, shoppen, een zaak openhouden en afspreken met familieleden… Er is geen alternatieve arbeiderswijk in Brussel, ze kunnen er niet van de een op de andere naartoe verhuizen. Met als gevolg dat deze wijken de draagkracht hebben om zich te verzetten tegen externe druk, zoals gentrificatie. Wat er volgens mij nu gaat gebeuren is eigenlijk al bezig. De druk van beide kanten, de toenemende gentrificatie en het verzet van de wijken, dat leidt tot spanningen. Wat we mogen verwachten in de toekomst is meer conflict dan wat we vandaag ervaren. Maar een scenario zoals in Venetië, bijvoorbeeld, waar toerisme en Airbnb alles overnemen, zal niet snel gebeuren in Brussel, denk ik. 

In verband met spanningen denk ik dan aan het Kanal Centre Pompidou museum?
Wel, het museum is al een verhaal op zichzelf. Het is nog niet geopend. Het is in de eerste plaats een project om Brussel op de kaart te plaatsen als een hedendaagse kunstbestemming; zodat het meer toeristen zal aantrekken en dus economische activiteit opbrengt. Het is altijd gebaseerd op het model van de economische groei. De tweede vraag was: “waar zetten we het museum?” Hier is het duidelijk een politieke kwestie om het gebouw te zetten op een plek waar er helemaal geen infrastructuur voor is. Het doel werd gesteld om bij te dragen aan wat de overheden ‘de heropleving’ van een deel van de stad noemen, om nieuwe bruggen te bouwen met Molenbeek. De toespraken die spreken over een link tussen het museum en sociale mengeling of cohesie zijn een voorbeeld van wishful thinking, maar eigenlijk is het verre van magisch. Als we terugdenken en de vraag stellen hoe kunnen we coöperatie bevorderen en een mengeling van mensen in dit deel van de stad teweegbrengen, dan denk ik niet dat een museum voor hedendaagse kunst het eerste idee om binnen te schieten zal zijn. Er zullen eerst zo’n zesendertig andere voorbijgaan. 

Is er een probleem met het dominante discours als we het hebben over de arbeiderswijken?
Natuurlijk, er zijn heel wat sociale noden die we moeten tegemoetkomen: huisvesting, onderwijs, diensten, faciliteiten … Maar de oplossing is niet om deze wijken te transformeren tot iets aantrekkelijk, maar om ze te verbeteren op basis van deze noden. Dat is het waard, want deze wijken zijn een bron voor heel wat inwoners. Je kunt hier komen wanneer je je ouderlijk huis verlaat of als je van het buitenland verhuist. Het zijn wijken die een functie vervullen, die andere wijken in de stad niet kunnen. In deze zin zijn het wijken die nuttig zijn voor velen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat het er gemakkelijk wonen is, of alles rozengeur en maneschijn is. 

“De oplossing is om huisvesting uit de marktlogica te halen. En sociale woningen. Maar sociale woningen in een neoliberaal tijdperk zijn niet zo populair.”

Is er dan een probleem met het taalgebruik van dit debat?
Als we het hebben over een getto om deze buurten te karakteriseren, dan betekent het dat er niets meer mee aan te vangen valt. Het is over en voorbij, een verloren zaak. Dan kun je beter alles platgooien en er iets nieuws bouwen. Dus volgens mij is het een kwestie van representatie; het valt niet te ontkennen dat er in deze wijken veel te verbeteren valt. Maar verbeteren betekent niet veranderen. Vaak wordt het debat in Brussel volledig karikaturaal: je bent ofwel voor gentrificatie of voor een getto buurt. Als je kritiek levert op gentrificatie, dan impliceer je zogezegd dat je voorstander bent van een getto. Dit is dom en absurd: de juiste vraag is ‘voor wie willen we de wijk herontwikkelen?’ Maken we het aantrekkelijk voor nieuwe inwoners en investeerders, of willen we de leefomstandigheden van de huidige inwoners verbeteren? Maar dit is een argument dat zo gemakkelijk is, dat het nog gemakkelijker over het hoofd wordt gezien. 

Is er nog marge om de ontploffing van huurprijzen tegen te gaan? 
Alle verenigingen en mensen die zich hier mee bezighouden, hebben twee standaardeisen. Enerzijds, om meer echte sociale woningen te bouwen. Ten twee, om een plafondsysteem te ontwikkelen, met andere woorden, om niet langer de huurprijzen volledig vrij te laten beslissen gebaseerd op een oneerlijke relatie tussen de eigenaar en huurkandidaat. We hebben criteria nodig hiervoor. Momenteel is de vraag hoe we de stijging kunnen tegengaan met een verplicht vangnet, en alles wat dat inhoudt in termen van huurindexering – iets waar hevig over gedebatteerd wordt. De Brusselse overheid kon niet tot een akkoord komen om de indexering tot 2% te limiteren, desondanks het feit dat alle partijen akkoord gaan, met uitzondering van twee die zich alliëren met de vakbond van eigenaren die er niets van moeten weten. Het is dus een kwestie van politieke machtsspelletjes.

Zijn er tegenmachten die de inwoners als beginpunt van deze zaak zien en hen ook beslissingsrecht geven?
Er zijn georganiseerde tegenmachten zoals Inter-Environment, die militant zijn, die naar overlegcomités met bewoners gaan. Hun manier van werken is door te zeggen “Oké, we zijn nieuwe woningen in onze buurten, maar plan toch minstens 25% aan sociale woningen in, anders zal niemand het hier binnenkort nog kunnen betalen om te wonen.” Ook al zien we achteraf dat het Gewest er vaak niets aan doet en toch vergunningen leent voor enkel particuliere woningen, zoals bijvoorbeeld gebeurde bij Thurn en Taxis. Het probleem is ook dat de beslissingen vaak al genomen zijn door de overlegcommissie en politici al toezeggingen hebben gedaan aan de vastgoedmakelaars. 

Zo’n tiental jaar geleden, was het nog mogelijk om zo’n projecten tegen te gaan met argumenten omtrent erfgoed: “We willen dit gebouw niet vernietigd want het is erfgoed.” Vandaag zien we dat diezelfde argumenten minder doorwegen, omdat het advies van erfgoedverdedigers niet langer bindend, maar louter indicatief is. Hier wordt momenteel ook over gedebatteerd, over de renovatie van de Beurs in het stadscentrum tot Belgian Beer World. De erfgoedverenigingen hebben al duizendmaal gezegd dat er bepaalde aspecten van deze nieuwe constructie nadelig zijn. Het gevolg is dat we geen discussies meer houden over het onderwerp maar uiteindelijk een juridisch debat tussen advocaten wordt.

In je boek heb je het over depolitisering, wat betekent dat precies in de huidige context waar we steeds meer tijdelijke bezettingen zien gepromoot worden door openbare autoriteiten, zoals Studio City Gate? 
Tijdelijke bezettingen geïnitieerd door openbare autoriteiten zijn momenteel heel populair, niet enkel in Brussel. Het is een instrument geworden in urban planning dat helpt om leegstaande gebouwen te vermijden tot renovaties op komst zijn. Eens de vastgoed dynamiek terug op gang is, worden de projecten die het gebouw in bruikleen hadden gevraagd om het pand te verlaten. Dat contrasteert met bijvoorbeeld het protest tegen het Key West project van promotoren Immobel en BPI (het A’Rive project n.v.d.r.) georganiseerd door de Biestebroeck kraakgroep. Die wou nadenken over hoe ze het tijdelijke aspect van hun bezetting konden vermijden en waarde konden geven aan een plaats door ze te bezetten, desondanks het feit dat de bezetting toch van tijdelijke duur was. Dus ja, de stad is een echt belangenconflict gezien van dit punt. Het is een strijdperk, niet in de zin zoals wat we vandaag zien in Oekraïne, maar een conflict van normen, waarden en wereldvisies… 

“Ik vind het belangrijk om weg te stappen van het dogma van aantrekkelijkheid, wat vandaag gezegd wordt over vele openbare projecten. Wat houdt een goede buurt in? Een aantrekkelijke buurt, of een buurt die voldoet aan de noden van diens inwoners?”

Dat komt een beetje overeen met wat je schreef in je artikel voor Lava: we beseffen niet wat er schuilt achter coole en nieuwe plekken in de stad, zoals deze bezettingen; we denken dat het nice is maar vergeten wat erachter schuilgaat en de machtsrelaties waarin ze verweven zitten. 
Wie zijn de actoren, wie doet wat en wie heeft de macht? Dat is voor mij de essentie: onszelf afvragen wat deze machtsrelaties inhouden. Natuurlijk horen we dat het beter is, beter met mensen dan zonder. Dat is gewoon een morele lezing van de situatie. Maar we moeten afstappen van die morele lezing en denken aan de politieke kant. Ik vind dat, op het niveau van discussies van stedelijke problemen, het debat gedepolitiseerd is. 

Het aantal natuurmetaforen gebruikt in dit debat illustreert dit punt: we zeggen ‘heropleving’, ‘wedergeboorte’ over een wijk, alsof het een levend wezen was, alsof de bouw van een stad de natuurwetten volgt. Natuurlijk is er niemand tegen het leven van een wijk. Dat is buiten de kwestie. De vraag is: voor wie? Of tegen wie? Voor wiens voor-of nadeel?

Zijn dit de problemen die je aankaart in je boek? 
Daarover gaat de volledige introductie. 

Natuurlijk zien we ook dat er steeds meer mensen uit het huidige systeem willen stappen. 
Ja, het is een manier om eraan te ontsnappen. De oplossing is om huisvesting uit de marktlogica te halen. En sociale woningen. Maar sociale woningen in een neoliberaal tijdperk zijn niet zo populair… In de plaats daarvan zien we de groei van zogenaamde sociale woningen, die an sich wel interessant kunnen lijken, zoals Community Land Trust Brussel. Maar het project van Community Land Trust Brussel is niet veel meer dan 100 woonplaatsen, een druppel in een oceaan van noden … en hun ambitie is om 1000 te behalen in 2030, terwijl er 50.000 families in de wachtrij staan voor sociale woningen. Het is een beetje een rookgordijn.

Dus ook sociale woningen bouwen zit er niet in als oplossing?
Als we kijken naar het aantal sociale woningen die er worden gebouwd in Brussel, zijn er twee periodes waarin heel wat constructie plaatsvond: tijdens het interbellum, en tussen 1950 en 1960. Sinds het begin van de jaren 2000 kwamen we tot op een historisch minimum. Veel gemeenten zijn tegenstrijdig over het vrijmaken van land voor de bouw van sociale woningen, zeker in middenklassewijken, waar groepen samenkomen om nieuwe sociale woningen in hun buurt tegen te gaan. 

Kunnen we eigenlijk iets verwachten van de overheden?
Ik vind het belangrijk om weg te stappen van het dogma van aantrekkelijkheid, wat vandaag gezegd wordt over vele openbare projecten. Wat houdt een goede buurt in? Een aantrekkelijke buurt, of een buurt die voldoet aan de noden van diens inwoners? We keren in feite terug naar de horizon van het recht hebben op de stad, zoals Henri Lefebvre’s theorie: een terugname van de productie van de stad, met de criteria van de bewoners in plaats van die van de investeerders.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.