Dit is Roy Santiago met zijn hond. Foto: Mike Nicolaassen
Een poosje geleden postte ik op Facebook dit artikel van Noisey UK. Het ging over de baantjes achter de Engelse bandjes (zo zou ik dat artikel hebben genoemd, maar ik heb bij Noisey UK geen ene fuck te vertellen natuurlijk). De bandleden van onder andere Gnarwolves en Baby Godzilla werken overdag in telefoonwinkels en wafelhuizen. Leuk om te lezen én heel erg herkenbaar. Ook in Nederland zijn we er waanzinnig goed in om duffe namen te verzinnen die alleen grappig zijn voor de bandleden zelf, maar belangrijker nog: ook hier is het als muzikant keihard bijbeunen geblazen.
Videos by VICE
Weet je waar muzikanten echt een gruwelijke hekel aan hebben? Als ze aan iemand moeten vertellen dat ze muziek maken. Want met slechts drie woorden (‘Ik maak muziek’) ontketen je een hele reeks aan vragen en adviezen waar je absoluut niet op zit te wachten. Op alle familiereünies vragen mijn ooms en tantes hoe het met mijn muziek gaat, en of ik niet van mijn hobby mijn werk wil maken (“Van horizontaal op de bank alle seizoenen van The West Wing binchen? Nee, daar valt volgens mij weinig m…- OH u bedoelde mijn muziek?”). Daarna komen de goedbedoelde adviezen: “Weet je wat je eens zou moeten doen? Een cd naar De Wereld Draait Door/Giel Beelen/Pinkpop sturen!”
Dat veel mensen denken dat je als muzikant genoeg geld kan verdienen is eigenlijk niet zo raar; als je omgeving ziet dat je veel speelt, dat je nooit tijd hebt, en dat je weleens één minuut op tv bent, gaan ze er een beetje vanuit dat de barkies staan te dringen om op jouw bankrekening te mogen. Maar in een band zitten is naast heel hard werken vooral heel erg duur. Een studio huren, een plaat laten persen, promotie – voor je het weet zit je aan een beker automatenkoffie te nippen bij het UWV. Vervolgens is het te hopen dat mensen je plaat daadwerkelijk gaan kopen en dat zalen je willen boeken. Anders kom je niet eens uit de kosten.
Ik ken een aantal mensen dat fulltime muziek maakt. Ze werken als sessiemuzikant voor artiesten als ze niet met hun eigen materiaal bezig zijn. Of ze leggen zich toe op het produceren van albums van andere bands. En dan heb je nog een handjevol gitaristen dat lesgeeft op een muziekschool. Maar de meeste muzikanten die ik ken hebben gewoon een baan: ze staan achter de bar, werken van negen tot vijf bij een reclamebureau of bedienen een vorkheftruck bij de Sligro. Dat laatste lijkt me trouwens te gek om een keer te doen.
Gek genoeg moet ik hier zelf ook nog altijd aan wennen. Deel ik een kleedkamer met een andere band, dan is de kans groot dat ik in een gesprek verzeild raak over werk, net als op een verjaardag eigenlijk: “En, wat doe jij in het dagelijks leven?” Iedereen weet dat jij op je zestiende net zo goed andere ideeën had over het leven van een muzikant (aan meisjes zitten, dronken worden, rokend op de foto gaan en dat je ouders dat maar gewoon moeten accepteren), maar zo werkt het nu eenmaal niet. Want in een tourbusje kan je niet wonen (niet écht) en van drummen krijg je honger.
Om mijn vaste lasten te coveren werk ik als verpleegkundige in een kliniek. Ook daar word je absoluut niet rijk van trouwens, maar verder is het heel erg aan te raden. Het is nooit saai en ik werk onregelmatig. Zo kan ik in drukke periodes wat minder werken en andersom. Door de onregelmatigheid krijg ik extra toeslag. Mijn collega’s weten dat ik ‘iets met muziek’ doe, en dat ik soms plotseling een dienst moet ruilen. Dat is nooit een probleem.
Ondanks mijn baantje blijft het erg moeilijk om een beetje uit de kosten te komen, vooral dus met mijn dure ‘hobby’ ernaast. Begin volgend jaar breng ik een nieuw album uit. Ik heb goed kunnen besparen op de opnames, waardoor ik weer wat meer kon uitgeven aan het mixen. Nu moet de plaat nog worden geperst. Dat alleen al is kloteduur, en dan komen er nog allerlei andere dingen bij: masteren, promotie, repeteren, nieuwe spullen – wás het maar een hobby, dan zou ik tenminste nog kunnen beslissen om ermee te stoppen.
Om mijn komende release te bekostigen heb ik daarom een donatiecampagne opgezet. Een simpel concept: ik geef gave dingen weg in ruil voor een donatie. Eigenlijk betaal je het album dus gewoon vooraf. Dat heb ik nodig om de persing van het vinyl te kunnen betalen. Het voelt een beetje gek om mensen zomaar om geld te vragen, daarom probeer ik dit voor mezelf en voor de donateur leuk te houden. Ik wil mensen niet lastig vallen met doelen die behaald moeten worden. Dat je elke dag een mailtje krijgt met: “We hebben nog maar 25% procent nodig! Mag onze drummer jouw auto komen wassen?” Wat wel leuk is aan deze donatiecampagne is dat het persoonlijker wordt; mijn directe vrienden krijgen het album van mij en hoeven niet naar de winkel. Ook goed is dat mensen kunnen doneren wat ze willen, vooral omdat veel donaties van muzikanten komen, en je weet: die hebben geen geld.